Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: Bewijs
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
123680
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Cliënt stelt dat het door de zorginstelling opgestelde zorgplan niet is uitgevoerd. Door de slechte behandeling is de gezondheid van de cliënt zeer hard achteruitgegaan en is er sprake van onherstelbare fysieke en geestelijke schade. De zorginstelling is van mening dat er gedurende de korte periode van opname veel gedaan is en een hoge mate van inzet is geweest van verpleging en artsen. Tijdens de opname van de cliënt was er geen sprake van achteruitgang. De commissie oordeelt dat uit de stukken niet kan worden afgeleid welke onderdelen uit het zorgplan niet goed zouden zijn uitgevoerd en welke schade de cliënt daardoor heeft geleden. Er is hiervan geen bewijs aangeleverd.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats], en Zorggroep Noorderboog, gevestigd te Meppel (verder te noemen: de zorginstelling).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 12 juli 2019 te Zwolle. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De zorginstelling werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam teamleider] en [naam manager].
De cliënt is niet ter zitting verschenen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil ziet op het niet uitvoeren van het opgestelde zorgplan door de zorginstelling.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, te weten de klacht met bijlagen die op 11 februari 2019 is ontvangen.
De klachten bestaan uit het feit dat het door de zorginstelling opgestelde zorgplan niet is uitgevoerd. Door de slechte behandeling bij de zorginstelling is de gezondheid van de cliënt zeer hard achteruitgegaan. Van revalidatie was beslist geen sprake, integendeel zelfs. Ten gevolge van de slechte behandeling is er sprake van onherstelbare fysieke en geestelijke schade.
Standpunt van de zorginstelling
Voor het standpunt van de zorginstelling verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar de schriftelijke reactie op de klacht d.d. 3 juli 2019. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
De zorginstelling stelt allereerst dat de klacht van de cliënt betreffende het zorgplan niet eerst is ingediend bij de zorginstelling zelf. Er is in september 2018 wel een intern klachttraject doorlopen bij de klachtenbemiddelaar, maar die klacht had een andere inhoud dan de klacht die nu is ingediend.
In deze kan men zich dan ook afvragen of de melding voor de commissie al dan niet ontvankelijk is. Desondanks wil de zorginstelling toch reageren ten aanzien van de klacht zoals deze nu is ingediend.
De zorginstelling stelt, aan de hand van een overzicht van acties voor de verpleging en het multidisciplinaire team zoals in het zorgplan opgenomen, geen tekorten te kunnen signaleren in de verleende verpleegkundige en multidisciplinaire zorg naar aanleiding van het zorgplan.
De zorginstelling is van mening dat er gedurende de korte periode van opname veel gedaan is en een hoge mate van inzet is geweest van verpleging en artsen. De opname is dermate kort geweest, zonder lichamelijke complicaties, dat niet gesteld kan worden dat daardoor lichamelijke achteruitgang kan zijn ontstaan. Ook was er geen sprake van enige vorm van achteruitgang van lichamelijke aard tijdens de opname van de cliënt.
Beoordeling van het geschil
Niet-ontvankelijkheid
Door de zorginstelling is aangegeven dat de interne klachtenprocedure bij de zorginstelling betreffende deze klacht niet is doorlopen. De zorginstelling stelt derhalve de vraag of de cliënt in zijn klacht wel ontvankelijk is, nu de klacht niet eerst bij de zorgaanbieder is ingediend.
In artikel 6 van het Reglement Geschillencommissie Zorg is vastgelegd dat de commissie op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaart indien hij zijn klacht niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend, tenzij van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht eerst bij de zorgaanbieder indient. De zorgaanbieder stelt in verweer slechts de vraag of de cliënt wel ontvankelijk is, maar doet op de niet ontvankelijkheid, ook desgevraagd ter zitting, geen beroep.
De commissie zal daarom aan deze niet-ontvankelijkheid voorbijgaan en de klacht inhoudelijk behandelen.
Toetsingskader
Tussen de cliënt en de zorginstelling is een zorgovereenkomst gesloten. Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorginstelling bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorginstelling die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorginstelling) voortvloeit uit een zorgovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen, of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
Indien voldoende aannemelijk is dat de zorginstelling jegens de cliënt toerekenbaar tekort is geschoten in de zorgplicht, waardoor de cliënt schade heeft geleden, kan de zorginstelling hiervoor aansprakelijk worden gesteld. Voor aansprakelijkheid van de zorginstelling is vereist dat voldoende aannemelijk is dat deze tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst.
De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder verweten kunnen worden en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Niet uitvoeren zorgplan
De commissie heeft onvoldoende aanwijzing dat de zorginstelling in de zorgverlening aan de cliënt tekort is geschoten. Er kan niet worden gezegd dat er van verwijtbaar handelen sprake is geweest met betrekking tot de zorgverlening. De door de cliënt op 11 februari 2019 ingediende klacht is zeer summier en de stelling dat het opgestelde zorgplan niet is uitgevoerd wordt op geen enkele wijze onderbouwd. Aangezien de cliënt niet aanwezig was ter zitting en er ook geen gemachtigde namens hem is verschenen, heeft de commissie niet meer duidelijkheid kunnen verkrijgen over de vermeende gebreken in de uitvoering van de zorgovereenkomst.
Uit de overgelegde stukken, met name het revalidatieplan, de uitgebreide ontslagbrief van de specialist ouderengeneeskunde van de zorginstelling en de correspondentie rond de eerdere klachtbehandeling, kan de commissie niet afleiden welke onderdelen uit het zorgplan niet goed zouden zijn uitgevoerd en welke schade de cliënt daardoor heeft geleden. Door de cliënt wordt gesteld dat het zorgplan niet is uitgevoerd en hij hierdoor schade heeft geleden, maar hiervan ontbreekt ieder (onderbouwd) bewijs.
Uit het voorgaande, alsmede de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is naar het oordeel van de commissie niet gebleken dat de zorginstelling tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst. Niet is derhalve komen vast te staan dat in de uitvoering van de zorgovereenkomst sprake is geweest van een fout of nalatigheid, dan wel dat het handelen van de zorginstelling daarin heeft geresulteerd dat de noodzakelijke medische zorg door de zorginstelling is onthouden.
Het bovenstaande brengt mee dat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënt ongegrond.
Aldus beslist op 12 juli 2019 door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. C.J.R. de Locht, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs en de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris.