Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: Bewijs
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: niet-ontvankelijkongegrond
Referentiecode:
122126
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Client voelde zich in de gesprekken bij de zorgaanbieder bedreigd, gechanteerd, misbruikt en bespot. Er was naar zijn mening ook ten onrechte sprake van bemoeizorg. Hoewel de communicatie wellicht niet optimaal was, ziet de commissie geen bewijs van bedreiging, chantage, misbruik en bespotting door de zorgaanbieder. Gezien de zorgwekkende toestand van cliënt was het inzetten van bemoeizorg niet onterecht.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], en Stichting GGZ InGeest, gevestigd te Amsterdam (verder te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overlegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 15 april 2019 te Amsterdam. De behandeling van het geschil heeft buiten de aanwezigheid van partijen plaatsgevonden daar zij de commissie vooraf hebben geïnformeerd niet op de zitting aanwezig te willen zijn.
Onderwerp van het geschil
De cliënt beklaagt zich over de bejegening door de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënt
De door de cliënt overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de cliënt op het volgende neer.
Cliënt is door Ipsy Amsterdam voor behandeling doorverwezen naar de zorgaanbieder. Hij stelt dat het intake gesprek in november 2017 erg onplezierig is geweest vanwege de aard van de vragen die hem zijn gesteld en de mededeling dat hij snel de behandeling bij de zorgaanbieder diende af te ronden zodat de uitkering kon worden gestopt en hij aan het werk zou kunnen gaan. Ook in de daaropvolgende gesprekken voelde cliënt zich geschoffeerd. Hij voelde zich bedreigd, gechanteerd, misbruikt en bespot. Hij heeft hier meerdere malen over geklaagd.
In juni 2018 werd de behandeling van cliënt overgenomen door het ACT-team zonder dat een duidelijke overdracht heeft plaatsgevonden. De nieuwe behandelaar, psychiater, heeft bij de intake niets gevraagd over zijn ziektebeeld en heeft geen diagnose vastgesteld. In plaats daarvan werd hem meegedeeld dat hij een opleiding moest gaan volgen en dat de uitkering moest worden stopgezet. Ook door het ACT-team voelde cliënt zich geschoffeerd.
Cliënt heeft getracht om de behandeling door de zorgaanbieder stop te zetten. Maar hij heeft bericht gekregen dat de zorgaanbieder ook in de toekomst hem weer eventueel gedwongen onder behandeling kan stellen.
Cliënt heeft een aantal verzoeken aan de commissie voorgelegd. Hij verzoekt de commissie te bepalen dat:
1/2/6. hij in de toekomst niet meer onder behandeling wordt gesteld van de drie behandelaars waartegen hij zijn klachten richt en dat zij verder geen zeggenschap meer krijgen in eventuele verdere behandeling;
3/5. zijn medische dossier wordt vernietigd, en als dat niet mogelijk is, dat cliënt de mogelijkheid krijgt om het dossier te corrigeren;
4/7. er een juridische procedure wordt gestart tegen degene die hem hebben behandeld vanwege mishandeling;
8. dat de zorgaanbieder hem een schadevergoeding betaalt voor het leed dat zij cliënt hebben aangedaan, een bedrag van € 9.999,–;
9. wordt vastgesteld dat hij ten onrechte is doorverwezen naar het ACT-team, terwijl hij wel degelijk openstaat voor een behandeling;
10. dat elke nieuw behandelingsgesprek wordt opgenomen door een video camera zodat vastgesteld kan worden wanneer een psychiater leugens vertelt of de verkeerde diagnose stelt;
11. de zorgaanbieder de gedeclareerde kosten voor de behandeling terugbetaalt aan de ziektekostenverzekering.
Standpunt van de zorgaanbieder
Het standpunt van de zorgaanbieder luidt als volgt.
In de door de cliënt aanhangig gemaakte klacht heeft cliënt geen geschil neergelegd in de zin van artikel 21 van de Wkkgz en artikel 3 lid 2 van het reglement van de geschillencommissie. De zorgaanbieder verzoekt de commissie cliënt niet ontvankelijk te verklaren in zijn klacht.
Voor wat betreft het inhoudelijke verweer verwijst de zorgaanbieder naar de behandeling van de klachten door de klachtenfunctionaris.
De psychiater heeft aangegeven dat hij de zorg via het ACT team heeft stopgezet. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen voor BOPZ opname.
De psychiater heeft in een reactie op de klachten van cliënt aangegeven dat het nooit de intentie is geweest cliënt te bedreigen, chanteren of bespotten. De reden dat er vanuit de zorgaanbieder contact is opgenomen met cliënt was in eerste instantie omdat cliënt zelf toestemming heeft gegeven voor de doorverwijzing vanuit Ipsy en ten tweede omdat cliënt vroeg om een doorverwijzing naar het FACT omdat hij niet meer door het VIP behandeld wilde worden. Bemoeizorg is mogelijk bij mensen in zorgwekkende situaties die zelf geen hulp of zorg willen. De reden waarom aan cliënt bemoeizorg is gegeven is de omstandigheid dat hij maatschappelijk vastloopt vanuit zijn psychiatrische stoornis en hij naar het VIP team uitspraken heeft gedaan over suïcide. Voor zover de psychiater kan beoordelen speelt dit laatste niet meer.
Op dit moment is er geen sprake meer van bemoeizorg of van een bopz criteria. De behandeling is beëindigd en het medisch dossier is afgesloten. Niets staat een vernietiging van het dossier in de weg. Cliënt kan daartoe een verzoek doen. Ook in de toekomst mag cliënt altijd een behandeling door een behandelaar weigeren. De psychiater kan echter niet de toezegging doen dat hij nimmer meer bij de behandeling van cliënt betrokken zal zijn, gezien zijn werkzaamheden voor de crisisdienst buiten kantooruren en hij waarneemt voor collega psychiaters van het FACT.
Aangezien het uitgesloten is dat cliënt opnieuw bij het VIP in behandeling komt en de psychiater niet tijdens kantooruren bij de crisisdienst werkt, kan hij garanderen dat hij niet de psychiater zal zijn die een rechterlijke machtiging aanvraag in gang zal zetten.
De zorgaanbieder vindt het spijtig dat cliënt de behandeling niet als helpend heeft ervaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.
Beoordeling ten aanzien van de ontvankelijkheid
De commissie overweegt als volgt.
Artikel 3 lid 2 van het reglement van de commissie bepaalt als volgt.
Een geschil kan door een cliënt aan de commissie worden voorgelegd indien:
a. is gehandeld in strijd met de interne klachtenregeling van de zorgaanbieder;
b. de klacht door de zorgaanbieder in onvoldoende mate is opgelost;
c. van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht over een hem betreffende gedraging van de zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening bij de zorgaanbieder indient.
De commissie overweegt dat cliënt alle klachten, behoudens onderdeel 10 genoemd onder vraag 6 van het vragenformulier, eerst heeft voorgelegd aan de zorgaanbieder. Naar aanleiding van de gesprekken met en de schriftelijke reactie van de klachtenfunctionaris heeft cliënt deze klachten aan de commissie voorgelegd. Hij is niet tevreden met de antwoorden van de betrokken behandelaars. Op grond van artikel 3 lid 2 onder b kan cliënt de klachten aan de commissie voorleggen daar hij van mening is dat de klachten door de zorgaanbieder in onvoldoende mate zijn opgelost. Gelet hierop is de commissie van oordeel dat cliënt ontvankelijk is in zijn klachten voor zover hij deze aan de zorgaanbieder heeft voorgelegd.
De commissie heeft vastgesteld dat de cliënt onder andere heeft verzocht om cameraopnames van gesprekken in de toekomst. Dit punt nr. 10 heeft cliënt niet aan de zorgaanbieder voorgelegd, zodat de commissie cliënt voor wat betreft dit klachtonderdeel onder verwijzing naar artikel 6 lid 1 sub a van het reglement niet ontvankelijk verklaart.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst met cliënt.
Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Cliënt heeft geklaagd over de bejegening door de zorgaanbieder. Tijdens de gesprekken met de verschillende behandelaars voelde hij zich bedreigd, gechanteerd, misbruikt en bespot. In plaats van de nadruk te leggen op de medische behandeling werd er naar zijn oordeel nadruk gelegd op stoppen met de uitkering en een opleiding volgen in plaats van het aanbieden van therapie. Op basis van het gestelde door cliënt en hetgeen door de zorgaambieder is aangevoerd bij de interne klachtprocdure, kan de commissie niet tot het oordeel komen, dat sprake is geweest van bedreiging, chantage, misbruik en bespotting. Dat sluit niet uit dat wellicht de communicatie tussen cliënt en zorgaanbieder niet altijd even optimaal is geweest, hetgeen de verhouding tussen cliënt en zorgaanbieder geen goed heeft gedaan. De doorverwijzing naar ACT lijkt bijvoorbeeld onvoldoende met cliënt besproken. Niettemin ziet de commissie in een en ander niet althans onvoldoende aanleiding om op grond daarvan dit klachtonderdeel gegrond te verklaren.
Voorts heeft client aangevoerd, dat ten onrechte sprake was van bemoeizorg. Op basis van de argumenten, zoals de zorgwekkende toestand waarin client verkeerde, die de zorgaanbieder heeft aangedragen bij de interne klachtprocedure kan de commissie in redelijkheid niet tot het oordeel komen, dat de zorgaanbieder ten onrechte is overgegaan tot het inzetten van bemoeizorg. Dat laat onverlet dat, zoals hiervooris aangegeven, wellicht de communicatie daarover is tekortgeschoten. De commissie verklaart dan ook dit klachtonderdeel ongegrond.
De klager heeft aan de commissie een aantal verzoeken gedaan met betrekking tot het oplossen van de klacht.
Ingevolge artikel 19 lid 1 van het reglement van de commissie doet de commissie uitspraak over haar bevoegdheid, de ontvankelijkheid van partijen en het geheel of gedeeltelijk (on)gegrond zijn van de klacht.
De commissie kan op basis van het reglement geen oordeel geven over het verzoek van cliënt dat hij in de toekomst niet meer onder behandeling wordt gesteld van de drie behandelaars waartegen hij zijn klachten richt, dat zij verder geen zeggenschap meer krijgen in eventuele verdere behandeling, dat er een juridische procedure tegen de zorgaanbieder/de behandelaars wordt aangespannen en dat de zorgaanbieder de gedeclareerde kosten aan de ziektekostenverzekeraar terugbetaalt (1,2,4,6,7,11).
Overigens merkt de commissie op dat de zorgaanbieder de behandeling heeft stopgezet en dat het uitgesloten is dat cliënt opnieuw bij het VIP in behandeling komt. Voorts heeft de zorgaanbieder gesteld dat de psychiater niet tijdens kantooruren bij de crisisdienst werkt en dat hij kan garanderen dat hij niet de psychiater zal zijn die een rechterlijke machtiging aanvraag in gang zal zetten indien dit in de toekomst aan de orde zou zijn. De zorgaanbieder heeft aangeboden het medisch dossier van cliënt te vernietigen zodra hij hiertoe een verzoek doet. De commissie gaat ervan uit dat de zorgaanbieder dit aanbod gestand doet.
In zoverre heeft de zorgaanbieder aan deze verzoeken van cliënt voldaan.
Cliënt heeft daarnaast een schadevergoeding gevorderd van € 9.999,– voor het leed dat hem is aangedaan. De commissie wijst dit verzoek wegens onvoldoende onderbouwing af.
Het door partijen meer of anders gestelde behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking omdat dit niet tot een ander oordeel zal leiden.
Gezien het vorenstaande dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
I. verklaart cliënt onder verwijzing naar artikel 6 lid 1 sub a van het reglement niet ontvankelijk in zijn verzoek onder punt 10 van vraag 6 van het vragenformulier (cameratoezicht);
II. verklaart cliënt ontvankelijk in zijn overige klachten;
III. verklaart de klachten van cliënt ongegrond;
IV. wijst de vorderingen van cliënt af;
V. wijst al het anders of meer gevorderde af.
Aldus beslist op 15 april 2019 door de Geschillencommissie Geestelijke gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, mevrouw drs. F.A. Khoenkhoen en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, waarbij mevrouw mr. W. Hartong van Ark als plaatsvervangend secretaris fungeerde.