Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: (On) zorgvuldigheidMedisch dossier
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
41286/79905
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt, vader van klaagster, is na een korte opname bij de zorgaanbieder overleden. Volgens de klaagster was de (diabetes)zorg van de zorgaanbieder ontoereikend. Ook klaagt de klaagster over de communicatie en het feit dat zij geen afschrift krijgt van het medisch dossier van de cliënt.
De zorgaanbieder heeft erkend dat er fouten zijn gemaakt in de zorg voor de cliënt. Voor de commissie staat immers vast dat er sprake is geweest van een gebrekkige communicatie vanuit de zorgaanbieder naar klaagster toe, dat onvoldoende naar klaagster is geluisterd, dat fouten zijn gemaakt met betrekking tot de medicatie van cliënt en dat nagelaten is te reageren op de brieven van klaagster. De commissie verklaart de klacht van de klaagster gegrond.
Er is geen grond voor inzage in het medisch dossier van de cliënt. Dit verzoek wordt afgewezen.
De uitspraak
In het geschil tussen
[Klaagster], wonende te [plaatsnaam], nabestaande van [cliënt].en
Stichting Nusantara Zorg, gevestigd te Ugchelen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 december 2021 te Utrecht.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam], Bestuurder Stichting Nusantara Zorg, en [naam], EVV-er.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de zorgverlening, met name diabeteszorg, aan de echtgenoot van klaagster door de zorgaanbieder.
Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënt is na een kortstondige opname in een instelling van de zorgaanbieder overleden. Klaagster heeft meermalen aan de zorgaanbieder verzocht om inzage in het medisch dossier van cliënt om erachter te komen wat de oorzaak is geweest van zijn overlijden.
Cliënt had al 40 jaar diabetes type 1. Hij was altijd vrij fit en gezond geweest totdat hij vanwege zijn dementie niet meer thuis kon wonen en op 10 januari 2019 in de zorginstelling is opgenomen. Slechts korte tijd later, op 9 maart 2019 is cliënt overleden.
Bij de opname heeft klaagster alle informatie overgedragen aan de verpleeghuisarts ten aanzien van zijn verzorging en medicatie-toediening, zoals het diabetesboekje met de nodige instructies, insuline, naaldjes, prikkers, controle materiaal, meter en dergelijke.
Klaagster zag na zijn opname de toestand van cliënt verslechteren maar haar vragen over de medische verzorging van cliënt bleven onbeantwoord. Zo kreeg cliënt een blaasontsteking en kreeg hij suikerwater toegediend van de verpleging, terwijl dit voor een diabetespatiënt zeer schadelijk is. Klaagster heeft vele malen getracht antwoord te krijgen op de vraag waarom cliënt in korte tijd zo achteruit kon gaan maar de zorgaanbieder heeft dit niet duidelijk gemaakt. Zij heeft het idee gekregen dat de diabeteszorg volstrekt onder de maat is geweest.
Klaagster verwijt de zorgaanbieder dat er geen evaluatiegesprek heeft plaatsgevonden tijdens cliënts verblijf in de zorginstelling en dat er evenmin een zorgwelzijnsplan is opgesteld.
Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat zij in mei 2020 heeft gesproken met een verpleegkundige, die haar heeft meegedeeld dat er fouten zijn gemaakt met betrekking tot de diabeteszorg aan cliënt. Zij zou dit intern bespreken. In juni 2020 heeft klaagster van de zorgaanbieder een brief ontvangen dat haar klacht was voorgelegd aan de instellingsarts. Daarna heeft zij niets meer vernomen. Klaagster heeft het idee dat zij door de zorgaanbieder aan het lijntje wordt gehouden.
Klaagster verzoekt de commissie te bewerkstelligen dat zij gehoord wordt over haar klacht en haar vragen omtrent het overlijden van cliënt worden beantwoord. Daarnaast verzoekt zij om inzage in het zorgdossier van cliënt en om een kopie hiervan.
Standpunt van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder heeft geen verweer op de klacht gevoerd.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Ter zitting is gebleken dat er bij de zorgaanbieder een verwarring met een ander dossier is ontstaan waardoor op de klacht van klaagster niet is gereageerd en is nagelaten verweer te voeren in de geschillenprocedure. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting zijn partijen overeengekomen in onderling overleg opnieuw de klachten te bespreken. Op verzoek van partijen heeft de commissie haar beslissing aangehouden. Klaagster heeft op 28 april 2022 de commissie laten weten dat zij prijs stelt op een bindend advies van de commissie.
Bij de beoordeling van het geschil heeft de commissie ook de documenten die door beide partijen zijn overgelegd na de zitting betrokken.
De klacht ziet in de kern op de volgende punten:
1. Gebrek aan communicatie en contact met de verpleging over de verzorging van cliënt;
2. Cliënt was al jaren insuline patiënt en werd na 4 weken in de zorginstelling te hebben verbleven opgenomen in het ziekenhuis met niet meer te meten waarden. Klaagster stelt dat niet is geluisterd naar haar instructies en jarenlange ervaring met de diabeteszorg van cliënt. De zorgaanbieder heeft fouten gemaakt met betrekking tot het verstrekken van de medicatie;
3. Op de brieven van klaagster, met vragen betreffende de medische zorgverlening aan cliënt en de oorzaak van zijn overlijden, heeft de zorgaanbieder niet gereageerd;
4. Klaagster heeft geen inzage gekregen in het dossier.
In reactie op deze klachten heeft de zorgaanbieder onder meer in haar brieven van 13 januari 2022 en 31 januari 2022 erkend dat er veel is misgegaan bij de medische zorg van cliënt. Ingevolge de vigerende wetgeving kan er volgens de zorgaanbieder geen inzage worden gegeven in het medisch dossier van cliënt.
De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder heeft erkend dat er met betrekking tot de medische zorg van cliënt fouten zijn gemaakt.
In haar brief van 13 januari 2022 aan klaagster heeft de zorgaanbieder hierover het volgende geschreven.
“(…) [naam arts] heeft in haar analyse de terechtheid van uw vragen onderkend en aangegeven dat ze geen onderbouwd beleid heeft teruggevonden voor de toediening van de diabetesmedicatie. Ze onderkent met u dat de bloedsuikerwaarden van uw man erg sterk fluctueerden. En ze deelt uw vraag of er wel voldoende bewustzijn en kennis was van het gegeven dat uw man diabetes type 1 had. De feitelijke metingen en toedieningen van medicatie doen dit betwijfelen en lijken qua protocol meer op type 2. Verder onderkennen we terugkijkend dat u veel te weinig betrokken en serieus genomen bent in uw kennis van het jarenlang verplegen van uw man. We vinden onvoldoende terug dat uw kennis is meegenomen in de uitwerking van het zorg- en behandelplan. En we onderkennen dat er te reactief is omgegaan met zorgen en signalen die u heeft afgegeven. Dit betreft met name het handelen van de arts die toenmalig in dienst was van N.. Maar ook nemen wij van u aan dat het toenmalige team van verzorgenden op de afdeling waar uw man woonde, niet altijd voldoende sensitief was als het gaat om het aannemen van signalen en adviezen van mantelzorgers. Verder spijt het mij dat u nare ervaringen had in de wijze waarop verzorgend personeel omging met uw man, zoals door u aangehaald in de voorbeelden die u 10 januari noemde. Voor zover ik de verhalen ken van het toenmalige team, durf ik uw ervaringen niet te bestrijden. Het betreffende team is er in de toenmalige hoedanigheid niet meer. Ik durf te stellen dat we op betreffende afdeling nu een beter team met verzorgenden hebben. Alleen heeft u daar niets meer aan. Zowel in uw brieven, als in ons gesprek, heeft u aangegeven dat uw belangrijkste doel is dat N. eventuele fouten onderkent en ervan leert. Ik hoop dat u uit ons gesprek het gevoel heeft overgehouden dat wij dat óók willen. Voor een belangrijk deel werken we al heel anders dan ten tijde van de opname van uw man. We betrekken mantelzorgers veel meer in het beleid en we zijn opener over wat we doen en waarom. Verder is er inmiddels meer besef van het feit dat we in toenemende mate bewoners hebben met diabetes type 1. We kennen het daarbij behorende andere medicatieprotocol – wat veel nauwer luistert dan bij type 2 – en onze verpleegkundigen en verzorgenden zijn hierop beter geschoold. Mede naar aanleiding van uw klacht pakken we dit echter nogmaals op. Verder bevestigt uw verhaal mij nogmaals hoe belangrijk het is om te luisteren en te blijven luisteren naar de partners en mantelzorgers van onze bewoners. Hun ervaring en intuïtie ten aanzien van onze bewoners zijn van even grote waarde als de inzichten van onze professionals. Alles overziende wil ik mijn excuses aanbieden voor de verpleging en behandeling van uw man die op belangrijke onderdelen kennelijk duidelijk niet accuraat was. Het heeft er alle schijn van dat niet het beste is gedaan om de suikerwaarden van uw man onder controle te houden. Waarbij ik wel de kanttekening moet maken dat we redeneren vanuit een onvolledig dossier en zonder de inbreng van de toenmalig betrokken artsen. Maar de schijn is in ieder geval tegen. Het lijkt erop dat er is gehandeld vanuit het protocol voor diabetes type 2. We hebben afgesproken om u nog het volledige overzicht van destijds verstrekte medicatie aan te reiken. Het is moeilijk te bepalen welke rol het medicatiebeleid van N. heeft gespeeld in het uiteindelijke overlijden van uw man. Daarin hebben meerdere factoren een rol gespeeld. Maar de stellingname dat ons medicatiebeleid hierin geen enkele rol had is niet houdbaar. Deze conclusie spijt mij zeer.”
In de brief van 31 januari 2022 heeft de zorgaanbieder gesteld: “In ons overleg heeft u aangegeven het het belangrijkst te vinden dat u eindelijk erkenning heeft voor uw gevoel dat uw man in zijn laatste levensfase niet de juiste medicatie heeft gehad. Ik wil hierbij nogmaals bevestigen dat u gelijk had. En dat het er schijn van heeft dat een foutief medicatiebeleid heeft bijgedragen aan het voortijdig overlijden van uw man”.
Voorts stelt de commissie vast dat klaagster inzage heeft gekregen in de lijst van toegediende medicatie tijdens zijn verblijf.
Gelet op deze erkenning van de klachten door de zorgaanbieder, en de nadrukkelijk door klaagster uitgesproken wens om een inhoudelijk oordeel van de commissie te krijgen opdat zij de zaak kan afsluiten, oordeelt de commissie dat de klachten zoals weergegeven onder 1 tot en met 3 gegrond zijn. Voor de commissie staat immers vast dat er sprake is geweest van een gebrekkige communicatie vanuit de zorgaanbieder naar klaagster toe, dat onvoldoende naar klaagster is geluisterd, dat fouten zijn gemaakt met betrekking tot de medicatie van cliënt en dat nagelaten is te reageren op de brieven van klaagster.
De commissie wijst de eis van klaagster om inzage in en een kopie van het medisch dossier van cliënt af. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder terecht de beslissing heeft genomen om klaagster geen inzage te geven in het medisch dossier, op basis van haar medisch beroepsgeheim enerzijds en het ontbreken van toestemming van cliënt anderzijds.
Nu de klachten (deels) gegrond zijn zal de commissie de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding aan klaagster van het door haar betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie
verklaart de klachten 1 tot en met 3 gegrond;
wijst de vordering van klaagster tot inzage in het medisch dossier en het verkrijgen van een kopie daarvan af;
veroordeelt de zorgaanbieder tot vergoeding van het klachtengeld van € 52,50 dat klaagster voor de behandeling van het geschil aan de commissie heeft voldaan. Betaling dient binnen één maand na verzenddatum van deze uitspraak te geschieden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 25 juni 2022.