
Commissie: Psychische en Pedagogische Zorg
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
114885
De uitspraak:
In het geschil tussen:
de heer [naam], wonende te [woonplaats], verder te noemen: klager, en mevrouw [naam zorgaanbieder], gevestigd te Arnhem, verder te noemen: de zorgaanbieder.
Behandeling van het geschil
Naar aanleiding van het door de zorgaanbieder ingediende preliminair verweer heeft het secretariaat van de Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg (verder te noemen: de commissie) de zaak geagendeerd op een zitting ter beoordeling van de vraag of klager ontvankelijk kan worden verklaard in zijn klacht.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 29 maart 2018 te Utrecht.
Onderwerp van het geschil
Het onderwerp van het geschil heeft betrekking op de behandeling door de zorgaanbieder van de minderjarige dochter van klager (verder [naam dochter]).
Bij het vragenformulier van 18 december 2017 heeft klager een geschil aanhangig gemaakt tegen de zorgaanbieder. Klager vordert een schadevergoeding ten bedrage van € 12.000,–. Namens de commissie is de zorgaanbieder verzocht schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van klager. Hierop heeft de zorgaanbieder zich primair op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Standpunt van klager
Bij brief van 21 maart 2018 heeft klager gereageerd op het standpunt van de zorgaanbieder dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Kort en zakelijk gezegd stelt klager zich op het standpunt dat hij ontvankelijk is in zijn klacht. De zorgaanbieder heeft zijn dochter [naam dochter] – die op dat moment 12 jaar oud was – in behandeling zonder klager hiervan in kennis te stellen, terwijl klager gezag heeft over [naam dochter]. Dit wordt door de zorgaanbieder niet erkend. De zorgaanbieder is partijdig in haar uitspraken en behandeling naar [naam dochter] omdat de ex-partner van klager al langere tijd cliënte is van de zorgaanbieder. Zij communiceert alleen met de ex-partner van klager over de behandeling van [naam dochter]. Ook heeft de zorgaanbieder zonder medeweten van klager een “deskundigenverklaring” opgesteld ten behoeven van een rechtszaak die zij alleen met zijn ex-partner heeft gedeeld. De zorgaanbieder was ermee bekend dat [naam dochter] ten tijde van het eerste contact onder toezicht was gesteld.
Standpunt van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder heeft zich bij haar brieven van 25 januari 2018, ontvangen op 30 januari 2018 respectievelijk 13 maart 2018, alsmede haar brief van 27 maart 2018 op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht nu tussen haar en klager of [naam dochter] geen sprake is van een cliënt-relatie. De zorgaanbieder heeft een luisterend oor geboden aan [naam dochter]. De ex-partner van klager (cliënte van de zorgaanbieder) leverde in april 2017 zonder daartoe gemaakte afspraak een ontredderd kind bij de zorgaanbieder af. Van dat gesprek is de zorgaanbieder zodanig ernstig geschrokken dat zij onmiddellijk contact heeft gelegd met de dramatherapeut, Annemiek Hoogsteder, die op dat moment de therapeute van [naam dochter] zou zijn. In dit telefoongesprek bleek dat de therapie [naam dochter] niet bereikte. Op grond van de ernstige aard van de signalen, en na overleg met collega’s, heeft de zorgaanbieder besloten de meldcode in te zetten. Vanuit de meldcode heeft de zorgaanbieder advies ontvangen en dat uitgevoerd. De zorgaanbieder heeft aangegeven dat het verstandig zou zijn een bepaald behandeltraject te volgen, omdat er wel wat zou moeten gebeuren. Dat hield klager tegen zodat het nooit tot een behandelrelatie is gekomen.
[naam dochter] is niet door de zorgaanbieder behandeld en de zorgaanbieder heeft evenmin een behandelplan gemaakt. De zorgaanbieder heeft de in psychisch moeilijke toestand verkerende [naam dochter] later nog enkele malen een luisterend oor geboden toen [naam dochter] haar telefonisch benaderde. Er is nooit een behandelingsovereenkomst gesloten of een factuur gestuurd. De commissie is niet bevoegd om in deze kwestie op te treden nu geen sprake is van een behandelrelatie.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie dient zich uit te spreken over de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht tegen de zorgaanbieder.
Niet in geschil is dat klager en zijn ex-partner beiden ouderlijk gezag hebben over [naam dochter]. [naam dochter] was op het moment dat zij in gesprek ging met de zorgaanbieder twaalf jaar oud.
De vraag is of het gesprek en de telefoongesprekken die de zorgaanbieder met [naam dochter] heeft gehad kunnen worden gekwalificeerd als een behandeling als bedoeld in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). Daarvan is naar het oordeel van de commissie sprake nu [naam dochter] bij de zorgaanbieder is gekomen met een zorgvraag, welke zorgvraag paste binnen het zorgaanbod van de zorgaanbieder en er vervolgens gesprekken tussen de zorgaanbieder en [naam dochter] hebben plaatsgevonden. Het opstellen en ondertekenen van een behandelingsovereenkomst of behandelplan zijn voor de totstandkoming van die behandelingsovereenkomst geen vereisten.
De WGBO schrijft voor dat bij de behandeling van minderjarigen tussen 12 en 16 jaar de ouders met gezag als wettelijk vertegenwoordiger de behandelingsovereenkomst sluiten. Daarnaast geldt de eis van ‘dubbele toestemming’ voor de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. Dit betekent dat zowel de ouders met gezag als de minderjarige toestemming moeten geven voor de behandeling. Niet gebleken is dat de zorgaanbieder toestemming aan klager heeft gevraagd en/of verkregen. Evenmin is gebleken dat sprake is van een bijzondere uitzondering op het vereiste van de dubbele toestemming.
Aldus kan klager als gezag dragend ouder en daarmee wettelijk vertegenwoordiger van [naam dochter] een klacht indienen tegen de zorgaanbieder en wordt klager ontvangen in zijn klacht.
Derhalve beslist de commissie als volgt.
Beslissing
De commissie:
– verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht;
– houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg, op 29 maart 2018.