Er bestaat geen algemeen recht van kinderen op informatie over de gezondheidssituatie van één van hun ouders. De vader was tot zijn overlijden wilsbekwaam en had een ander dan één van zijn dochters tot eerste contactpersoon aangewezen. Het ziekenhuis kan daarom niet worden verweten dat zij niet met klaagster heeft gecommuniceerd. Daarvoor ontbrak de toestemming. Na het overlijden van de vader waren er geen zwaarwegende omstandigheden voor het doorbreken van een beroepsgeheim van de zorgaanbieder

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Beroepsgeheim / geheimhoudingsplicht    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 118440

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Klaagster], nabestaande van [naam], wonende te [plaats], en Stichting Ziekenhuisgroep Twente,
gevestigd te Almelo, (verder te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. Het geschil is ter zitting behandeld op 12 december 2018 te Den Haag buiten aanwezigheid van partijen.

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de communicatie van de zijde van het ziekenhuis over de medische behandeling en de weigering om inzage te verlenen in het medisch dossier.

Standpunt van de klaagster

Het standpunt van de klaagster luidt in hoofdzaak als volgt.

Eind januari 2017 is de vader van klaagster door de huisarts doorverwezen naar het ZGT ziekenhuis te Almelo. Aangezien klaagster in het westen woont heeft zij een familielid van vaders kant ingeschakeld om haar vader naar het ziekenhuis te begeleiden omdat zij niet tijdig in Almelo kon zijn. Haar vader had voordat hij naar het ziekenhuis ging haar telefonisch meegedeeld dat zij, mocht er wat zijn of mochten er onderzoeken plaats vinden, tussentijds bericht van het ziekenhuis zou ontvangen. Omdat klaagster niets hoorde van haar vader ging zij ervan uit dat hij weer naar huis mocht, niet wetende dat hij met spoed per ambulance naar het MST te Enschede werd vervoerd. In die nacht is klaagster naar Enschede gegaan. De secretaresse van het MST vertelde haar dat haar vader op de intensive care lag en een operatie had ondergaan. Dit kwam voor klaagster en haar zus als een schok binnen.
Klaagster stelt dat er van de zijde van beide ziekenhuizen geen enkele communicatie is geweest.
Zij is in het geheel niet betrokken bij de beslissing omtrent de onderzoeken en de operatie terwijl zij als dochter de eerste contactpersoon was. Zij werd als eerste contactpersoon zowel in het systeem als individueel compleet genegeerd door de artsen en de verpleegkundigen. Wel werden overige familieleden van vaders kant van het hele proces op de hoogte gehouden tot aan zijn laatste adem. Klaagster heeft echter zeer weinig contact met deze familie. De familie heeft haar vader elders laten opbaren en er zijn ook condoleances verricht door deze familie zonder dat klaagster en haar zus  hiervan op de hoogte waren. Klaagster kwam via de nota van [naam bedrijf uitvaartverzorger] erachter waar haar vader lag opgebaard.  Klaagster verwijt beide ziekenhuizen het gebrek aan begeleiding van haar en haar zus bij de medische behandeling van haar vader.

Klaagster en haar zus lijden nog iedere dag en kunnen het verlies van hun vader niet afsluiten daar zij tot op de dag van vandaag niet weten wat er met hun vader is gebeurd in de periode van opname tot zijn sterven nog geen 14 dagen later. De ziekenhuizen weigeren aan klaagster om inzage in het medisch dossier te geven. Klaagster stelt beide ziekenhuizen aansprakelijk voor deze emotionele schade.

Standpunt van het ziekenhuis

Het standpunt van het ziekenhuis luidt in hoofdzaak als volgt.

In de eerste plaats stelt het ziekenhuis niet te kunnen reageren op de klachten gericht tegen het MST te Enschede. Het ziekenhuis is van mening dat de klacht in al zijn onderdelen moet worden afgewezen.
Omdat het ziekenhuis en de daar werkzame artsen en ondersteuners gebonden zijn aan het medisch beroepsgeheim kan het medisch dossier van de vader van klaagster niet worden overgelegd aan haar en ook niet aan De Geschillencommissie. Hierover is klaagster al schriftelijk en mondeling geïnformeerd via een door haar ingeschakelde advocaat.

Patiënt kwam in de nacht van 28 op 29 januari 2017 via de spoedeisende hulp in het ziekenhuis onder begeleiding van een familielid, niet zijnde klaagster. Het familielid werd, met instemming van patiënt die wilsbekwaam was, op dat moment contactpersoon. In verband met de klinische situatie is op 29 januari 2017 gesproken met patiënt, de contactpersoon en andere familieleden. Klaagster en haar zus waren hier niet bij aanwezig. In de avond is patiënt overgeplaatst naar MST voor een ingreep. Op dat moment was het hiervoor genoemde familielid de contactpersoon.
Op 8 februari 2017 kwam de patiënt terug in het ziekenhuis na overplaatsing uit MST. Bij de overdracht werd vermeld dat een dochter van patiënt, dit moet klaagster of haar zus geweest zijn, op haar eigen verzoek tot contactpersoon was benoemd. Dit is door het behandelteam gerespecteerd en er is met de dochter gebeld, zij was echter niet bereikbaar. Ook het MST was er niet in geslaagd de dochter te bereiken om de overplaatsing door te geven zodat hiervoor een voicemailbericht is ingesproken. De volgende ochtend heeft patiënt verzocht dat een familielid, niet zijnde klaagster of haar zus, als eerste contactpersoon zou fungeren. Dit is gerespecteerd. De verpleging heeft de dochter hierover verschillende keren gebeld maar kreeg met haar geen verbinding. Daarom is twee keer haar voicemail ingesproken. Drie dagen later, op 11 februari 2017, is de patiënt overleden.
Terugkijkend is tijdens het verblijf in het ziekenhuis vrijwel voortdurend een ander familielid dan
klaagster eerste contactpersoon geweest. Dit was in MST anders maar op expliciet verzoek
van patiënt is dit kort na terugkomst in het ziekenhuis teruggedraaid. Op dat moment was patiënt
wilsbekwaam en aanspreekbaar. Het behandelteam van het ziekenhuis was gehouden dit te
respecteren.
Het ziekenhuis noch de betrokken behandelaars kan daarom worden verweten niet met klaagster te hebben gecommuniceerd. Daarvoor ontbrak zowel toestemming als grondslag en daarom prevaleerde het medisch beroepsgeheim. Hetzelfde geldt voor het niet betrekken van klaagster bij de behandeling en bij het ziekteproces.
Na het overlijden is de eerste contactpersoon geïnformeerd die vervolgens een uitvaartverzorger heeft ingeschakeld. Het ziekenhuis heeft geen mogelijkheden om na te gaan aan wie het lichaam toebehoort en wie de erfgenamen zijn van een overleden patiënt. Uiteindelijk heeft klaagster het lichaam van haar vader laten overbrengen naar de regio waar zij woonachtig is en de uitvaart georganiseerd.
Het ziekenhuis kan ten aanzien van de omgang met klaagster in relatie tot de behandeling van haar
vader gezien het voorgaande geen verwijt worden gemaakt. Het is de keus van patiënt
geweest om een ander tot contactpersoon te benoemen waardoor het de behandelaars niet
was toegestaan zonder toestemming informatie met klaagster te delen. Zoals gezegd was dit
de behandelaars ook niet toegestaan. Uit de klacht blijkt dat er na het overlijden binnen de
familie geen overeenstemming was over de plaats van de uitvaart. Dit is vanzelfsprekend
vervelend maar dit is het ziekenhuis niet aan te rekenen.

De klacht bevat ook een vordering tot schadevergoeding. Het ziekenhuis betwist de grondslag daarvan aangezien niet is gebleken dat door of namens het ziekenhuis verwijtbaar onzorgvuldig is gehandeld.
Het ziekenhuis verzoekt De Geschillencommissie de klacht in al zijn onderdelen ongegrond te verklaren en het verzoek tot het betalen van schadevergoeding af te wijzen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken het volgende overwogen.

De klacht van klaagster, voor zover gericht aan het ziekenhuis, houdt zakelijk weergegeven in
dat zij de behandelaars van het ziekenhuis verwijt niet te hebben gecommuniceerd, haar niet te
hebben betrokken bij de medische behandeling en haar niet te hebben begeleid in het ziekteproces van haar vader.

Voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor het ziekenhuis uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichting, is te kort geschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de patiënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

De commissie overweegt dat uit het overgelegde dossier blijkt dat de vader van klaagster bij volle bewustzijn en volledig wilsbekwaam als contactpersonen heeft aangewezen zijn broer en zijn nicht. Het ziekenhuis was gehouden deze beslissing van de vader te respecteren.

Er bestaat geen algemeen recht van kinderen op informatie over de gezondheidssituatie van één van hun ouders. De vader was tot zijn overlijden wilsbekwaam en had een ander dan één van zijn dochters tot eerste contactpersoon aangewezen. Het ziekenhuis kan daarom niet worden verweten dat zij niet met klaagster heeft gecommuniceerd. Daarvoor ontbrak immers de toestemming van haar vader. Ook het medisch beroepsgeheim verzet zich tegen het verstrekken van medische informatie over een patiënt aan personen die niet door een patiënt zelf als contactpersoon zijn aangewezen.

De commissie oordeelt dit klachtonderdeel niet gegrond.

De zorgaanbieder dient de privacybelangen van een patiënt, ook indien hij is overleden, te allen tijde te beschermen. Dit betekent dat inzage in een medisch dossier door een nabestaande (zonder voorafgaande toestemming bij leven van de overledene) in de regel niet wordt toegestaan, tenzij een nabestaande zwaarwegende omstandigheden heeft aangevoerd die het doorbreken van een beroepsgeheim van de zorgaanbieder rechtvaardigt. De commissie is van oordeel dat van dergelijke zwaarwegende omstandigheden niet is gebleken en zal ook deze klacht niet gegrond verklaren.

De commissie kan begrijpen dat het overlijden van vader een zware klap is geweest voor klaagster en haar zus. Dat na het overlijden binnen de familie onenigheid is ontstaan over de begrafenis  kan echter het ziekenhuis niet worden aangerekend.

De verlangde schadevergoeding
Vooropgesteld dient te worden dat de klacht is ingediend door de dochter van de overledene. In principe kan een nabestaande geen immateriële schadevergoeding vorderen, tenzij er sprake is van aantasting in de persoon (art 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek). Alhoewel klaagster en haar zus ongetwijfeld zeer geleden hebben en nog steeds lijden als gevolg van het overlijden van hun vader, is onvoldoende komen vast te staan dat er sprake is (geweest) van zodanig ernstig geestelijk letsel bij klaagster en haar zus, dat gesproken kan worden van ‘aantasting in de persoon’. Dit nog afgezien van het feit dat er, nu van een verwijtbaar handelen door het ziekenhuis geen sprake is, sowieso geen grond voor een schadevergoeding aanwezig is.  De door haar verlangde schadevergoeding zal worden afgewezen.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond en wijst de vordering tot schadevergoeding af.

Aldus beslist op 12 december 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit
de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. R.C. Zwart en de heer J. Donga, leden, waarbij mevrouw mr. W. Hartong van Ark als plaatsvervangend secretaris fungeerde.