Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
112094
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Klaagster], wonende te [plaats], en Altrecht, gevestigd te Utrecht.Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de
Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 29 maart 2018 te Utrecht. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Klaagster was verhinderd aanwezig te zijn. Namens de zorginstelling is verschenen: [naam], sociaal psychiatrisch verpleegkundige, bijgestaan door [naam], gemachtigde. De zorginstelling heeft haar standpunt nader toegelicht.
Onderwerp van het geschil
Het onderwerp van het geschil heeft betrekking op de informatie die de behandelaar aan de verloskundige van klaagster heeft verstrekt.
Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. De door klaagster overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van klaagster op het volgende neer.
[Naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] heeft haar ambtsgeheim en beroepscode geschonden en meineed gepleegd. Zij heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschifte en aangezet tot het plegen van valsheid in geschifte. [Naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] heeft zonder overleg en zonder ruggenspraak incorrecte informatie verstrekt aan derden. Dit heeft verstrekkende gevolgen gehad. [Naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] was de voormalig ambulant behandelaar van klaagster. Het laatste contact met [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] was op 6 april 2015. Klaagster had geen behoefte meer aan het contact omdat dit geen toegevoegde meerwaarde voor haar had. Klaagster was zwanger en samen met haar partner bezig de komst van hun kindje voor te bereiden. Klaagster ging er vanuit dat zij bij de zorginstelling was uitgeschreven.Na een vervelend voorval met de verloskundige door wie klaagster onheus bejegend werd en die zij daarop terecht heeft aangesproken, heeft de verloskundige op 17 december 2015 telefonisch contact opgenomen met klaagster. De verloskundige heeft tijdens dat telefoongesprek haar zorgen geuit en [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] heeft zonder overleg en ruggenspraak en zonder medeweten en toestemming van klaagster incorrecte informatie over klaagster verstrekt. Op basis van deze incorrecte informatie heeft de verloskundige vervolgens een melding gedaan bij Veilig Thuis. Er is een bal gaan rollen met verregaande gevolgen.
[Naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] heeft de verloskundige verteld dat klaagster een obsessieve compulsieve stoornis (verder te noemen: OCD) heeft, ofwel smetvrees, en dat klaagster zwakbegaafd en autistisch is. Zij vertelde dat klaagster torenhoge schulden zou hebben bij een energiebedrijf. Dat is onjuist. Klaagster heeft geen schulden en een IQ van 94.Op 25 december 2015 is klaagster bevallen van haar kindje.
Medische informatie mag uitsluitend met derden worden gedeeld als sprake is van informed consent, aldus klaagster. Er is door [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] op geen enkele wijze getracht in contact te komen met klaagster. Klaagster is door [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] überhaupt niet op de hoogte gesteld. Bovendien was [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] niet op de hoogte van de actuele situatie van klaagster en kon zij hierover niet oordelen. Als er een open gesprek met klaagster (en haar partner) was geweest over de zorgen, dan hadden klaagster en haar partner deze waarschijnlijk weg kunnen nemen. Er is niet voldaan aan de algemene beginselen van subsidiariteit, doelmatigheid en proportionaliteit.
De belangrijkste eerste tijd met hun kindje is klaagster en haar partner definitief ontnomen en is nooit meer in te halen en komt nooit meer terug. Klaagster lijdt daar zeer onder. Klaagster heeft hoge juridische kosten moeten maken door de wanprestatie c.q. het wangedrag/toedoen door [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige]. Ook deze kosten dienen te worden vergoed.
Klaagster verlangt een materiële en immateriële schadevergoeding van netto € 25.000,–.
Standpunt van de zorginstelling
Voor het standpunt van de zorginstelling verwijst de commissie naar het verweer van de zorginstelling d.d. 1 november 2017. In de kern komt het verweer van de zorginstelling op de klacht van de cliënt op het volgende neer.
De zorginstelling erkent dat er overleg is geweest met de verloskundige en dat [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] het beroepsgeheim heeft geschonden. Echter de zorginstelling beroept zich op een conflict van plichten met betrekking tot het doorbreken van dit beroepsgeheim. De zorginstelling is zich ervan bewust dat voordat [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] het beroepsgeheim gerechtvaardigd mocht doorbreken, zij alles in het werk moest stellen om eerst de toestemming van de patiënt zelf te krijgen. [Naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] heeft echter op 17 december 2015 niet getracht met klaagster in contact te komen omdat zij op dat moment geen mogelijkheden hiertoe zag.
Er was geen telefoonnummer van klaagster bij [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] bekend, ook was het adres van haar vriend niet bekend.
De mededeling dat klaagster op het punt van bevallen stond geeft voldoende urgentie aan waardoor [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] ook niet langer kon wachten met het doorgeven van de informatie aan de gynaecoloog. Dat het kindje uiteindelijk op 25 december geboren zou worden was op dat moment niet bekend.
Voorts stelt de zorginstelling dat de gynaecoloog van klaagster zich ongerust maakte en contact heeft opgenomen met [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige]. [Naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] heeft geen incorrecte informatie verstrekt. Zij heeft medische informatie, te weten de door een psychiater vastgestelde diagnoses, gedeeld met de gynaecoloog van het UMCU.
Indien er een melding wordt gedaan bij Veilig Thuis is het vervolgens Veilig Thuis die onderzoekt of de melding terecht is. Indien en voor zover er sprake is van enige schade bij klaagster vanwege de later door de rechter uitgesproken ondertoezichtstelling en de uiteindelijke uithuisplaatsing van de baby, dient klaagster zich hiervoor te wenden tot Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming.
De ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing hebben in het geheel niets van doen met de informatie die [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] aan de gynaecoloog heeft verstrekt. Deze zijn gebaseerd op het door derden geconstateerde gedrag van klaagster en de bescherming van de baby.
Hoewel klaagster stelt dat zij de zorgen die [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] had, had kunnen wegnemen, blijkt dat diverse professionals waaronder de rechterlijke macht hebben geoordeeld dat er wel degelijk zorgen waren voor de veiligheid van de baby wanneer de baby in de zorg van de ouders verbleef.
De beschuldiging dat [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] meineed heeft gepleegd, zich schuldig maakt aan valsheid in geschrift en het aanzetten tot valsheid in geschrift, heeft klaagster op geen enkele wijze nader onderbouwd, zodat de zorginstelling volstaat met de enkele betwisting.
Klaagster heeft haar klacht voorgelegd aan de Klachtencommissie Patiënten Altrecht, die op 17 januari 2017 uitspraak heeft gedaan. De klacht is op inhoudelijk materiële grond ongegrond verklaard.
Samengevat stelt de zorgaanbieder dat [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] haar beroepsgeheim op goede gronden heeft doorbroken. Zij bevond zich in een situatie waarin sprake was van een conflict van plichten. [Naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] had grote angst dat, gelet op de OCD-problematiek en de daarmee samenhangende persoonlijke hygiëne van klaagster, de baby gevaar liep tijdens de verzorging. [Naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] kon klaagster op geen enkele wijze bereiken om dit met haar te bespreken. Er was geen andere weg dan het doorbreken van het beroepsgeheim.
Ter zitting heeft de zorginstelling verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Er is geen grondslag voor het toekennen van een schadevergoeding aan klaagster. Bovendien heeft klaagster de naar eigen zeggen geleden schade op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
Klaagster heeft de zorginstelling aangeklaagd in verband met het schenden van het beroepsgeheim zonder dat [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] daarvoor toestemming van klaagster had gevraagd.
Daarnaast heeft [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] leugens verteld en heeft een en ander tot gevolg gehad dat de baby van klaagster onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst waardoor klaagster ook financieel nadeel aan heeft ondervonden en stelt de zorgaanbieder hiervoor aansprakelijk.
Voor aansprakelijkheid van de zorginstelling is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorginstelling, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting.
De tekortkoming moet aan het zorginstelling kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Tussen partijen is niet in geschil dat [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] op 17 december 2015 het op haar rustende beroepsgeheim heeft geschonden.
Onder omstandigheden mag het beroepsgeheim worden doorbroken, dit is onder andere het geval bij een conflict van plichten. Voor het doorbreken van het beroepsgeheim geldt dan onder andere dat primair contact gezocht moet worden met de betrokkene (klaagster) om dit conflict te bespreken.
De commissie is van oordeel dat de zorginstelling niet heeft voldaan aan het toestemmingsvereiste. [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] heeft op 17 december 2015 toen zij door de gynaecoloog van klaagster werd gebeld te snel gereageerd. Uit het onderzoek op de zitting blijkt dat zij tijdens het telefoongesprek met de gynaecoloog niet de tijd heeft genomen om het probleem omtrent haar beroepsgeheim te overwegen. Zo heeft [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] niet geprobeerd contact op te nemen met klaagster via de gynaecoloog die haar immers behandelde en haar de dag na het bewuste telefoongesprek weer zou zien. Dat sprake was van een zodanige urgentie dat het in contact proberen te komen met klaagster niet kon plaats vinden is voor de commissie niet gebleken. Weliswaar stond klaagster op het punt te bevallen, maar de bevalling was nog niet aangevangen.
Voor de commissie is het zonneklaar dat [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] gevangen zat in een conflict van plichten nu klaagster lijdt aan een ernstige vorm van OCD namelijk smetvrees en dat daardoor een gevaar voor de pasgeboren baby bestond. Echter, dat er sprake was van een zodanige urgentie dat [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] geen contact met klaagster kon hebben om hierover eerst met haar te praten is niet gebleken. In zoverre is de klacht dan ook gegrond.
Ten aanzien van de gewenste schadevergoeding overweegt de commissie het volgende. De commissie is van oordeel dat het causaal verband tussen de door klaagster gevorderde schade en het handelen van de zorginstelling onvoldoende is aangetoond. Zo dit verband al aanwezig kan worden geacht, dan geldt bovendien dat de gestelde schade op geen enkele wijze is onderbouwd. De verlangde schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande volgt dat de klacht gegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder, nu de klacht gegrond is, overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan klaagster dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– bepaalt dat deze betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies;
– wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg op 29 maart 2018.