Diagnose persoonlijkheidsproblematiek zorgvuldig gesteld door zorgaanbieder

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 55568/60269

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Volgens de cliënte zijn er meerdere dingen fout gegaan in haar behandeling. Zo was, volgens haar, het gedrag van de behandelaar onprettig, is er een verkeerde diagnose gesteld en heeft de zorgaanbieder haar privacy geschonden. Daarom wil de cliënte een schadevergoeding, een nieuwe diagnose en een brief naar haar huisarts waarin dit wordt rechtgezet. Volgens de zorgaanbieder is de diagnose wel goed en is er geprobeerd om de cliënte zo goed mogelijk te behandelen. Er is met andere behandelaars overleg geweest over de cliënte, maar volgens de zorgaanbieder was dit in haar eigen belang en geen schending van haar privacy. De commissie heeft besloten dat het niet te bepalen is of het gedrag van de behandelaar gezorgd heeft voor onvrede bij de cliënte. Verder heeft de zorgaanbieder goed gehandeld door te overleggen over de cliënte en is dat geen schending van haar privacy. De commissie kan geen diagnose herzien en/of een brief naar de huisarts sturen om een fout te herstellen. Toch vindt de commissie dat de zorgaanbieder de diagnose zorgvuldig heeft gesteld, ook al is de cliënte het daar niet mee eens. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [woonplaats]

en

stichting Pro Persona Holding, gevestigd te Renkum
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2021 in Arnhem.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënt is verschenen en werd bijgestaan door
[naam], maatschappelijk werkster. Voor de zorgaanbieder zijn [naam] (AIOS) en [naam] (psychiater) verschenen.

Onderwerp van het geschil
Op 1 februari 2019 is de moeder van de cliënt overleden. De cliënt heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen de nalatenschap te regelen. Daarnaast had de cliënt een nieuwe baan bij [werkgever], waar zij een jaarcontract had en waarvan de verlenging nog een gespreksonderwerp was. Gaandeweg kreeg de cliënt door een en ander spanningsklachten. De huisarts heeft de cliënt in oktober 2019 aangemeld bij de crisisdienst van de zorgaanbieder, waar de behandeling op 30 oktober 2019 is gestart.

Op 19 december 2019 is de behandelovereenkomst geëindigd. De cliënt is hoofdzakelijk behandeld door de Arts In Opleiding tot Specialist (AIOS) en haar supervisor, de psychiater.

Het geschil gaat over de manier waarop de zorgaanbieder de behandelingsovereenkomst met de cliënt heeft uitgevoerd en de beweerdelijke schending van de privacy van de cliënt door de zorgaanbieder.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Bejegening door de AIOS.
De cliënt klaagt erover dat zij onheus is bejegend door de AIOS. Zij voelde zich niet gezien. Het contact met de AIOS was volgens de cliënt slecht, ook doordat zij soms gehaast was.

De cliënt is in 2011 onder behandeling geweest bij de zorgaanbieder voor persoonlijkheidsproblematiek. Op verzoek van de cliënt is haar dossier in 2013 vernietigd. Desondanks bleef de AIOS aandringen op het verkrijgen van het oude dossier en benadrukte ze meer dan eens hoe vervelend het is dat het dossier niet meer voorhanden is.

Diagnose.
De AIOS is uitgegaan van persoonlijkheidsproblematiek, maar de cliënt kan zich niet vinden in die diagnose. Zij had in feite te maken met complexe rouwproblematiek, PTSS, depressie en suïcideproblematiek. De AIOS heeft bij de diagnostisering geen heteroanamnese gesteld. De cliënt wil dat de commissie de diagnose herziet en dat de zorgaanbieder een gecorrigeerde brief aan de huisarts zal schrijven.

Schending privacy.
Volgens de cliënt heeft de zorgaanbieder haar privacy geschonden. Op de eerste plaats heeft de zorgaanbieder zich gebaseerd op gegevens die alleen maar kunnen zijn verkregen uit het dossier dat de cliënt in 2013 heeft laten vernietigen. Daarnaast is de cliënt in december 2019 gezien door de crisisdienst van [geestelijke gezondheidszorg]. Die crisisdienst was geïnformeerd over de door de zorgaanbieder gestelde persoonlijkheidsproblematiek. Ook de wijkcoach wist al eerder van de door de zorgaanbieder gestelde diagnose dan de cliënt zelf.

Schadevergoeding.
De cliënt is van mening dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld. Daarom wil zij een schadevergoeding. Zij laat het aan de commissie om de hoogte daarvan in redelijkheid vast te stellen. Tijdens de zitting heeft de cliënt een bedrag van € 500,– genoemd.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder heeft de decursus en het behandelplan opgestuurd aan de commissie. Op 23 oktober 2019 heeft er een intakegesprek plaatsgevonden, waarna de cliënt vanaf 30 oktober 2019 onder behandeling is geweest. Volgens de psychiater en de AIOS is gebleken dat persoonlijkheidsproblematiek op de voorgrond stond. Zij worden daarin gesteund door het gegeven dat de cliënt jaren eerder ook onder behandeling is geweest voor persoonlijkheidsproblematiek (zoals de cliënt tijdens de contactmomenten heeft verteld). Dat de cliënt zich respectloos behandeld voelt, betreurt de zorgaanbieder. Dat neemt niet weg dat de zorgaanbieder heeft geprobeerd om de cliënt zoveel mogelijk te ondersteunen, onder meer door huisbezoeken af te leggen. Volgens de zorgaanbieder heeft zij aantoonbare inspanningen geleverd om de cliënt zo goed mogelijk te ondersteunen.

De zorgaanbieder bepleit de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. Een tekortkoming aan haar kant is niet aangetoond. Ook heeft de cliënt niet onderbouwd dat er sprake is van schade als gevolg van het handelen van de zorgaanbieder.

Beoordeling van het geschil
De commissie is van oordeel dat de klacht ongegrond is. Dat oordeel is op het volgende gebaseerd.

De cliënt vindt dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten. Zij verbindt daaraan verschillende gevolgen. Zo wil zij dat de commissie haar diagnose herziet en dat de commissie de zorgaanbieder verplicht een correctiebrief te sturen aan de huisarts. Ook wil zij een schadevergoeding.

De commissie heeft tijdens de zitting op 23 september 2021 er al op gewezen dat zij niet een diagnose kan herzien, laat staan de zorgaanbieder kan opdragen een brief te sturen om de gecorrigeerde diagnose aan de huisarts mee te delen. Een schadevergoeding komt pas in beeld als de commissie vaststelt dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten.

Het toetsingskader.
De zorgaanbieder heeft een verplichting op zich genomen om de zorgovereenkomst naar behoren uit te voeren. Zij moet daarbij de normen van ‘goed hulpverlener’ in acht nemen. Dat betekent dat de zorgaanbieder niet steeds de best mogelijke zorg en begeleiding hoeft te of kan bieden aan de cliënt, omdat zij ook te maken heeft met beperkingen in de vorm van wederkerigheid in de relatie, financiën en personeel.

De cliënt is uitvoerig geweest in de formulering van haar klachten. Een deel van de feiten, waarop die klachten zijn gebaseerd, wordt door de zorgaanbieder betwist. Het ligt daarmee op de weg van de cliënt om de juistheid van haar klachten en stellingen aan te tonen. Dat is moeilijk in de context waarbinnen de zorg wordt geboden, daarvan is de commissie zich bewust. Toch is dat de maatstaf waaraan de stellingen van de cliënt moet worden getoetst.

Bejegeningsklachten.
De zorgaanbieder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de samenwerking niet soepel verliep. Er was sprake van een getroebleerde behandelrelatie. Zij was ook zoekende naar een oplossing voor dat probleem, onder meer door mee te bewegen met de wensen van de cliënt, maar de behandelperiode bleek te kort om een oplossing te bewerkstelligen. De commissie is van oordeel dat niet valt vast te stellen wie in overwegende mate schuld heeft aan het niet tot een constructieve behandelrelatie komen. De klacht op dat punt is daarom ongegrond.

Diagnose.
De bejegening door de zorgaanbieder, waarover de cliënt heeft geklaagd, heeft naar het de commissie toeschijnt een belangrijke rol gespeeld in het wantrouwen van de cliënt over de wijze waarop de zorgaanbieder naar de vaststelling van de diagnose heeft toegewerkt.

De zorgaanbieder is gebleken dat bij de cliënt sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder die conclusie op voldoende zorgvuldige wijze kunnen stellen. Daarmee beweert de commissie niet dat de zorgaanbieder zonder meer de juiste diagnose heeft gesteld. Het gaat erom hoe de zorgaanbieder, zoals dat kan blijken uit de stukken en wat over en weer door partijen naar voren is gebracht, heeft gehandeld.

Niet is gebleken dat de zorgaanbieder zich heeft laten leiden door het gegeven dat de cliënt vele jaren tevoren onder behandeling is geweest bij de zorgaanbieder voor persoonlijkheidsproblematiek, zoals de cliënt meent. De zorgaanbieder heeft dat tijdens de zitting ontkend. Volgens de decursus heeft de zorgaanbieder veelvuldig, bijna dagelijks, contact gehad met de cliënt in de behandelperiode. Daarnaast heeft de psychiater die de AIOS begeleidde, de cliënt uitgebreid psychiatrisch onderzocht. Volgens de zorgaanbieder vond afstemming plaats met de huisarts, die ook geen depressief toestandsbeeld zag.

In haar brief aan de commissie van 3 maart 2021 schrijft de cliënt weliswaar dat de huisarts aan de cliënt te kennen zou hebben gegeven dat zij geen ‘uitspraken’ richting de zorgaanbieder heeft gedaan, en dus ook niet de bevestiging dat bij de cliënt geen sprake is van depressie, maar de cliënt heeft geen verklaring van de betreffende huisarts overgelegd. Ook klaagt de cliënt erover dat de zorgaanbieder geen heteroanamnese heeft afgenomen. Dat is op zich juist. Door een misverstand had de zorgaanbieder geen contact opgenomen met maatschappelijk werk. Het niet meenemen van de informatie die de maatschappelijk werkster had kunnen geven, brengt echter naar het oordeel van de commissie nog niet mee dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld.

De cliënt heeft al met al onvoldoende onderbouwd gesteld dat de zorgaanbieder op onjuiste gronden tot de diagnose is gekomen. Zij is het duidelijk niet eens met de diagnose van persoonlijkheidsproblematiek. Dat is volgens de commissie onvoldoende om aan te nemen dat de zorgaanbieder niet heeft gehandeld naar de norm van goed zorgverlenerschap.

Schending privacy.
De cliënt heeft een aantal voorbeelden gegeven waaruit volgens haar blijkt dat de zorgaanbieder haar privacy heeft geschonden. De zorgaanbieder heeft die voorbeelden weerlegd.
Volgens de zorgaanbieder beschikte zij niet over het dossier dat op verzoek van de cliënt is vernietigd. De cliënt vermoedt dat wel, maar dat vermoeden heeft zij naar het oordeel van de commissie onvoldoende hard gemaakt. Het valt in elk geval niet te herleiden uit de decursus of het behandelplan.

De crisisdienst van [geestelijke gezondheidszorg] is opgeroepen toen de cliënt, die op vakantie was in het [naam accommodatie], suïcidale neigingen had. In dat kader is collegiaal overleg geweest, waarbij de zorgaanbieder de diagnose van persoonlijkheidsproblematiek heeft gedeeld. De commissie vindt dat geen schending van privacy, maar goed zorgverlenerschap. Het is in de crisisdienst in het kader van afstemming en continuïteit van de behandeling juist van groot belang dat contact wordt gezocht met de behandelaar. De gegevens van de cliënt worden bovendien in zo’n geval gedeeld met personen die gebonden zijn aan het medisch beroepsgeheim.

Ook stelt de cliënt dat de wijkcoach eerder op de hoogte was van de diagnose persoonlijkheidsproblematiek, dan dat deze met haar was gedeeld door de zorgaanbieder. De zorgaanbieder bestrijdt dit. De cliënt heeft die betwisting niet weerlegd met bijvoorbeeld een verklaring van de wijkcoach (op dit punt).

De conclusie.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Wat partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Verklaart de klacht ongegrond en het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, drs. T. Knap (psychiater), mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 23 september 2021.