De zorgaanbieder heeft met de plotselinge opzegging extra onrust bij de cliënt veroorzaakt. Daardoor is de vertrouwensrelatie tussen partijen beschadigd en heeft een ‘warme overdracht’ niet meer plaatsgehad. Er is reden voor een schadevergoeding

  • Home >>
  • Gehandicaptenzorg >>
De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Gehandicaptenzorg    Categorie: Zorgovereenkomst    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 116886

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [plaats], en Stichting Humanitas DMH, gevestigd te Nieuwegein (verder te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. Het geschil is ter zitting behandeld op 13 juli 2018 te Groningen. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënt werd ter zitting bijgestaan door zijn vader, [naam vader] en door een advocaat, [naam advocaat]. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam lid van de Raad van Bestuur], lid van de Raad van Bestuur en [naam cliëntcoach], cliëntcoach.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de wijze waarop de overeenkomst tussen de zorgaanbieder en de cliënt is beëindigd.

Standpunt van de cliënt

In de kern komt het standpunt van de cliënt – voor zover thans van belang – op het volgende neer.

De cliënt heeft voor een periode van ongeveer zes jaar begeleiding gehad van de zorgaanbieder bij het zelfstandig wonen. Op een gegeven moment, ongeveer twee uur voorafgaand aan een afgesproken begeleidingscontact, heeft de zorgaanbieder de overeenkomst telefonisch opgezegd. De begeleiding is vervolgens onmiddellijk en te plotseling gestopt. De zorgaanbieder heeft de door haar tot dan toe uitgevoerde begeleiding ook niet uitgevoerd totdat passende vervanging was geregeld.
De cliënt heeft hierdoor lang niet de nodige begeleiding gehad. De cliënt is weggezakt in een zware depressie en heeft schade geleden. Hij heeft in de periode van acht en een halve maand waarin hij geen begeleiding heeft gehad geen stappen kunnen zetten op de arbeidsmarkt.

De cliënt verzoekt dat de commissie aan hem een schadevergoeding van € 3.000,– toekent. Dit bedrag vindt de cliënt een redelijke vergoeding voor het ondergane leed.

Ter zitting heeft cliënt nog verzocht te bepalen dat de zorgaanbieder de kosten van professionele rechtsbijstand dient te vergoeden.

Standpunt van de zorgaanbieder

In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder – voor zover thans van belang – op het volgende neer.

Er is door de zorgaanbieder veel energie gestoken in de begeleiding van de cliënt. De zorgaanbieder heeft op gegeven moment, na lang intern beraad en overleg met de andere betrokken hulpverleningsinstanties, geconcludeerd dat de begeleiding niet het gewenste resultaat had en diende te worden gestopt. De zorgaanbieder – die gespecialiseerd is in hulp aan mensen met een verstandelijke beperking die de cliënt niet heeft – kan niet de behandeling geven die nodig wordt geacht. Er is gepoogd om een warme overdracht te laten plaatshebben aan een instantie die de begeleiding die de zorgaanbieder tot dan toe bood, zou overnemen, maar dit is helaas niet gelukt, omdat de cliënt hieraan niet meewerkte.

De zorgaanbieder betwist niet de omvang van de verzochte schadevergoeding. Aanvankelijk heeft de zorgaanbieder betwist dat sprake is van het causaal verband tussen de wijze van opzegging en de door cliënt gestelde, geleden schade, maar heeft om haar moverende redenen ter zitting uiteindelijk ervoor gekozen de betwisting niet langer te handhaven.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

In de kern is de klacht gericht tegen de wijze van kennisgeving van de opzegging van de overeenkomst op grond waarvan de zorgaanbieder de cliënt begeleidde. De zorgaanbieder gaat vrij uitvoerig in op de wijze van totstandkoming van de beslissing tot opzegging. Deze wijze van totstandkoming van de beslissing is mogelijk wel zorgvuldig geweest, maar de klacht is tegen de kennisgeving gericht.
De commissie acht de wijze van kennisgeving inderdaad onzorgvuldig en in zoverre is de klacht dan ook gegrond. De zorgaanbieder betwist dit op zichzelf ook niet. De kennisgeving had dienen te worden aangezegd in een persoonlijk gesprek, bijvoorbeeld op een neutrale plaats. Tijdens het gesprek hadden partijen afspraken kunnen maken over hoe het verder diende te gaan en of de begeleiding mogelijk nog een korte tijd, bijvoorbeeld (eveneens) op een neutrale plaats, diende te worden voortgezet. Gelet op het feit dat de cliënt belast is met PDD-NOS zal de plotselinge kennisgeving bij hem extra onrust hebben veroorzaakt. Door de wijze van opzegging is de vertrouwensrelatie tussen partijen beschadigd en heeft de zogenaamde warme overdracht niet meer plaatsgehad.

Nu de zorgaanbieder het bestaan en de hoogte van de geleden schade en het causaal verband tussen het onzorgvuldig handelen en de gestelde schade om hem moverende redenen niet (langer) betwist, zal de commissie het verzoek tot een schadevergoeding toewijzen.

Artikel 22 van het Reglement Geschillencommissie Gehandicaptenzorg bepaalt dat (afgezien van het bepaalde over het klachtengeld) de door partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten voor hun eigen rekening komen, tenzij de commissie in bijzondere gevallen anders bepaalt. Nu de cliënt niet heeft uiteengezet waarom er sprake zou zijn van een bijzonder geval, op grond waarvan zijn kosten van professionele rechtsbijstand voor rekening van de zorgaanbieder zouden moeten komen, zal het verzoek hiertoe worden afgewezen.

Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van de cliënt gegrond.

De zorgaanbieder dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

De commissie bepaalt dat de zorgaanbieder aan de cliënt een bedrag van € 3.000,– aan schadevergoeding dient te betalen, en dat de betaling binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies plaats dient te vinden.

De commissie wijst het verzoek van de cliënt ter zake van de kosten van professionele rechtsbijstand af.

Aldus beslist op 13 juli 2018 door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg.