Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: Beroepsgeheim / geheimhoudingsplicht
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
119541
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats], en Parnassia Groep B.V., gevestigd te Den Haag, (verder te noemen: de zorgaanbieder).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 5 december 2018 te Den Haag. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënte is ter zitting bijgestaan door [naam], vertrouwenspersoon. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen [naam], psychiater (hierna: de psychiater), [naam], jurist.
Onderwerp van het geschil
De klacht richt zich tegen het door de bij de zorgaanbieder in dienst zijnde psychiater vermelden van medische behandelgegevens in een aangifte door haar bij de politie.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken en in het bijzonder naar het vragenformulier van 20 augustus 2018 met bijlagen. Het standpunt van de cliënte luidt in hoofdzaak als volgt.
De cliënte stelt dat de zorgaanbieder haar privacy heeft geschonden, aangezien zonder haar toestemming medische behandelgegevens zijn opgenomen in een door de psychiater gedane aangifte bij de politie op 25 september 2017. Haar klacht ziet op de volgende alinea in de aangifte: “[Naam cliënte] is daarnaast bekend bij de politie. Ze komt regelmatig met de politie in aanraking vanwege haar gedrag. Ze heeft vooral last van gedragsproblemen, suïcidale gedachten en het dreigen met zelfmoord, ze loopt ook regelmatig verward buiten en heeft agressieproblemen.”
De cliënte stelt dat de klacht gegrond dient te worden verklaard en verlangt dat de betreffende alinea uit de aangifte wordt verwijderd. Ook verzoekt zij vergoeding van het door haar in de onderhavige procedure betaalde klachtengeld.
Ter zitting heeft de cliënte daarnaast het volgende aangevoerd. De psychiater heeft bij de Klachtencommissie patiënten aangegeven dat de door haar aan de politie verstrekte informatie te ver ging, maar desalniettemin heeft de Klachtencommissie de klacht ongegrond verklaard. De cliënte wenst dan ook het oordeel van de commissie.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar het bij brief van 13 november 2018 ingestuurde verweer met bijlagen. Het standpunt van de zorgaanbieder luidt in hoofdzaak als volgt.
De zorgaanbieder heeft als beleid dat geweld tegen hulpverleners serieus aangepakt dient te worden en het doen van aangifte bij geweldsincidenten is daar onderdeel van.
Op 28 juni 2018 heeft de Klachtencommissie geoordeeld dat geen diagnostische, medische of andere gegevens ten aanzien van de behandelmethode zijn verstrekt. De gegevens die verstrekt zijn, namelijk dat de cliënte vooral gedragsproblemen heeft, suïcidale gedachten had, dreigde met zelfmoord, soms verward was en agressieproblemen heeft, waren reeds bij de politie bekend. De zorgaanbieder concludeert dat geen medische informatie is verstrekt, noch dat informatie is verstrekt die niet al bekend was bij de politie. De gegevens die de psychiater aan de politie meldde, waren verder noodzakelijk om uitvoering te geven aan de aangifte.
Het schrappen van een passage uit de aangifte, hetgeen de cliënte met haar klacht beoogt te bereiken, ligt niet in het vermogen van de zorgaanbieder. De politie bepaalt immers welke elementen in een aangifte worden opgenomen.
De zorgaanbieder verzoekt de klacht dan ook ongegrond te verklaren.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder nog het volgende toegelicht. Allereerst heeft zij de context geschetst waarbinnen het doen van de aangifte zich heeft afgespeeld. Bij aankomst op het politiebureau kreeg de psychiater gelijk te horen dat er ook aangifte tegen haar was gedaan. De aangifte duurde daarnaast zeer lang. De politie benoemde verder zelf al hetgeen in de betreffende alinea is opgenomen, de cliënte was bekend bij de politie. Daarnaast heeft de psychiater geen diagnose of behandeling genoemd en puur gedragskenmerken vermeld die te maken hadden met de aangifte. Het melden van suïcidale gedachten ligt wellicht op de grens van wat geoorloofd is. Het doen van aangifte brengt een hulpverlener ook in een lastige spagaat ten aanzien van de vraag wat nu al dan niet gemeld kan worden gezien het medisch beroepsgeheim.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
Op grond van de behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Deze zorgplicht houdt in dat de behandelaar die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
In geding is de volgende alinea in de aangifte: “[Naam cliënte] is daarnaast bekend bij de politie. Ze komt regelmatig met de politie in aanraking vanwege haar gedrag. Ze heeft vooral last van gedragsproblemen, suïcidale gedachten en het dreigen met zelfmoord, ze loopt ook regelmatig verward buiten en heeft agressieproblemen.”
De commissie stelt vast dat de inhoud van de betreffende alinea in de aangifte informatie over de cliënte bevat die de zorgaanbieder alleen kan weten uit de relatie die zij als hulpverlener met de
cliënte heeft. Dergelijke informatie valt onder het beroepsgeheim. De commissie oordeelt dat hetgeen de zorgaanbieder heeft vermeld over de suïcidale gedachten en het dreigen met zelfmoord, in elk geval de kaders te buiten gaat van wat een redelijk bekwaam en redelijk handelend zorgverlener mag melden. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder door deze informatie wel bij de politie te melden, zonder dat sprake is van toestemming van de cliënte, haar beroepsgeheim geschonden. De zorgaanbieder had zich bij de aangifte moeten toespitsen op slechts de feiten en het incident waarop de aangifte zag. De achtergrond van de cliënte had daarbij niet of slechts marginaal vermeld behoeven te worden en waarbij terughoudendheid is geboden. Met de schending van haar geheimhoudingsplicht is de arts toerekenbaar tekort geschoten in de uitvoering van haar zorgplicht. De klacht van de cliënte is in zoverre dan ook gegrond.
Hetgeen de cliënte verlangt, te weten het schrappen van de betreffende alinea uit de aangifte, betreft echter niet een maatregel die de commissie (aan de politie) kan opleggen. De gegrondverklaring van de klacht leidt, nu schade door de cliënte niet is gesteld en vergoeding daarvan door haar niet is gevorderd (behalve voor wat betreft het hierna te bespreken klachtengeld), evenmin tot het opleggen van een schadevergoedingsverplichting.
Voor wat betreft het klachtengeld oordeelt de commissie als volgt.
Het reglement van de commissie bepaalt dat indien de klacht van cliënte door de commissie geheel of gedeeltelijk gegrond wordt bevonden, in het bindend advies tevens wordt bepaald dat de zorgaanbieder het door de cliënte betaalde klachtengeld geheel of gedeeltelijk moet vergoeden. Nu de commissie de klacht gegrond heeft bevonden, ziet de commissie hierin aanleiding te bepalen dat de zorgaanbieder aan de cliënte het klachtengeld dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder een bedrag van € 52,50 aan de cliënte dient te vergoeden ter
zake van het klachtengeld;
– wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit
de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw M. Berkelouw en de heer mr. S. Sierksma, leden,
op 5 december 2018 in aanwezigheid van mevrouw mr. B.J. van Gent, secretaris.