De zorgaanbieder heeft de problematiek van de cliënt niet onvoldoende onderkend. De uitzetting van de cliënt uit de woonvorm was niet onvoldoende, omdat hij meermalen is gewaarschuwd voor de gevolgen van het verstrekken van drugs aan medebewoners

  • Home >>
  • Geestelijke Gezondheidszorg >>
De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 114696

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [plaats], gemachtigde: [naam], moeder van de cliënt, en GGZ Noord-Holland-Noord, gevestigd te Heiloo (verder te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
 
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overlegde stukken.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 april 2018 te Amsterdam.
Verschenen zijn: de gemachtigde van de cliënt en namens de zorgaanbieder [naam], (manager) en [naam], (teamleider). Voorts zijn als toehoorders verschenen [naam], [naam] alsmede [naam]. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft – kort gezegd – betrekking op de door de zorgaanbieder aan de cliënt verleende zorg alsmede op de uitzetting van de cliënt uit de woonvorm.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de cliënt er op neer dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in zijn zorgplicht tegenover de cliënt. Deze tekortkoming blijkt uit de volgende klachtonderdelen:
1. Het niet onderkennen van de problematiek van de cliënt.
2. Het uitzetten van de cliënt uit de woonvorm, zonder enig overleg met de betrokkenen.
3. Het onvoldoende naleven van de zorg voor een ziek persoon die zorg behoeft.

De cliënt heeft daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd.
Na een gedwongen opname in de forensische kliniek De Hooge Vennen in Heiloo mocht de cliënt naar de beschermde woonvorm bij de zorgaanbieder. Daar wordt echter “maar” 16 uur per dag zorg geboden en niet de 24-uurs zorg die de cliënt wel nodig had. Volgens de cliënt is van een juiste inschatting van zijn problematiek geen sprake geweest. De cliënt vindt het een bewijs van onvermogen dat de zorgaanbieder hem, bij een schorsing, heeft verwezen naar de nachtopvang.
Een voor de cliënt totaal ongeschikte en zeer risicovolle, zo niet zeer gevaarlijke plek.
De cliënt stelt verder dat er sprake was van een groot tekort aan communicatie met de begeleiders en dat de zorgaanbieder veel eerder een beroep had moeten doen op de expertise en inzet van de verslavingsdeskundigen van De Brijder. De cliënt heeft de noodzakelijke zelfreflectie en daadkracht bij de leiding van de zorgaanbieder gemist. De met de cliënt gevoerde gesprekken hebben geen tot weinig resultaat opgeleverd.
De cliënt voelde de constante druk van medebewoners om drugs te regelen, van het dealen van drugs is echter geen sprake geweest. Volgens de cliënt hadden hij, zijn familie, zijn begeleidster bij Actief Talent, de zorgaanbieder en De Brijder met elkaar om de tafel moeten gaan zitten en had de zorgaanbieder niet moeten besluiten om de cliënt uit de woonvorm te zetten.

De cliënt verzoekt de commissie een door de zorgaanbieder te betalen schadevergoeding toe te kennen van € 5.000,–. Ter onderbouwing daarvan voert hij aan dat de zorg voor hem gedurende ruim zes maanden geheel op zijn moeder en haar partner heeft gerust en zij de inspanning hebben geleverd die de zorgaanbieder had moeten leveren. Zo hebben zij voor huisvesting en de opslag van goederen gezorgd en hebben zij veel tijd gestoken in contact/overleg met instanties. Daarnaast hebben zij onkosten gemaakt.

Ter zitting is door de gemachtigde nog aangevoerd dat de cliënt weliswaar diverse keren te horen heeft gekregen dat het verstrekken van verdovende middelen aan medebewoners verboden was, maar de gevolgen daarvan niet heeft kunnen overzien.

Standpunt van de zorgaanbieder

Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Het standpunt van de zorgaanbieder, zoals ter zitting nader is toegelicht, luidt in hoofdzaak als volgt.

Het besluit tot uitzetting is niet lichtvaardig genomen. De cliënt is veelvuldig gewaarschuwd voor de consequenties van het gebruik en dealen van drugs. Het terugvallen in drugsgebruik hoeft het verblijf bij de woonvorm niet in gevaar te brengen zolang dit buiten de woonvorm gebeurt en het gedrag van de cliënt geen overlast veroorzaakt. Het probleem bij de cliënt lag met name in het dealen van drugs. De cliënt is daar bij herhaling op aangesproken. Op 23 januari 2017 heeft er een overleg plaatsgevonden waarbij ook de moeder van de cliënt aanwezig was. Daarbij zijn afspraken gemaakt, onder meer inhoudende dat bij een derde terugval waarbij ook sprake zou zijn van het verkopen of verstrekken van verdovende middelen, definitief ontslag uit de woonvorm zou volgen.
Op 2 februari 2017 heeft de cliënt nog een laatste officiële waarschuwing gekregen.
Op 28 februari 2017 heeft de cliënt wederom drugs verstrekt aan een medebewoner, waarop is beslist om hem uit de woonvorm te zetten. Aan de cliënt zijn nog een aantal voorstellen gedaan voor onderdak teneinde te voorkomen dat hij op straat zou komen te staan. Van dat aanbod is geen gebruik gemaakt.

Tijdens het verblijf in de woonvorm is er weinig contact geweest met De Brijder, maar was de cliënt onder begeleiding bij een DD-consulent (een medewerker die is gespecialiseerd in het behandelen van de dubbele diagnose combinatie psychiatrie en verslaving) van de zorgaanbieder.
De cliënt is nog steeds ambulant in behandeling bij het GGZ team van de zorgaanbieder. Dat team onderhoudt contacten met De Brijder. Ook is de cliënt nog steeds in beeld bij de DD-kliniek van de instelling en komt hij nog dagelijks in de beschermde woonvorm te Alkmaar voor zijn medicatie, alwaar hij met regelmaat, op kosten van de zorgaanbieder, ontbijt.

De zorgaanbieder is van mening dat de klachten ongegrond moeten worden verklaard en dat de gevraagde schadevergoeding moet worden afgewezen.
Ter zitting is namens de zorgaanbieder nog aangevoerd dat de cliënt vanuit de forensische kliniek met een zogenaamde warme overdracht (een overdracht met een mondelinge toelichting) is overgegaan naar de psychiater van de zorgaanbieder, dat er sindsdien ongeveer eens per drie maanden gesprekken met de cliënt zijn gevoerd en dat de zorgaanbieder “zorgen” over de cliënt meteen aan de behandelend psychiater heeft teruggekoppeld. Verder is namens de zorgaanbieder naar voren gebracht dat de cliënt niet eerder intrinsiek gemotiveerd was voor externe begeleiding bijvoorbeeld door De Brijder.

Beoordeling van het geschil

De klachten van de cliënt zien op het op onvoldoende wijze onderkennen van de problematiek van de cliënt en op zijn uitzetting uit de woonvorm.

Het op onvoldoende wijze onderkennen van de problematiek van de cliënt

Dat de zorgaanbieder de kern van de problematiek van de cliënt onvoldoende zou hebben onderkend en er tijdens de behandeling bij de zorgaanbieder onvoldoende resultaat zou zijn bereikt, berust op een subjectieve beleving van de cliënt. Niet aan de orde is echter of de zorgaanbieder het door de cliënt gewenste resultaat heeft bereikt, maar of de door de zorgaanbieder geleverde inspanning voldoende is geweest. Op de zorgaanbieder rust immers geen resultaatsverplichting maar een inspanningsverplichting. De commissie heeft op basis van het verhandelde ter zitting en de overgelegde stukken geen aanwijzingen – die zijn ook niet door de cliënt aangedragen – dat de zorgaanbieder verwijtbaar onvoldoende zou hebben gedaan bij de begeleiding van de cliënt.

De commissie acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

Uitzetting van de cliënt uit de woonvorm

Vast staat dat de zorgaanbieder de cliënt heeft uitgezet uit de beschermde woonvorm vanwege het door hem verstrekken van drugs aan medebewoners. De cliënt stelt dat dit niet zomaar had gemogen.

De commissie overweegt als volgt.

Uit het onderzoek ter zitting in samenhang met het dossier is de commissie aannemelijk geworden dat de zorgaanbieder voldoende zorgvuldig heeft gehandeld met het oog op een mogelijke verplichte uithuisplaatsing en verdere gevolgen voor de cliënt, zowel wat betreft het begeleid wonen als wat betreft de behandeling en dat een en ander ook is besproken met de moeder van de cliënt. De zorgaanbieder heeft de cliënt immers bij herhaling aangesproken op en gewezen op de mogelijke consequenties van het verstrekken van drugs aan medebewoners, heeft hem ook daarom twee keer geschorst uit de woonvorm, heeft in een overleg op 23 januari 2017 duidelijk te kennen gegeven dat de cliënt bij een derde poging tot het verhandelen van drugs definitief uit de woonvorm zou worden gezet en heeft hem op 2 februari 2017 nog een laatste officiële waarschuwing gegeven.
Nadat een camera van de zorgaanbieder op 28 februari 2017 had geregistreerd dat de cliënt drugs aan een medebewoner had verstrekt, is de cliënt bij brief van 2 maart 2017 geïnformeerd over de beslissing van de zorgaanbieder tot uitzetting uit de woonvorm.
De zorgaanbieder heeft aan de cliënt vervolgens nog alternatieve adressen voor onderdak verstrekt. De commissie acht het handelen van de zorgaanbieder, zoals hiervoor omschreven, niet onzorgvuldig. Dat de cliënt de consequenties van zijn handelen niet heeft kunnen overzien, ziet de commissie niet in.

Het voorgaande betekent dat de beide klachtonderdelen ongegrond zullen worden verklaard. De door de cliënt gevorderde schadevergoeding zal reeds om die reden worden afgewezen.

Hetgeen partijen voorts nog hebben gesteld, behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve dient als volgt te worden beslist.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de klachten ongegrond;

– wijst de gevorderde schadevergoeding af.

Aldus beslist op 11 april 2018 door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg.