Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
107925/128608
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De partner van de klager is meerdere keren bij de zorgaanbieder behandeld. Hierbij heeft de klager geen begeleiding gehad, terwijl hij hier wel om heeft gevraagd en de toestand van zijn partner een groot effect op hem heeft. De commissie moet beoordelen of ze bevoegd is om de klacht inhoudelijk te behandelen. Hierover oordeelt de commissie dat op basis van de Wkkgz, de klager geen cliënt is van de zorgaanbieder. Op grond van artikel 3 van het Reglement geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg behandelt de commissie alleen geschillen tussen een cliënt en een zorgaanbieder. Daarnaast zijn de zorgaanbieder en de klager ook niet overeengekomen om zich aan een bindend advies van de commissie te onderwerpen zoals beschreven in artikel 4 van het regelement. De klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Klager], wonende te [woonplaats]en
Stichting GGz Centraal, gevestigd te Amersfoort
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.
De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2021 te Utrecht. Klager en de zorgaanbieder zijn niet voor de zitting opgeroepen omdat de commissie op grond van de stukken eerst dient vast te stellen of de commissie het geschil inhoudelijk kan behandelen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de periode waarin de partner van klager bij de zorgaanbieder in behandeling was. Klager klaagt erover dat hij in die periode geen begeleiding en nazorg heeft gekregen.
Standpunt van de klager
Voor het standpunt van de klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De partner van klager heeft als gevolg van een persoonlijkheidsstoornis en suïcidaliteit driemaal gebruik moeten maken van de crisisdienst van de zorgaanbieder. Hiervoor is zij ook in behandeling geweest bij de zorgaanbieder. De klager is van mening dat hij in dit gehele traject, als partner zijnde, ten onrechte geen begeleiding of nazorg heeft gekregen van de zorgaanbieder. De toestand van zijn partner heeft grote invloed gehad op klager en op hun relatie. De klager heeft de zorgaanbieder meermaals verzocht om begeleiding maar hier werd steeds terughoudend op gereageerd. De klager is van mening dat de zorgaanbieder hierdoor heeft gehandeld in strijd met artikel 2 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) en met meerdere kwaliteitsinstrumenten uit het register van het Zorginstituut Nederland.
Standpunt van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder is niet naar een standpunt gevraagd omdat de commissie eerst zal bezien of de klager ontvankelijk is in zijn klacht.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ter beoordeling ligt de vraag voor of de commissie bevoegd is de klacht van klager inhoudelijk te beoordelen.
Krachtens de artikelen 14 en 19 van de Wkkgz kan een klacht worden ingediend over een gedraging van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening. Een klacht kan worden ingediend door een cliënt, een nabestaande van de overleden cliënt dan wel een vertegenwoordiger van de cliënt.
De klager beschouwt zichzelf als cliënt. In artikel 1, eerste lid van de Wkkgz wordt een cliënt gedefinieerd als een natuurlijk persoon die zorg vraagt of aan wie zorg wordt verleend. Niet in geschil is dat de zorgaanbieder geen zorg aan de klager heeft verleend. Klager is van mening dat hij als cliënt dient te worden aangemerkt omdat hij zorg heeft gevraagd van de zorgaanbieder, namelijk begeleiding en nazorg. Dit standpunt volgt de commissie niet. In onderhavige zaak is de partner van klager de natuurlijke persoon die zorg heeft gevraagd of aan wie zorg is verleend in de zin van artikel 1, eerste lid van de Wkkgz. In de definitie van cliënt wordt weliswaar gesproken over een natuurlijk persoon die zorg vraagt maar hiermee wordt niet bedoeld dat eenieder die zich bij een zorgaanbieder meldt automatisch als cliënt in de zin van de Wkkgz kan worden beschouwd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat dit onderscheid in de definitie is opgenomen vanwege het recht op keuze-informatie (Kamerstukken II 2009/10, 32402, p. 94). Het recht op keuze-informatie is geregeld in artikel 10 van de Wkkgz en houdt in dat een zorgaanbieder iemand op verzoek informatie verstrekt over de door een zorgaanbieder aangeboden zorg, bijvoorbeeld over tarieven en de kwaliteit van de zorg. Omdat die informatie wordt gegeven in het stadium dat de betrokkene nog op zoek is naar de zorgaanbieder van zijn voorkeur, en er dus nog geen sprake is van een natuurlijk persoon ‘aan wie zorg wordt verleend’, is in de definitie opgenomen dat ook degene die zorg vraagt wordt aangemerkt als cliënt. Aangezien ook deze situatie zich in onderhavig geval niet voordoet, is de commissie van oordeel dat klager niet kan worden aangemerkt als cliënt in de zin van artikel 1, eerste lid van de Wkkgz.
Op grond van artikel 3, eerste lid van het Reglement geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: reglement) beslecht de commissie alleen geschillen tussen een cliënt en een zorgaanbieder. In artikel 1 van het reglement wordt bij de definitie van cliënt opgemerkt dat er sprake moet zijn van een natuurlijk persoon die een geschil in de zin van de Wkkgz heeft. Aangezien de commissie reeds heeft vastgesteld dat klager niet kan worden aangemerkt als cliënt in de zin van de Wkkgz, is er dus ook geen sprake van een geschil in de zin van de Wkkgz. Klager kan dan ook niet worden aangemerkt als cliënt in de zin van het reglement.
Bovendien is de commissie krachtens artikel 4 van het reglement pas bevoegd een aanhangig gemaakt geschil te behandelen indien partijen zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen. Aangezien de zorgaanbieder geen zorg heeft verleend aan de klager, en er bijvoorbeeld ook geen sprake is van een verzoek om informatie zoals bedoeld in artikel 10 van de Wkkgz, is er geen sprake van een situatie waarin de zorgaanbieder en de klager zijn overeengekomen om zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen.
Op grond van het voorgaande acht de commissie de klager niet ontvankelijk in het geschil.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klager niet ontvankelijk in het geschil.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen (psychiater), de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 29 oktober 2021.