De klacht over het zonder toestemming verstrekken van medische informatie aan een derde is gegrond. Dat geldt ook voor de klacht met betrekking tot de onvolledige dossiervorming

  • Home >>
  • Zorg Algemeen >>
De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Zorg Algemeen    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 111246

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [plaats] en Stichting Woonvoorziening Huize Marjo, gevestigd te Dedemsvaart.

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 28 november 2017 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.

Namens de cliënt zijn ter zitting verschenen [naam vader van cliënt] en tevens gemachtigde van de cliënt, en [naam moeder van de cliënt]. Namens de zorgaanbieder is verschenen [naam advocaat] te [plaats].

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de dienstverlening, de houding en het gedrag van de zorgaanbieder.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De door de cliënt overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de cliënt op het volgende neer.

Namens de cliënt heeft de gemachtigde meerdere klachten ingediend over het gedrag van de woonvoorziening Huize Marjo van de zorgaanbieder, waar de cliënt op basis van een indicatie afgegeven door CIZ van 1 april 2015 tot 26 juni 2016 verbleef.

Op enig moment is de verhouding met de zorgaanbieder verslechterd. De gemachtigde van de cliënt heeft zijn onvrede geuit over de manier van communiceren. Hij stelt dat de reacties van de zorgaanbieder op ingebrachte punten in besprekingen of via e-mailberichten zijn verhard en uiteindelijk rancuneus zijn geworden.

De gemachtigde van de cliënt wenst inzicht te verkrijgen in de besteding van het persoonsgebonden budget (pgb), omdat hij de indruk heeft gekregen dat deze niet in orde was. Daarbij gaat het onder meer om de vergoedingen voor de dagbestedingen van de cliënt, de kosten voor vervoer naar de externe dagbesteding en de uitgaven voor de begeleiding van de cliënt. De onttrekkingen op het pgb van de cliënt waren te hoog. De zorgaanbieder heeft dit inmiddels gecorrigeerd en een bedrag teruggestort.

Voorts is discussie ontstaan over de huurverhoging die de zorgaanbieder wilde doorvoeren. Deze was naar het gevoel van de gemachtigde van de cliënt bedoeld ter compensatie van het pgb dat is teruggestort.

In mei 2016 is een vertrouwensbreuk ontstaan, die de cliënt heeft doen besluiten de samenwerking op te zeggen. Hierna heeft de zorgaanbieder onwaarheden over de cliënt verkondigd in de richting van medewerkers en bewoners en zonder toestemming medische informatie verstrekt aan dagbestedingsbedrijven.

Met betrekking tot het dossier meent de gemachtigde van de cliënt dat sprake is van valsheid in geschrift, omdat aanvankelijk door de ggd geconstateerd was dat er geen ondersteuningsplan aanwezig was, maar later wel één is overhandigd, welke door de cliënt zou zijn ondertekend en gedateerd voor de controle van de ggd. Deze ondertekening zou bovendien hebben plaatsgevonden op een datum waarop de cliënt niet in de woonvoorziening verbleef, in tegenwoordigheid van een derde wiens naam onbekend is gebleven.

De gemachtigde van de cliënt heeft zijn klacht voorgelegd aan de Landelijke Klachtencommissie Gezondheidszorg. De klachtencommissie heeft de klachtonderdelen ten aanzien van het niet voldoen aan het verzoek om een gespecificeerd overzicht te verschaffen van de besteding van de pgb-gelden, het zonder toestemming verstrekken van medische informatie, en het niet voldoen aan het verzoek om inzage te krijgen in het dossier van de cliënt, gegrond verklaard. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard.

De cliënt verzoekt de commissie thans zijn klacht jegens de zorgaanbieder gegrond te verklaren.

Ter zitting heeft de gemachtigde van de cliënt verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Om aan de voor hem uiterst onbevredigende situatie een einde te maken, is de cliënt verhuisd. Er heeft een eindgesprek met personeel en medebewoners plaatsgevonden om de periode zo positief mogelijk te kunnen afsluiten.

Ten aanzien van de inzage in het dossier merkt de gemachtigde van de cliënt op dat enkele stukken zijn verstrekt, maar dat het dossier uit meer stukken moet bestaan. Tevens is een specificatie van de pgb-gelden verstrekt, maar deze specificatie is onduidelijk en verschaft nauwelijks inzicht in de besteding van het budget. Er is inmiddels een bedrag van € 5.000,– terugbetaald, dus in financiële zin is de kwestie afgedaan. De gemachtigde van de cliënt persisteert bij het standpunt dat sprake is van valsheid in geschrift.

Standpunt van de zorgaanbieder

Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder op het volgende neer.

De zorgaanbieder geeft aan zich niet te kunnen verdedigen tegen de niet-onderbouwde stellingen en verwijten die zien op de wijze van communicatie, maar de juistheid ervan met klem te betwisten.

Voorts kan de zorgaanbieder zich niet vinden in het klachtonderdeel dat ziet op het financiële aspect. Er is naar haar oordeel een ordentelijke huurovereenkomst gesloten en er zijn afspraken gemaakt met betrekking tot de vergoedingen voor de dagbestedingen. Het als gevolg van een rekenfout te hoog ontvangen bedrag is in juni 2016 naar de SVB teruggestort.

De zorgaanbieder stelt dat de cliënt inzage in het dossier heeft gehad en dat geen sprake is van vervalsingen of lacunes in het dossier.

De zorgaanbieder verzoekt de klacht op alle punten ongegrond te verklaren.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De zorgaanbieder betreurt het dat de situatie met de cliënt is geëscaleerd en dat dit heeft geleid tot een onherstelbare vertrouwensbreuk. Mede naar aanleiding van de ingediende klacht heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een onderzoek uitgevoerd. In december 2016 heeft de IGZ geconstateerd dat het werk binnen de zorgaanbieder met name gericht is op het welbevinden en welzijn van de mensen die er wonen, maar dat er ten aanzien van de verslaglegging en verantwoording verbeterpunten zijn. De zorgaanbieder is inmiddels, met hulp van een externe organisatie, een verbetertraject gestart.

De zorgaanbieder betwist uitdrukkelijk dat sprake is van valsheid in geschrift dan wel schaduwdossiervorming, maar erkent dat de dossiervorming destijds niet op orde was. Hoewel het dossier van de cliënt niet voldoet aan de normen van wat ervan verwacht mag worden, bevinden zich hierin geen andere stukken dan de stukken die reeds aan de cliënt zijn verstrekt.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie concludeert aan de hand van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, dat van haar geen oordeel meer gevergd wordt ten aanzien van het klachtonderdeel dat ziet op de huurverhoging. De cliënt heeft immers met instemming van de zorgaanbieder gedurende het bestaan van de huurovereenkomst volgens de oorspronkelijke afspraak de huurpenningen voldaan en thans is de cliënt niet meer woonachtig bij de zorgaanbieder, zodat hij ook geen huurprijs meer verschuldigd is. Voorts is gebleken dat de cliënt inmiddels in het bezit is gesteld van een overzicht van de besteding van de pgb-gelden, zodat de zorgaanbieder op dit punt aan haar verplichting heeft voldaan. Dat dit overzicht voor de gemachtigde van de cliënt niet de duidelijkheid heeft verschaft die hij wenste, is spijtig, maar dit laat onverlet dat de commissie zich ook ten aanzien van dit klachtonderdeel onthoudt van een oordeel.

Ten aanzien van de overige klachtonderdelen stelt de commissie voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst.
De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder haar geheimhoudingsplicht ten aanzien van vertrouwelijke dan wel medische informatie heeft geschonden door zonder toestemming van de cliënt medische informatie aan het dagbestedingsbedrijf van de cliënt te verstrekken. Zij acht dit klachtonderdeel gegrond.

Voorts is de commissie van oordeel dat de dossiervorming onvolledig is geweest, in die zin dat de inhoud van het dossier niet voldeed aan de verwachtingen die men ervan kan en mag hebben. De zorgaanbieder is hierop door de IGZ aangesproken en zij heeft vervolgens een verbetertraject in gang gezet. Tevens heeft de zorgaanbieder aangegeven dat de cliënt inmiddels in het bezit is gesteld van een afschrift van alle stukken die zich in het dossier bevinden. Dit neemt niet weg dat de commissie van oordeel is dat de cliënt terecht heeft geklaagd over de dossiervorming. De commissie verklaart het klachtonderdeel dat hierop ziet, gegrond.
Ten aanzien van de gestelde valsheid in geschrift kan de commissie aan de hand van de ingebrachte stukken en de betwisting van de zorgaanbieder op dit punt, niet vaststellen of hiervan sprake is, zodat dit klachtonderdeel ongegrond moet worden verklaard.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

verklaart de klacht voor zover deze betrekking heeft op het zonder toestemming verstrekken van medische informatie en de dossiervorming, gegrond;

verklaart de klacht ten aanzien van de valsheid in geschrift, ongegrond;

bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 52,50 dient te vergoeden aan de cliënt ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist op 28 november 2017 door de Geschillencommissie Zorg Algemeen.