
Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: Uitvoering behandelingsovereenkomst
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
114752
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Klaagster], wonende te [plaats], nabestaande van wijlen [naam], en Markenheem, gevestigd te Doetinchem.Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 29 maart 2018 te Utrecht. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Klaagster werd vergezeld van [naam], een vriendin. Namens de zorginstelling zijn verschenen: [naam], specialist ouderengeneeskunde, [naam], specialist ouderengeneeskunde en [naam], teammanager. De zorginstelling is bijgestaan door een gemachtigde, [naam].
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van zorgverlening aan [naam], de vader van klaagster.
Standpunt van klaagster
Klaagster heeft haar klachten vermeld in het door haar op 11 december 2017 ingevulde klachtenformulier en de daarbij behorende bijlagen, waarvan de kern – kort en zakelijk – als volgt wordt weergegeven.
De zorginstelling heeft nalatig gehandeld. De vader van klaagster verbleef bij de zorginstelling.
Op maandag 18 september 2017 was de vader van klaagster gedurende de hele dag en avond misselijk; hierdoor kon hij niet eten. Ondanks dat de familie dit heeft gemeld is er de hele dag geen actie ondernomen door de verpleging. De bloedsuikerspiegel van de vader van klaagster is niet gecontroleerd (hij had diabetes), er is geen arts gebeld.
Achteraf bleek dat zijn bloedsuikerspiegel hoog was. Diezelfde avond trof klaagster haar vader doodziek aan. Hij was nauwelijks aanspreekbaar. Klaagster heeft hiervoor de verpleging geroepen, maar die vertelde dat ze pas over een uur de bloedsuikerspiegel zouden controleren. De familie was zich ervan bewust dat de vader in slechte toestand verkeerde en dat er adequaat gehandeld moest worden. Zij gingen daarom niet akkoord met de reactie van de verpleging en drongen aan om direct te handelen. Na discussies mocht de familie zelf de bloedsuikerspiegel controleren. De vader zat erg hoog met zijn bloedsuikerspiegel; hij zat in een ketoacidose fase, wat betekent dat hij zo snel mogelijk insuline nodig had. Dat verklaarde de vermoeidheid en de misselijkheid. Klaagster heeft uiteindelijk telefonisch de vervangende arts gesproken. Deze laatste beoordeelde de situatie ook niet als spoed en gaf aan er pas na een uur te zijn.
Op maandag 18 september 2017 is door de zorginstelling nalatig en niet kundig gehandeld. De kennis bij de verpleegkundige wat betreft diabetes is onvoldoende aanwezig.
Door de nalatigheid en onkunde van de verpleging is de vader van klaagster sneller overleden en is de levenskwaliteit in zijn laatste levensfase afgenomen.
Ter zitting heeft klaagster verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Als een diabetes patiënt zich niet goed voelt, dan moet je zijn bloedsuikerspiegel controleren, ook als hij dat niet wil. Dat is niet gebeurd. Zondag 17 september had de vader van klaagster dikke, opgezwollen enkels, dat is ook niet gezien. Om zes uur die dag is er wel insuline gespoten, maar niet gecontroleerd. Dat mag volgens klaagster niet; men moet eerst de bloedsuikerspiegel controleren en dan pas insuline spuiten.
Klaagster verlangt een schadevergoeding en een onderzoek naar de zorginstelling.
Standpunt van de zorginstelling
Voor het standpunt van de zorginstelling verwijst de commissie naar het verweer van de zorginstelling d.d. 22 februari 2018. In de kern komt het verweer van de zorginstelling op het volgende neer.
De zorginstelling stelt dat de feitelijke gang van zaken anders is geweest dan klaagster in het klachtenformulier wil doen voorkomen. De zorginstelling stelt dat de bloedwaarde van de vader van klaagster gecontroleerd had moeten worden. Van enig verder nalatig handelen aan de zijde van de zorginstelling is geen sprake. Ook is er geen sprake van onkunde van de verpleging.
Er is geen causaal verband tussen het niet dan wel niet tijdig controleren van de bloedwaarde van de vader van klaagster en (i) het eerder overlijden en (ii) het afnemen van de levenskwaliteit in zijn laatste levensfase.
Volgens de zorginstelling is de commissie niet bevoegd om in het algemeen aanbevelingen te doen voor verbetering van de zorg in de toekomst. Niet duidelijk is wie er schade heeft geleden en wat daarvan de omvang is.
Dat sprake is geweest van een medisch verwijtbaar handelen door de zorginstelling wordt ontkend.
Ter zitting heeft de zorginstelling verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De vader van klaagster was in het algemeen bekend met het niet graag geprikt willen worden. Hij had een moeilijk te controleren bloedsuikerspiegel. De afspraak was om één keer per week een curve te maken.
Er moest een afweging worden gemaakt tussen het goed willen behandelen van de vader van klaagster voor zijn diabetes en het hem niet te veel belasten met prikken, waar hij een hekel aan had.
De kennis en bekwaamheid was aanwezig. Er is op dat moment wel een inschattingsfout gemaakt.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het
volgende.
Voor aansprakelijkheid van de zorginstelling is vereist dat voldoende aannemelijk is dat deze tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst. De tekortkoming moet aan de zorginstelling verweten kunnen worden en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorginstelling bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorginstelling die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Door de zorginstelling wordt erkend dat de bloedsuikerspiegel van de vader van klaagster op maandag 18 september 2017 niet (op de juiste wijze of frequentie) is gecontroleerd. Voorafgaand aan het spuiten van insuline is niet gecontroleerd wat de bloedsuikerspiegel van de vader van klaagster was, terwijl hij bekend stond met een moeilijk te controleren spiegel. Ook op de signalen van de familie is niet adequaat gereageerd.
De commissie is van oordeel dat de zorginstelling in het licht van het voorgaande niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwame vakgenoot/hulpverlener verwacht mag worden en dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de zorginstelling. De klacht zal gegrond worden verklaard.
Klaagster heeft op het klachtenformulier verzocht om haar een schadevergoeding toe te kennen. Zij heeft de gestelde schade evenwel niet nader gespecificeerd (omvang) en onderbouwd. De commissie zal dit verzoek daarom ook afwijzen. Aangezien de commissie niet de bevoegdheid heeft om, zoals klaagster heeft verzocht, onderzoek te (laten) doen naar de zorginstelling, zal ook dit verzoek worden afgewezen.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder, nu de klacht gegrond is, overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan klaagster dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– bepaalt dat deze betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies;
– wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg op 29 maart 2018.