De afwijzing door de aansprakelijkheidsverzekeraar wordt door de commissie in dit geval beschouwd als de afhandeling van de klacht door het ziekenhuis. Omdat de cliënt de klacht pas vijf jaar nadien bij de commissie aanhangig heeft gemaakt, is dat te laat en kan de commissie de klacht niet behandelen

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 118446

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [plaats], en OLVG, gevestigd te Amsterdam, (verder te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

Het geschil is buiten aanwezigheid van partijen behandeld op 15 november 2018 te Utrecht.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen, omdat eerst moet worden vastgesteld of de commissie het geschil inhoudelijk kan behandelen, gelet op het feit dat het ziekenhuis zich heeft beroepen op de niet-ontvankelijkheid van de cliënt in zijn klacht.

Aan partijen is op 1 november 2018 schriftelijk bericht dat de commissie eerst een voorbeslissing dient te nemen alvorens het dossier op de inhoud kan worden beoordeeld.
De cliënt is vervolgens in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke reactie te geven op het standpunt van het ziekenhuis inzake de vraag of de commissie het geschil kan behandelen. De commissie heeft op 1 november 2018 een reactie van de cliënt ontvangen. De commissie heeft ook kennisgenomen van de overige stukken die zich in het dossier bevinden.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de klachten die de cliënt heeft ondervonden van de bij hem geplaatste
MoM-prothese (metaal op metaal heupprothese) tijdens de heupoperatie die in 2005 door het ziekenhuis is uitgevoerd. Ook na vervanging van de prothese in 2012 ondervindt de cliënt nog klachten aan zijn heup.

Beoordeling ten aanzien van de ontvankelijkheid

Voordat de commissie toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht, dient zij te beoordelen of de cliënt in zijn klacht kan worden ontvangen.

Het ziekenhuis stelt zich op het standpunt dat de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht is, omdat hij zijn geschil niet binnen twaalf maanden na afhandeling van de klacht door het ziekenhuis bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Blijkens de door het ziekenhuis overgelegde stukken heeft de cliënt zijn klacht eind 2012 aan het ziekenhuis voorgelegd, waarna het ziekenhuis de klacht heeft laten beoordelen door haar aansprakelijkheidsverzekeraar MediRisk. MediRisk heeft op 31 januari 2013 de aansprakelijkheid van het ziekenhuis afgewezen. De cliënt heeft de klacht pas onlangs bij de commissie ingediend, dus ruimschoots na de termijn van twaalf maanden. Tevens beroept het ziekenhuis zich erop dat de vordering is verjaard.

De cliënt stelt, naar de commissie begrijpt, dat hij wel degelijk ontvankelijk is in zijn klacht. Hij heeft naar voren gebracht dat hij na diverse telefoontjes geen gehoor kreeg bij de klachtenlijn van het OLVG. Hij heeft daarop eind 2017 contact opgenomen met het Landelijk Meldpunt Zorg. Een medewerkster van het Meldpunt Zorg informeerde hem over de commissie, die hem niet bekend was. De cliënt heeft door privéomstandigheden destijds wat later contact gezocht met de commissie, aangezien zijn vrouw was gevallen in de badkamer en haar arm had gebroken. In december 2017 informeerde een juriste van het ziekenhuis de cliënt telefonisch dat zij het ziekenhuis niet aansprakelijk achtte. De cliënt wijst erop dat het ziekenhuis zelf aan de trage kant is geweest, aangezien hij pas 7 jaar na de operatie, namelijk in 2012, is opgeroepen voor een bloedcontrole, waaruit bleek dat het chroom- en kobaltgehalte in zijn bloed te hoog was. De cliënt heeft er 3 jaar over gedaan om dit weer normaal te krijgen.

De commissie overweegt als volgt.

Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van het Reglement van de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: het reglement) dient de commissie een cliënt niet-ontvankelijk te verklaren op verzoek van het ziekenhuis – gedaan bij eerste gelegenheid – indien de cliënt zijn geschil niet binnen twaalf maanden na afhandeling van de klacht door het ziekenhuis bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Ingevolge artikel 6, tweede lid, van het reglement geldt hierop een uitzondering indien de cliënt redelijkerwijs geen verwijt treft.

In dit geval heeft het ziekenhuis bij de eerste gelegenheid een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de cliënt in zijn klacht. De klacht ziet op de heupoperatie in 2005. Uit de stukken blijkt dat de cliënt zijn klacht eind 2012 aan het ziekenhuis heeft voorgelegd. Dit was na de oproep door het ziekenhuis om de prothese te laten nakijken. De aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis heeft op 31 januari 2013 aan de cliënt bericht dat de aansprakelijkheid van het ziekenhuis wordt afgewezen. Hoewel deze afwijzing door de aansprakelijkheidsverzekeraar formeel niet is aan te merken als afhandeling van de klacht door het ziekenhuis, zal de commissie, gezien de datering van deze afwijzing en het feit dat de Wkkgz pas per 1 januari 2017 in werking is getreden, de afwijzing van de zorgverzekeraar in dit geval wel als zodanig aanmerken. Nu de cliënt de klacht pas vijf jaar nadien, namelijk op 25 juni 2018 (de datum van ontvangst van het eerste vragenformulier), bij de commissie aanhangig heeft gemaakt, is dat ruimschoots na de termijn van twaalf maanden na afhandeling van de klacht door het ziekenhuis. Naar het oordeel van de commissie stelt het ziekenhuis zich daarom terecht op het standpunt dat de cliënt voornoemde termijn van twaalf maanden heeft overschreden.

Het feit dat de cliënt niet op de hoogte was van het bestaan van de commissie, doet daaraan niet af. Evenmin doet daaraan af dat het ziekenhuis de cliënt pas 7 jaar na de operatie, namelijk in 2012, heeft opgeroepen voor een bloedcontrole, aangezien pas vanaf dat jaar bekend werd dat bij
MoM-protheses mogelijk complicaties zouden optreden. Naar het oordeel van de commissie is er ook geen sprake van overige omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de cliënt zijn klacht bij de commissie verschoonbaar te laat heeft ingediend.

Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van het ziekenhuis op niet-ontvankelijkheid van de cliënt in zijn klacht en komt de commissie niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het geschil.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat als volgt dient te worden beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus beslist op 15 november 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.