Consument is in gebreke nu hij niet tijdig de ondernemer in gebreke heeft gesteld. Consument moet alsnog de glazen en het montuur afnemen.

  • Home >>
  • Optiek >>
De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Optiek    Categorie: Klachtenbehandeling    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: OPT99-0017

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 5 februari 1999 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot oogmeting van een montuur met bijpassende glazen tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van ƒ 641,–. Deze overeenkomst is uitgevoerd op of omstreeks 11 februari 1999.   De consument heeft een bedrag van ƒ 641,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak:   Consument heeft het volgende laten weten via mr. C.G.M. Oosterwijk, verbonden aan het Buro voor Rechtshulp te Amsterdam. Consument heeft op 5 februari 1999 een oogmeting laten verrichten en een bril aangekocht bij de ondernemer. Na levering op 11 februari bleek consument al spoedig, dat de glazen niet goed waren. Consument kon niet behoorlijk met de bril kijken en kreeg er zelfs hoofdpijn van. Consument kon met andere woorden de bril niet gebruiken en heeft op verzoek de bril weer teruggebracht bij de ondernemer om de glazen te laten vervangen. Rond 25 februari heeft consument zich vervoegd bij de ondernemer met zijn klacht. Een nieuwe oogmeting maakte duidelijk, dat de ingezette glazen niet geschikt waren. Andere glazen werden besteld op 2 maart bij Essilor en op 3 maart werd telefonisch kenbaar gemaakt, dat de bril nog niet gereed was. Na een week bleek de bril nog niet gerepareerd. In de weken nadien heeft de consument nog diverse malen gebeld en kreeg hij telkens te horen, dat de reparateur ziek was. De telefoongesprekken werden vanaf diverse locaties gevoerd. Een gesprek werd gevoerd op 3 maart 1999. Een bewijs daarvan is bijgeleverd. Hoewel gebruikelijk is dat de ondernemer contact opneemt met de consument geschiedde zulks niet. Aangezien consument niet zonder bril kon heeft hij de moed opgegeven en besloten elders een bril aan te schaffen. Eind mei kreeg de consument een telefoontje, dat zijn bril inmiddels was gerepareerd en afgehaald kon worden.   De consument is van oordeel niet gehouden te zijn de bril af te nemen en om die reden niet gehouden te zijn de bril te betalen.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak:   Op 5 februari 1999 werd een pro forma nota opgemaakt voor een montuur met glazen ten bedrage van fl. 641,–. Tevens werd een bril gemaakt en geleverd. Omdat de glazen niet bleken te voldoen werd een nieuwe oogmeting verricht en werden met spoed op 2 maart 1999 nieuwe glazen besteld bij Essilor. Aangegeven werd, dat de levering van de nieuwe bril enige dagen zou vergen. De bestelde glazen worden in de regel binnen een paar dagen geleverd en in een montuur gezet. Hoewel de ondernemer niet meer weet wanneer de consument gebeld is, is het gebruikelijk, dat de consument wordt gebeld, wanneer de bril klaar is. In het telefoongesprek met de consument, dat op 3 maart 1999 werd gevoerd is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aan de consument meegedeeld, dat de bril nog niet klaar kon zijn maar dat het een kwestie van enkele dagen was. Vaststaat naar het oordeel van de ondernemer vervolgens in ieder geval, dat de consument in de week na 2 maart niet in de winkel is geweest. Dan immers had hij de bril mee kunnen nemen omdat deze rond 4 maart gereed lag. Eind maart heeft de ondernemer, alvorens voor enige tijd afwezig te zijn op de zaak, een lijst opgemaakt met namen van consumenten, voor wie nog een bestelling klaar lag. Op die lijst kwam ook de naam van de consument voor. Betwist wordt door de ondernemer, dat de consument regelmatig gebeld heeft met de vraag of de bestelling al gereed was. Daarvan blijkt bovendien op geen enkele wijze. Overigens doet het feit of de consument regelmatig gebeld heeft naar het oordeel van de ondernemer niet af aan diens verplichting de overeenkomst na te komen, de bril af te nemen en te betalen.   De ondernemer is bereid uit coulance genoegen te nemen met de betaling van uitsluitend de glazen, omdat de consument inmiddels elders een nieuwe bril heeft aangeschaft.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen:   Tijdens de zitting is vast komen te staan, dat de consument reeds betrekkelijk kort na 2 maart 1999 zich vervoegd heeft bij een andere opticien teneinde aldaar zich een montuur aan te laten meten. De na dat moment mogelijkerwijze door de consument met de ondernemer gevoerde telefoongesprekken, waarvan overigens geen bewijs geleverd is, hadden dan ook ten hoogste symbolische betekenis en konden niets veranderen aan het gegeven, dat de consument inmiddels elders een bril had aangeschaft. Daarnaast is vast komen te staan, dat de consument op geen enkele wijze, telefonisch of in de winkel van de ondernemer, in de eerste 10 dagen van maart 1999 aan de ondernemer kenbaar heeft gemaakt vanwege overschrijding van de termijn de overeenkomst te willen ontbinden. Zulks zou zeker tot de mogelijkheden hebben behoord, aangezien de consument op slechts luttele minuten afstand van de ondernemer woonde. Evenmin is gebleken van een schriftelijke ingebrekestelling door de consument van de ondernemer, waarbij nog een nadere termijn van 14 dagen voor de nakoming geboden werd. Die verplichting blijft bestaan zelfs wanneer niet overtuigend is gebleken, dat de ondernemer telefonisch contact had met de consument over het afhalen van de bril. Van een zekere communicatiestoornis lijkt dan ook wel sprake geweest te zijn.   Alle feiten afwegend komt de Commissie tot de conclusie, dat de consument in gebreke is gebleven door niet tijdig de ondernemer in gebreke te stellen. Nu zulks achterwege is gebleven acht de Commissie het gedrag van de consument niet redelijk en bepaalt dat het montuur en de glazen alsnog afgenomen moeten worden en dat het in depot gestorte bedrag betaald dient te worden aan de ondernemer. Daaraan verandert niets door het feit, dat de ondernemer weinig actief geweest is met betrekking tot het oproepen van de consument.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen. De consument moet alsnog het montuur en de glazen afnemen.   Met inachtname van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.   De commissie bepaalt dat het door de consument gedeponeerde bedrag van ƒ 641,– aan de ondernemer zal worden overgemaakt.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Optiek op 28 februari 2000.