Consument heeft klacht eerst aan ondernemer voorgelegd en vervolgens binnen termijn aan commissie

  • Home >>
  • Optiek >>
De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Optiek    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: ontvankelijkverklaring   Uitkomst: ontvankelijk   Referentiecode: 124513/133689

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument heeft bij de ondernemer een computerbril gekocht en hierbij is volgens de consument geen oogdrukmeting gedaan, terwijl dit wel had gemoeten. Hierdoor is de consument er te laat achter gekomen dat haar oogdruk te hoog was en was medisch ingrijpen niet meer op tijd mogelijk. Hier heeft de consument schade aan overgehouden. De commissie oordeelt dat zij bevoegd is om het geschil tussen de partijen te beslissen met een bindend advies. Daarnaast is de consument ontvankelijk in haar klacht omdat zij de klacht eerst heeft voorgelegd aan de ondernemer en vervolgens binnen de gestelde termijn van 3 maanden aan de commissie.

Volledige uitspraak

De beoordeling van de bevoegdheid van de commissie
De commissie heeft eerst te beoordelen of partijen zijn overeengekomen dat de commissie met bindend advies mag beslissen in hun geschil.

Door de consument is – voor zover in het kader van de te nemen voorbeslissing van belang – aangevoerd dat zij op 17 december 2014 bij de ondernemer een “computerbril inclusief AR + KV” (zie factuur van die datum) heeft aangeschaft en laten aanmeten, zulks tegen betaling van € 289,–. Bij die gelegenheid is naar zeggen van de consument door de ondernemer een oogdrukmeting nagelaten, terwijl dat toen naar haar zeggen wel degelijk had gemoeten. Reeds toen had volgens haar een (veel) te hoge oogdruk kunnen worden geconstateerd, waarop tijdig medisch ingrijpen nog mogelijk was geweest. Die te hoge oogdruk is echter eerst veel later – en daarmee te laat – geconstateerd met alle zeer ingrijpende medische en feitelijke/financiële gevolgen van dien. Op basis hiervan wordt thans veroordeling tot betaling van “letselschade” gevorderd. Een te vorderen bedrag wordt door de consument niet geduid.

Het bestaan van een andere overeenkomst tussen partijen is gesteld noch gebleken. In het bijzonder is ook niet gebleken dat door partijen separaat is overeengekomen dat de ondernemer een of meer diensten zou verrichten voor de consument.

Voor aannemelijk moet worden gehouden van de bovengenoemde overeenkomst deel hebben uitgemaakt de
hier voor de bevoegdheid van deze commissie relevante Algemene Voorwaarden Optiekbedrijven van de Nederlandse Unie van Optiekbedrijven, en wel de versie zoals die gold in 2014 (en welke per 1 januari 2011 in werking zijn getreden). Van die voorwaarden maakte deel uit het hier relevante Bindend Advies beding (artikel 19) dat bevoegdheid van deze commissie geeft voor de beslechting van geschillen “(…) over de totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot door deze Ondernemer te leveren of geleverde diensten en zaken”.

Voor zover destijds bij het aangaan van voormelde overeenkomst van partijen niet expliciet mocht zijn verwezen naar het van toepassing zijn van die voorwaarden (in voormelde factuur wordt daarover in elk geval niets vermeld) heeft te gelden dat constante jurisprudentie van de Geschillencommissie is dat dergelijke consumentenvoorwaarden ook tussen partijen hebben te gelden om reden dat de ondernemer zich tegenover diens desbetreffende branche – te weten de Nederlandse Unie van Optiekbedrijven, NUVO – onvoorwaardelijk heeft verplicht tot gebruikmaking bij transacties met consumenten van (alleen) die voorwaarden. Het klagen bij de geschillencommissie door de consument moet in dat licht worden beschouwd als acceptatie van dat derdenbeding.

Overigens is de bevoegdheid van de commissie om tussen partijen met bindend advies te beslissen ook niet in twijfel getrokken.

De slotsom luidt dan ook dat de commissie in beginsel bevoegd is om tussen partijen te beslissen met bindend advies.

De beoordeling van de ontvankelijkheid van de consument
Vervolgens heeft de commissie te beoordelen of de consument kan worden ontvangen in haar klacht.
Daarbij is relevant het volgende dat is bepaald in voormeld artikel 19:

“(…..) 2.Een geschil wordt door de Geschillencommissie slechts in behandeling genomen, indien de Consument zijn klacht eerst aan de Ondernemer heeft voorgelegd.
3. Nadat de klacht aan de Ondernemer is voorgelegd dient het geschil uiterlijk drie maanden na het ontstaan daarvan schriftelijk bij de Geschillencommissie aanhangig te worden gemaakt.“

De commissie stelt vast dat de ondernemer op 8 mei 2020 (voor het eerst) aansprakelijk is gesteld door/namens de consument voor wat betreft deze op letselschade gebaseerd vordering, ingesteld op basis van de hiervoor summier aangeduide feiten, te weten het nalaten van het doen van onderzoek naar de oogdruk op of omstreeks 17 december 2014. (“het incident in de periode december 2014”). Die aansprakelijkstelling is met name ook gedaan ter stuiting van de wettelijke verjaringstermijn van 5 jaren.

Naar aanleiding daarvan heeft de ondernemer deze kwestie ter afdoening in handen gegeven van haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Aannemelijk is dat zij toen geen inhoudelijke reactie op die klacht heeft mogen geven, omdat de afdoening daarvan immers in handen van haar verzekeraar is gesteld en de consument daarvan op de hoogte was. De consument had op die afdoening te wachten.

Deze wijze van klachtafhandeling door/namens de ondernemer is blijkens zeggen van (alleen) de
ondernemer (in diens reactie van 26 oktober 2021) eerst beëindigd in juli 2021. Kennelijk is die afdoening niet naar tevredenheid geweest van de consument, en heeft zij meteen haar klacht bij deze commissie ingesteld op 26 juli 2021.
De commissie is op basis van deze gang van zaken van oordeel dat de consument heeft voldaan aan voormelde eis om het geschil uiterlijk drie maanden na het ontsonttaan daarvan schriftelijk bij de Geschillencommissie aanhangig te maken. Immers mag het ervoor worden gehouden dat dat geschil tussen partijen eerst is ontstaan in juli 2021 en niet eerder.

Slotsom
De slotsom luidt dat in na te melden zijn moet worden beslist.

Voorbeslissing
De commissie:

Oordeelt zich bevoegd om in dit geschil met bindend advies tussen partijen te beslissen.

Oordeelt voorts dat de consument in haar klacht kan worden ontvangen.

Bepaalt dat in dit geding de vervolgprocedure moet worden bewandeld zoals het reglement van de commissie gebiedt, waarbij de consument de reactie/het standpunt van de ondernemer/AVB-verzekeraar van juli 2021 in het geding heeft te brengen en de ondernemer vervolgens in gelegenheid wordt gesteld verweer te voeren.

Reeds nu spreekt de commissie uit dat daarna een mondelinge behandeling (eventueel digitaal via ZOOM) is vereist.

Houdt daartoe elke nadere beslissing aan.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Optiek, bestaande uit mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, mr. C.A. Bontje en de heer R.F. Sikking, leden, op 18 november 2021.