
Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: Immateriële schadevergoeding
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Niet bevoegdongegrond
Referentiecode:
169655/175654
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Klager is van mening dat zorgaanbieder bezoek door familie had moeten toestaan om te kunnen bepalen wat de geschikte zorg is voor vader na de val op zijn hoofd. Dit vond zorgaanbieder niet noodzakelijk, waardoor de vader volgens klager onnodig heeft geleden. De familie kan het overlijden op deze manier moeilijk plek geven. Klager eist maximale schadevergoeding. Zorgaanbieder betwist dat zij heeft geweigerd bezoek te ontvangen. Klager en zorgaanbieder hebben uiteenlopende standpunten, waardoor het voor de commissie niet mogelijk is om vast te stellen wat er precies is gebeurd. Het is aan klager om feiten en omstandigheden aan te voeren en aannemelijk te maken over wat er gebeurd is. Hier is de klager niet in geslaagd, waardoor de commissie de klacht ongegrond heeft verklaard. De schadevergoeding wordt afgewezen, omdat het handelen van zorgaanbieder niet in verband staat met een gedraging jegens de vader. De commissie is niet bevoegd om op deze vordering, die buiten de Wkkgz valt, te beslissen.
De uitspraak
In het geschil tussen
[Klager], wonende te [woonplaats]en
Stichting Aafje Thuiszorg Huizen Zorghotels, gevestigd te Rotterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
Op het vragenformulier heeft klager te kennen gegeven geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling door de commissie. Daarom heeft de commissie de behandeling van het geschil op basis van de stukken, zonder mondelinge behandeling, beoordeeld en beslist.
Onderwerp van het geschil
De vader van klager is opgenomen geweest bij de zorgaanbieder. Klager is van mening dat de zorgaanbieder ten onrechte geen bezoek heeft toegelaten en dat zijn vader onnodig heeft geleden.
Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Klager is de zoon van [naam vader]. De vader is op 4 februari 2022 thuis op zijn hoofd gevallen en vervolgens opgenomen op de spoedeisende hulp van het [naam ziekenhuis]. Aan het einde van de dag is hij overgebracht naar de zorgaanbieder. Daar is hij opnieuw ten val gekomen, waarop de vader weer is teruggebracht naar het ziekenhuis. De vader is op 5 februari 2022 overleden.
Klager is van mening dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten. Gezien zijn medische toestand tijdens de opname, zo meent klager, had de zorgaanbieder bezoek door de familie moeten toestaan om te kunnen bepalen wat de geschikte zorg is. De zorgaanbieder heeft echter beslist dat er geen bezoek noodzakelijk was. Hierdoor heeft de vader volgens klager onnodig geleden. De familie kan het overlijden op deze manier moeilijk een plek geven. Om die reden eist klager de maximale schadevergoeding.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft uitgelegd dat de Acute Zorg Afdeling (AZA) binnen de zorgaanbieder een afdeling is, gericht op het ontlasten van de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Zij neemt mensen op die niet in het ziekenhuis hoeven te worden opgenomen, maar die in onvoldoende conditie zijn om naar huis te keren. Zo is ook de vader, na beoordeling in het ziekenhuis dat er geen indicatie bestond voor opname, op 4 februari 2022 bij de zorgaanbieder terechtgekomen. Dat was om ongeveer 19:45 uur. Hij was alleen gebracht, zonder begeleiding.
De zorgaanbieder was van plan de volgende dag een opnamegesprek te voeren met de naaste familie van de vader. Helaas is de vader opnieuw gevallen en daarop weer naar het ziekenhuis gebracht waar hij is overleden. De zorgaanbieder betwist dat zij heeft geweigerd bezoek te ontvangen.
Beoordeling van het geschil
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Daartoe heeft de commissie het volgende overwogen.
De taak en bevoegdheden van de commissie.
De zorgaanbieder is in deze zaak betrokken, omdat zij een zorgovereenkomst had met de vader. De vader is overleden, maar op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) kunnen ook nabestaanden een klacht indienen. Volgens artikel 14 van de Wkkgz moet het dan wel gaan om een gedraging jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening. De commissie heeft tot taak geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten. Dat staat in artikel 18 van de Wkkgz.
De feitelijke gang van zaken staat niet vast. Daarom is de klacht ongegrond.
Klager en de zorgaanbieder verschillen van mening over wat er precies is gebeurd op 4 februari 2022. Volgens klager is zijn bezoek aan de vader geweigerd, terwijl dat bezoek behulpzaam had kunnen zijn voor het bepalen van de goede zorg aan de vader. De zorgaanbieder daarentegen stelt dat de vader zonder begeleiding naar de AZA is gebracht. Omdat het al na ‘kantooruren’ was en de vader vooral werd opgenomen om hem rust te gunnen heeft de zorgaanbieder geen contact gezocht met de naaste familie, met de bedoeling de volgende dag een gesprek te hebben.
Gelet op de uiteenlopende standpunten is het voor de commissie niet mogelijk om vast te stellen wat er precies is gebeurd. Het is echter in een klachtenprocedure als deze aan de klager om de feiten en omstandigheden niet alleen aan te voeren, maar ze ook aannemelijk te maken. Klager heeft volstaan met zijn klachtenformulieren bij de commissie in te leveren en heeft afgezien van de mogelijkheid om met de commissie in gesprek te gaan over zijn klacht. De stellingen in die klachtenformulieren alleen overtuigen de commissie niet en (onafhankelijke) verklaringen van derden ontbreken. Daarvan uitgaande overweegt de commissie dat klager er niet in geslaagd is aannemelijk te maken dat hem is geweigerd zijn vader te bezoeken op 4 februari 2022. De klacht is daarom ongegrond.
Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
Wat de schadevergoeding betreft, overweegt de commissie als volgt. Klager wil de ‘maximaal geldende’ schadevergoeding ontvangen. Op grond van het eigen procesreglement is de commissie bevoegd geschillen te beoordelen die een financiële waarde vertegenwoordigen van € 25.000,–. Gelet daarop gaat de commissie ervan uit dat klager dat bedrag voor ogen heeft. Maar wat er ook van zij, de commissie wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Klager wil voor hem (en de familie?) een schadevergoeding omdat voor hen moeilijk valt te verteren dat zij door de zorgaanbieder zijn geweigerd op 4 februari 2022. De commissie gaat ervan uit dat klager hiermee het oog heeft op een vergoeding wegens psychisch leed (immateriële schadevergoeding). Het handelen van de zorgaanbieder waarover wordt geklaagd, voor zover dat al kan worden vastgesteld en beoordeeld door de commissie, staat echter niet in verband met een gedraging jegens de vader. Het betreft dus een eigen vordering van klager op de zorgaanbieder en wel uit hoofde van onrechtmatige daad. De commissie is niet bevoegd om op deze vordering – die immers buiten de Wkkgz valt – te beslissen. De commissie zal zich daarom wat betreft de eis van klager om een schadevergoeding onbevoegd moeten verklaren.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klacht is ongegrond voor wat betreft de weigering van de zorgaanbieder om bezoek toe te staan. De commissie verklaart zich onbevoegd om het verzoek om schadevergoeding te beoordelen en te beslissen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit
mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, mr. M.B. van Leusden-Donker, mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 22 september 2022.