Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: (On)bevoegdheid
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring
Uitkomst: onbevoegd
Referentiecode:
227828/248476
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Klaagster (moeder van cliënte) is zeer ontevreden over de manier waarop haar 15-jarige dochter behandeld en doorverwezen is naar de GGZ door de zorgaanbieder. Vervolgens is door de zorgaanbieder niet gereageerd op de door klaagster ingediende klacht noch geantwoord op door haar gestelde vragen. De zorgaanbieder stelt dat de commissie het geschil niet kan behandelen, omdat de Jeugdwet op deze zaak van toepassing is en op basis daarvan geldt voor jeugdigen een andere klachtenregeling en staat in dit geval niet de weg naar de Geschillencommissie open. De Geschillencommissie Zorg heeft niet als scope de Jeugdwet, maar de Wkkgz. Naar het oordeel van de commissie is de Jeugdwet van toepassing op dit geschil. De commissie verklaart zich daarom onbevoegd het geschil te behandelen. Weliswaar verdient de informatieverstrekking rond de klachtafhandeling verduidelijking en de communicatie verbetering, maar dat doet aan de onbevoegdheid van de commissie niet af. Klaagster dient de voorgeschreven route van klachtafhandeling van de zorgaanbieder te bewandelen, volgend uit de Jeugdwet.
Volledige uitspraak
Samenvatting
Klaagster (moeder van cliënte) is zeer ontevreden over de manier waarop haar 15-jarige dochter behandeld en doorverwezen is naar de GGZ door de zorgaanbieder. Vervolgens is door de zorgaanbieder niet gereageerd op de door klaagster ingediende klacht noch geantwoord op door haar gestelde vragen. De zorgaanbieder stelt dat de commissie het geschil niet kan behandelen, omdat de Jeugdwet op deze zaak van toepassing is en op basis daarvan geldt voor jeugdigen een andere klachtenregeling en staat in dit geval niet de weg naar de Geschillencommissie open. De Geschillencommissie Zorg heeft niet als scope de Jeugdwet, maar de Wkkgz. Naar het oordeel van de commissie is de Jeugdwet van toepassing op dit geschil. De commissie verklaart zich daarom onbevoegd het geschil te behandelen. Weliswaar verdient de informatieverstrekking rond de klachtafhandeling verduidelijking en de communicatie verbetering, maar dat doet aan de onbevoegdheid van de commissie niet af. Klaagster dient de voorgeschreven route van klachtafhandeling van de zorgaanbieder te bewandelen, volgend uit de Jeugdwet.
Beoordeling
Klacht van klaagster
De dochter van klaagster (geb. 07-12-2008), verder te noemen cliënte, is in behandeling bij de zorgaanbieder. Reeds op 22 december 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden met klaagster, cliënte, haar behandelaar en een collega vanwege de zorgelijke situatie van cliënte en is besproken dat er een verwijzing naar de GGZ zou plaatsvinden. Deze doorverwijzing heeft vijf weken op zich laten wachten, maar ook daarna lukte het klaagster niet met de behandelaar van haar dochter in contact te komen, ook niet voor het inplannen van een afspraak. Uiteindelijk heeft klaagster wel telefonisch contact met de behandelaar gehad, maar bleef met veel vragen zitten. Klaagster heeft over het gebrek aan communicatie een klacht ingediend bij de zorgaanbieder, waarop zij totaal géén inhoudelijke reactie heeft gehad. Ook heeft klaagster geen bericht ontvangen dat zij haar klacht ergens anders zou moeten neerleggen. Ze heeft geen verdere informatie van de zorgaanbieder ontvangen over hoe haar klacht verder zou worden behandeld.
Klaagster vindt het handelen, beter gezegd het nalaten, van de zorgaanbieder, zowel in de Psychologische behandeling als na het indienen van de klacht, kwalijk. Zij stelt dat cliënte hierdoor enorme vertraging heeft opgelopen in behandeling. Ook is door de zorgaanbieder voor de behandeling niet geïnformeerd over andere mogelijkheden, waar cliënte inmiddels nu wel gebruik van maakt. Door alle vertragingen en het uitblijven van reactie van de zorgaanbieder heeft cliënte lang, zeker 10 maanden, geen hulp gehad. Klaagster verlangt van de zorgaanbieder een tegemoetkoming voor alle vertraging en ellende die voorkomen had kunnen worden wanneer de zorgaanbieder adequaat zou hebben gehandeld en behandeld.
Standpunt van de zorgaanbieder
Deze klacht kan niet aan de commissie worden voorgelegd, omdat deze klacht handelt over een behandeling in het kader van de Jeugdwet. In paragraaf 4.2.a van de Jeugdwet is het klachtrecht van jeugdigen en ouders geregeld. De zorgaanbieder heeft conform art. 4.2.1 van de Jeugdwet een specifieke regeling voor de behandeling van klachten in het kader van de verlening van jeugdhulp opgesteld. Conform de Jeugdwet en de klachtenregeling jeugd van de zorgaanbieder worden klachten over de zorgverlening aan minderjarigen voorgelegd aan de Klachtencommissie jeugd van de zorgaanbieder en niet aan een geschilleninstantie, zoals bedoeld in art. 21 van Wkkgz. Om die reden dient deze klacht niet ter beoordeling aan de commissie te worden voorgelegd. Uit het Reglement van de commissie blijkt ook duidelijk dat de scope van de commissie ziet op de Wkkgz en niet op de Jeugdwet.
Ter onderbouwing hiervan verwijst de zorgaanbieder naar een eerdere uitspraak van de commissie uit 2023 (186959/195034), waarin de commissie oordeelt dat zij niet bevoegd is om te oordelen op basis van de Jeugdwet.
Klaagster dient zich dan ook tot de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder te wenden, zodat zij in contact kan worden gebracht met de Klachtencommissie jeugd van de zorgaanbieder ter verdere behandeling van de klacht.
Reactie klaagster op het standpunt van de zorgaanbieder
Klaagster heeft reeds op 9 februari 2023 haar klacht ingediend bij de zorgaanbieder. De behandeling van de klacht heeft zeer te wensen overgelaten. Klaagster heeft veelvuldig contact proberen te leggen om antwoord te krijgen op haar vragen en heeft een document overgelegd met (pogingen tot) contactmomenten. Hieruit blijkt dat klaagster uiteindelijk op 5 juli 2023 aan de zorgaanbieder heeft bericht dat zij zeer ontevreden is en daarin aankondigt zich tot de commissie te wenden bij het uitblijven van een inhoudelijke reactie.
Klaagster heeft vervolgens de website van de zorgaanbieder gevolgd voor het indienen van een klacht.
Bij stap 3 op de website staat “Bent u ontevreden over de afhandeling van de klacht, dan kunt u naar de Geschillencommissie”. Omdat klaagster tot op dat moment niets van de klachtfunctionaris heeft vernomen, heeft zij zich tot de commissie Zorg gewend. Klaagster is van oordeel dat als zij een ander traject of een andere commissie had moeten benaderen, zij door de zorgaanbieder daarop tijdig gewezen had moeten worden en niet pas bijna een jaar na het indienen van de klacht bij de commissie.
Voorts stelt klaagster dat nergens op de website van de zorgaanbieder staat dat zij anders zou moeten handelen als het gaat om de Jeugdwet. Het onderscheid tussen klachtafhandeling op grond van de Jeugdwet en de Wkkgz blijkt nergens uit de website van de zorgaanbieder. Klaagster heeft de instructie op de website gevolgd en omdat zij 18+ is, heeft ze het reglement en de instructie voor volwassenen gevolgd en niet die voor de jeugdigen. Zij heeft daarmee de juiste weg gevolgd bij het indienen van haar klacht, de informatie op de website is onduidelijk.
Dat klaagster nu door de zorgaanbieder weer wordt terug verwezen naar de klachtfunctionaris, vindt zij vervelend, want bij de klachtenfunctionaris heeft zij tot op heden nul op het rekest gekregen.
Mocht de commissie oordelen dat zij zich inderdaad niet bevoegd acht het geschil te behandelen, dan verlangt klaagster wel vergoeding van de door haar gemaakte kosten in het kader van deze geschilprocedure.
Beoordeling door de commissie
Nu de zorgaanbieder van mening is dat de commissie het geschil niet inhoudelijk kan behandelen, dient de commissie eerst een oordeel te geven over haar bevoegdheid.
Cliënte stond onder behandeling bij de zorgaanbieder. Volgens klaagster heeft de zorgaanbieder niet op de juiste manier gehandeld door niet de benodigde zorg te verlenen, niet adequaat de doorverwijzing voor GGZ zorg te realiseren, de door klaagster gestelde vragen niet te beantwoorden, ingediende klachten niet te behandelen en niet te communiceren naar klaagster toe. De communicatie en informatieverstrekking door de zorgaanbieder zijn onvoldoende. Klaagster acht de commissie wel bevoegd, omdat op de website van de zorgaanbieder naar de commissie wordt verwezen.
Bevoegdheid
Naar het oordeel van de commissie is zij niet bevoegd dit geschil te behandelen. De commissie motiveert dit als volgt.
De zorgaanbieder biedt hulp aan jeugdigen en voor zover de hulp wordt geboden aan jeugdigen tot de leeftijd van 18 jaar, valt deze hulp onder het bereik van de Jeugdwet. Onder de Jeugdwet valt alle zorg en hulp die door zorgaanbieders wordt verleend aan jeugdigen van 0-18 jaar in het kader van Ambulante Jeugdhulp en de Jeugd GGZ. Hierbij valt te denken aan problemen die zich voordoen in de opvoeding van kinderen, maar ook de behandeling van psychische problemen, stoornissen en psychsociale- en gedragsproblemen. De gemeente is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Jeugdwet, dus dient er voor zorg te dragen dat de jeugdige gebruik kan maken van de benodigde jeugdzorg.
De zorg die klaagster voor haar dochter verlangde, te weten GGZ Zorg, valt daarmee onder de Jeugdwet. In de Jeugdwet is in artikel 4.2.1. bepaald dat de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling een regeling treffen voor de behandeling van klachten over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen jegens een jeugdige, ouder (of ouder zonder gezag, voogd, degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag over de jeugdige uitoefent of een pleegouder in het kader van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering).
Het gewraakte handelen of beter gezegd nalaten (dit valt onder gedragingen) van de zijde van de zorgaanbieder valt hier onder, zodat de regeling van de zorgaanbieder ‘Kind en Jeugd’, opgesteld in het kader van de Jeugdwet, hier dient te worden toegepast. Klachten over de zorgverlening aan minderjarigen kunnen worden voorgelegd aan de externe klachtencommissie van de zorgaanbieder en daarmee voldoet de zorgaanbieder aan de wettelijke eis voor het behandelen van klachten, namelijk het aanbieden van de mogelijkheid tot het indienen van een klacht bij de onafhankelijke klachtencommissie van de zorgaanbieder.
Het standpunt van klaagster dat zij de commissie wel bevoegd acht, omdat op de website van de zorgaanbieder naar de Geschillencommissie Zorg wordt verwezen, deelt de commissie niet.
De website van de zorgaanbieder bevat voor zover voor hier relevant de volgende tekst:
‘Op de website van de zorgaanbieder staat vermeld wat te doen bij een klacht (of compliment). Heeft u een klacht over een medewerker of bent u ontevreden over de bejegening van een medewerker of over gemaakte behandelkeuzes, dan is het wenselijk om daar zo snel mogelijk over in gesprek te gaan. Het beste kunt u dan in gesprek gaan met de medewerker of de klachtenfunctionaris (onder vermelding van naam en telefoonnummer).’
Daarna volgen direct twee links, waarin de klachtenreglementen zijn opgenomen:
• Klachtenreglement Kind en Jeugd
• Klachtenreglement Volwassenen
Daarna volgt het volgende stappenplan:
‘Stap 1: In gesprek
Praat met uw behandelaar
Vertel het ons als u niet tevreden bent over onze hulp
Stap 2: Vraag de klachtenfunctionaris
Vindt u het moeilijk om over uw klacht te praten, Of komt er geen oplossing?
Vraag dan of de klachtenfunctionaris u kan helpen.
De klachtenfunctionaris is onafhankelijk kiest geen partij en heeft een bemiddelende rol. De Klachtenfunctionaris probeert samen met alle partijen tot een oplossing te komen.
Stap 3: Geschillencommissie
Bent u ontevreden over de afhandeling van de klacht dan kunt u naar de Geschillencommissie.
Let op: hieraan zijn wel kosten verboden.’
Hierna volgt tenslotte de tekst:
‘Mentaal Beter Kind en Jeugd
Bent u ontevreden over de afhandeling van de klacht en ben u jonger dan 18 jaar dan kunt u naar de externe Klachtencommissie van Mentaal Beter.
Omschrijf uw klacht altijd zo duidelijk mogelijk en vermeld uw naam en geboortedatum. Voorzie uw klacht van uw handtekening. Zodra uw klacht binnen is ontvangt u een ontvangstbevestiging. Daarna zal de klachtenfunctionaris u nader informeren over de behandeling van de klacht.’
Naar het oordeel van de commissie had het in de rede gelegen dat klaagster het klachtenreglement voor Kind en Jeugd zou hebben bekeken, omdat de behandeling van de zorgaanbieder cliënte betrof en niet een behandeling van haar, een volwassene. Mogelijk is daar voor klaagster de verwarring ontstaan. Het raadplegen van het juiste reglement zou haar naar de juiste klachtafhandeling hebben geleid. Dat dezelfde klachtenfunctionaris zowel de aangewezen persoon is om de klachten van volwassenen als ook die van jeugdigen te behandelen, betekent niet dat de klachtenregelingen aan elkaar gelijk zijn; op klachten van volwassenen is de Wkkgz van toepassing, op klachten van jeugdigen de Jeugdwet.
De commissie wil hier wel opmerken dat de verschillende regelingen (jeugdigen versus volwassenen) op de website van de zorgaanbieder wel verduidelijking behoeven, in die zin dat daar aan het begin van de pagina aandacht aan wordt besteed. Daarbij is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder onvoldoende heeft gedaan om klaagster te informeren over de te nemen stappen in het klachttraject, temeer nu klaagster reeds op 5 juli 2023 te kennen heeft gegeven dat zij, bij het wederom uitblijven van een inhoudelijke reactie, zich tot de commissie zou wenden. Dit gebrek aan heldere communicatie laat echter onverlet dat de commissie niet bevoegd is deze zaak inhoudelijk te beoordelen.
De commissie is bevoegd tot het behandelen van klachten op grond van de Wkkgz. Nu de onderhavige klacht betrekking heeft op het handelen van de zorgaanbieder jegens een minderjarige en gebaseerd is op de Jeugdwet, valt de klacht ook onder de Jeugdwet en is de commissie onbevoegd tot het in behandeling nemen van de klacht. Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris op 25 maart 2024.