Commissie: Gehandicaptenzorg
Categorie: werkterrein commissie
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ontvankelijk
Referentiecode:
122945
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Op een reguliere basisschool biedt de zorgaanbieder ambulante begeleiding aan een leerling met een bepaalde beperking, omdat de leerkracht van die reguliere basisschool niet die expertise heeft. De begeleiding heeft niet te maken met de inhoud van het onderwijs. Daar kan de commissie ook geen uitspraak over doen, maar wel over begeleiding van de zoon van klager op een reguliere basisschool voor wat betreft zijn visusbeperking. Die begeleiding heeft betrekking op de gezondheid of het welbevinden van de leerling.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Klager], wonende te [plaats], en Koninklijke Visio, gevestigd te Huizen (verder te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
Het geschil is buiten aanwezigheid van partijen behandeld op 13 mei 2019 te Den Haag. Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen, omdat eerst moet worden vastgesteld of de commissie het
geschil inhoudelijk kan behandelen. De zorgaanbieder heeft zich in het verweerschrift beroepen op niet-ontvankelijkheid van klager in zijn klacht. Klager is vervolgens in de gelegenheid gesteld om hier een schriftelijke reactie op te geven. De commissie heeft op 1 mei 2019 een reactie van klager
ontvangen. De commissie heeft eveneens kennis genomen van de overige stukken die zich in het dossier bevinden.
Onderwerp van het geschil
De klacht richt zich hoofdzakelijk op de door de zorgaanbieder gegeven ambulante onderwijskundige begeleiding van de zoon van klager (hierna: de zoon).
Standpunt van de zorgaanbieder ten aanzien van de ontvankelijkheid
De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.
De zorgaanbieder biedt onderwijs, revalidatie, langdurige zorg, dagbesteding en andere diensten aan slechtziende en blinde mensen en aan mensen met meerdere beperkingen, waaronder een visuele beperking. De zorgaanbieder biedt op enkele eigen scholen speciaal onderwijs. Daarnaast biedt de zorgaanbieder ambulante onderwijskundige begeleiding aan leerlingen in het reguliere onderwijs. Ook de zoon kreeg ambulante onderwijskundige begeleiding door de zorgaanbieder met als doel te zorgen dat hij op een reguliere basisschool kan participeren in het onderwijs.
De zorgaanbieder is van mening dat artikel 23 van de Wet op de expertisecentra (hierna: WEC) het kader vormt voor de behandeling van klachten van leerlingen en ouders in het onderwijs.
De zorgaanbieder heeft een klachtencommissie op grond van de WEC ingesteld. Deze klachtencommissie is ook bevoegd om de klachten van ouders van leerlingen die ambulante onderwijskundige begeleiding ontvangen, te behandelen. Anders dan de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) kent de WEC geen voorziening in het geval een klager meent dat het oordeel van de klachtencommissie of de zorgaanbieder de klacht in onvoldoende mate wegneemt. De zorgaanbieder stelt dan ook dat de klacht niet-ontvankelijk is omdat de commissie niet over een klacht in het kader van de WEC kan oordelen. De klachtenregeling van de zorgaanbieder is, gezien de klacht van klager, kennelijk onvoldoende helder en zal aangepast worden.
Standpunt van de klager ten aanzien van de ontvankelijkheid
In artikel 23 van de WEC, waar de zorgaanbieder zich op beroept, wordt alleen gesproken over leerlingen van een school voor speciaal onderwijs, waaronder de zorgaanbieder-scholen vallen.
De Landelijke Klachtencommissie onderwijs behandelt alleen de klachten van leerlingen die op een de zorgaanbiederschool zitten. De zoon van klager zit op een reguliere basisschool. De Onderwijsinspectie stelt dat de ambulante onderwijskundige begeleiding van de zorgaanbieder niet onder hun bevoegdheid valt.
Naar het oordeel van klager valt de onderhavige klacht wel degelijk onder de bevoegdheid van de commissie.
Beoordeling ten aanzien van de ontvankelijkheid
Alvorens aan een inhoudelijke toetsing van het geschil kan worden toegekomen, zal de commissie eerst dienen te oordelen over de ontvankelijkheid van klager in deze procedure.
De commissie neemt het volgende in aanmerking. Ambulante begeleiding vindt plaats aan de leerling met een bepaalde beperking op de reguliere basisschool, omdat de leerkracht van die reguliere basisschool niet die expertise – op dat gebied – heeft. De begeleiding heeft niet te maken met de inhoud van het onderwijs, het is met andere woorden – in het onderhavige geval – niet de zorgaanbieder die het onderwijs geeft aan de zoon. De zorgaanbieder heeft tot taak de zoon van klager te begeleiden op een reguliere basisschool voor wat betreft zijn visusbeperking.
De commissie constateert dat de klacht zich ook richt op activiteiten van de zorgaanbieder tegenover de zoon. De klacht richt zich immers onder meer op het onjuist danwel onvoldoende begeleiden van de zoon van klager op een reguliere basisschool, en dat de ambulant begeleider bijvoorbeeld niet heeft ingegrepen tijdens een bespreking op die school waar het ging over de gezondheid van de zoon. De commissie is in de hier aan de orde zijnde omstandigheden van oordeel dat de ambulante begeleiding waar de klacht op ziet, niet het onderwijs, maar het begeleiden van de zoon (zorgdeel) betreft. Het geven van advies en de overige handelingen vanuit de ambulant begeleider strekken er immers ook toe de gezondheid of het welbevinden van de leerling te bewaken en te bevorderen. Onder deze omstandigheden acht de commissie zich ontvankelijk om over onderhavig geschil te oordelen.
De commissie zal partijen daarom oproepen voor een inhoudelijke behandeling van onderhavige klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus beslist op 13 mei 2019 door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. Y.J.M. ten Brummelhuis MSM en mevrouw mr. O.A.M. Floris, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. B.J. van Gent, secretaris.