Commissie is onbevoegd, nu het gaat over zorg op basis van de Jeugdwet

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: Bevoegdheid    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: onbevoegd   Referentiecode: 186959/195034

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Klager klaagt over het onderzoek dat de zorgaanbieder heeft uitgevoerd met betrekking tot de vierjarige dochter van klager. De commissie oordeelt dat de door de zorgaanbieder geboden hulp in dit geval onder het bereik van de Jeugdwet valt. De commissie is echter niet bevoegd om te oordelen op basis van de Jeugdwet.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: klager)

en

Kenter Jeugdhulp, gevestigd te Santpoort-Noord
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 19 april 2023 te Utrecht.
De commissie heeft de behandeling van het geschil op basis van de stukken in raadkamer afgedaan.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening van de zorgaanbieder.

De zorgaanbieder heeft naar voren gebracht dat de commissie niet bevoegd is om deze klacht in behandeling te nemen. Daarover gaat deze voorbeslissing

Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder heeft de destijds vierjarige dochter van klager eind 2019 onderzocht vanwege een uitspraak die ze gedaan zou hebben tegen haar moeder. Die uitspraak zou de dochter hebben gedaan toen zij 3 jaar oud was. Het onderzoek dat naar de mening van klager sowieso niet had mogen plaatsvinden en ongeschikt is voor de leeftijd van zijn dochter voldeed bovendien niet aan de minimale kwaliteitseisen en de onderzoeksresultaten werden niet onderbouwd. Klager heeft geen inzage gekregen in het dossier. Zelfs de kinderbescherming wordt tegengewerkt door de zorgaanbieder. Klager heeft zijn klacht voorgelegd aan de klachtencommissie van de zorgaanbieder, die zijn klacht ongegrond heeft verklaard.

Ten aanzien van het verweer met betrekking tot de bevoegdheid stelt klager dat de commissie bevoegd is om een oordeel te geven over het geschil omdat er geen ander alternatief is nadat de interne klachtencommissie van de zorgverlener een oordeel heeft gegeven over zijn klacht. Daarnaast is hij door de Ombudsman naar de commissie verwezen. Tenslotte is klager er ook niet door de zorgaanbieder op gewezen dat wanneer hij het niet eens is met het oordeel van de interne klachtencommissie hij naar een andere instantie kan gaan. Klager heeft er bewust voor gekozen om zijn klacht in te dienen bij de commissie omdat dat hem is aangeraden en omdat er voor hem geen andere mogelijkheden zijn. Alle stappen binnen de organisatie van de zorgaanbieder zijn doorlopen en klager wil graag het oordeel van een onafhankelijke commissie die zijn klachten objectief en zonder voorbehoud beoordeelt.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder staat achter de uitspraak van de klachtencommissie van 22 juni 2022, waarin is bepaald dat de klacht en de verschillende onderdelen hiervan ongegrond zijn. Daarnaast stelt de zorgaanbieder dat de commissie niet bevoegd is kennis te nemen van het geschil, nu de commissie niet bevoegd is klachten te behandelen die de Jeugdwet raken. De zorgaanbieder verzoekt de commissie zich onbevoegd te verklaren om onderhavige klachten te behandelen.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De zorgaanbieder biedt hulp aan jeugdigen van 0 tot 23 jaar. Voor zover de hulp geboden wordt aan jeugdigen tot de leeftijd van 18 jaar, valt deze hulp onder het bereik van de Jeugdwet. In de Jeugdwet is in artikel 4.2.1 bepaald dat de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling een regeling treffen voor de behandeling van klachten over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen jegens een jeugdige, ouder, ouder zonder gezag, voogd, degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag over de jeugdige uitoefent of een pleegouder in het kader van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Het gewraakte handelen van de zorgaanbieder valt onder het vorengaande. De zorgaanbieder voldoet ook aan de eis voor het behandelen van klachten, namelijk door het aanbieden van de mogelijkheid tot het indienen van een klacht bij de onafhankelijke klachtencommissie van de zorgaanbieder. De Jeugdwet verplicht, in tegenstelling tot de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz), niet tot het aangesloten zijn bij een externe geschilleninstantie. De commissie is bevoegd tot het behandelen van klachten op grond van de Wkkgz. Nu onderhavige klacht betrekking heeft op het handelen van de zorgaanbieder jegens een minderjarig kind en gebaseerd is op de Jeugdwet valt de klacht ook onder de Jeugdwet en is de commissie onbevoegd tot het in behandeling nemen van de klacht.

De commissie wijst erop dat het Protocol klachtenregeling voor cliënten van de zorgaanbieder op dit punt tegenstrijdige informatie geeft door te vermelden dat de zorgaanbieder is aangesloten bij de geschillencommissie. De commissie gaat ervan uit dat de zorgaanbieder hiermee doelt op zorg verleend aan jeugdigen van 18 – 23 jaar, welke zorg niet onder de Jeugdwet, maar onder de Wkkgz valt. De wijze waarop dit in het protocol van de zorgaanbieder vermeld staat is niet duidelijk en laat ruimte voor discussie. De commissie doet de aanbeveling aan de zorgaanbieder het protocol op dat punt te verduidelijken. Op grond van het voorgaande acht de commissie zich onbevoegd het geschil te behandelen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. F.J.A. Zutt, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 19 april 2023.