Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
8885/20271
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte klaagt over de verrichte hernia-operatie door de zorgaanbieder. Bij de operatie is een fout gemaakt en is in een zenuwwortel gesneden, waardoor zij nu een gevoelloze linkervoet- en kuit heeft. De cliënte vindt dat zij voorafgaand aan de operatie niet geïnformeerd is over dit risico. Ook was de nazorg niet zorgvuldig. Volgens de zorgaanbieder is er voorafgaand aan de operatie geen uitleg gegeven over het risico van een verdikte zenuw, omdat dit niet aan de orde was. Wel is het risico op schade en neurologische uitval door de operatie besproken. Ook was de nazorg goed, aangezien de cliënte gecontroleerd is door een fysiotherapeut en er een controle afspraak was. De commissie oordeelt dat er sprake is van een complicatie en niet van een fout. Bij elke hernia-operatie is sprake van het manipuleren van de zenuwwortel om bij een hernia te komen. Het gebeurd vaker dat een zenuwwortel verdikt raakt bij zo een operatie. De operatie is zorgvuldig uitgevoerd. De zorgaanbieder heeft in haar informatieplicht zorgvuldig gehandeld, aangezien de cliënte is voorgelicht over de operatie en de mogelijke risico’s. De klacht is ongegrond. Het klachtonderdeel over een deel van de nazorg is wel gegrond, dit had namelijk zorgvuldiger gekund.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats en land]
en
Stichting Nijmeegs Interconfessioneel Ziekenhuis Canisius Wilhelmina, gevestigd te Nijmegen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 9 april 2021 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Voor de zorgaanbieder is [naam], juriste bij zorgaanbieder, verschenen. De cliënte werd vergezeld door haar zus. Partijen hebben ter zitting hun respectievelijke standpunten toegelicht.
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de vraag of cliënte voldoende is geïnformeerd over het risico van complicaties bij het uitvoeren van de hernia-operatie, de vraag of bij de uitgevoerde hernia-operatie sprake is geweest van een fout en de vraag of de verrichte nazorg aan de eisen voldeed.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt haar standpunt op het volgende neer.
Bij de uitgevoerde hernia-operatie is in een zenuwwortel gesneden met als gevolg een grotendeels gevoelloze linkervoet en -kuit. De gevoelloosheid is blijvend, de beschadiging van de zenuw is onherstelbaar. Naar aanleiding van de klacht van de cliënte heeft de zorgaanbieder een intern onderzoek gedaan. Dat onderzoek heeft volgens de cliënte een tegenspraak aan het licht gebracht. De AIOS-neurochirurgie, [naam] (hierna: de AIOS), heeft tijdens de operatie een fout gemaakt en heeft toen pas – in tegenstelling tot de bij cliënte gewekte indruk dat de supervisor van meet af aan bij de operatie aanwezig zou zijn – haar supervisor opgeroepen. Na de operatie heeft de AIOS aan de cliënte uitgelegd dat de fout te wijten is geweest aan een verdikte zenuw die dwars over de hernia lag en zich moeilijk weg liet schuiven. Op de monitor met de scan van de onderrug (deze scan dateerde van 15 juni 2017, vier maanden voor de operatie) wees zij dit toen voor de cliënte aan. In het verslag van het onderzoek is echter – zie hier de tegenspraak – vermeld dat sprake was van een zeldzame platte uitgewaaierde zenuw die niet zichtbaar was op de scan (waarbij de cliënte opmerkt dat in het verslag weliswaar gesproken wordt van MRI-beelden, maar dat geen MRI-scan is gemaakt – er is maar één scan gemaakt, die van 15 juni 2017). Deze tegenspraak, was er nu een verdikte zenuw die zichtbaar was op de scan of van een platte uitgewaaierde zenuw die niet zichtbaar was op de scan, is tot op heden niet opgehelderd.
Naar aanleiding van deze verklaringen werd het de cliënte ook duidelijk dat zij vooraf niet juist was geïnformeerd over de risico’s van de operatie. Niet is zij geïnformeerd over het verhoogde risico van een verdikte zenuw. Er is enkel in algemene zin over mogelijke risico’s van een hernia-operatie gesproken.
De zorgaanbieder heeft bovendien geen enkele vorm van nazorg geboden.
De cliënte is op grond van het bovenstaande van mening dat geen sprake is geweest van een complicatie maar van een fout. Wanneer voorafgaande aan de operatie een MRI-scan zou zijn gemaakt en wanneer de supervisor aanwezig zou zijn geweest tijdens de operatie, had de fout vermeden kunnen worden. Voorts is de zorgaanbieder nalatig geweest in de informatieplicht ten aanzien van de risico’s verbonden aan de operatie en de nazorg. De zorgaanbieder is dan ook aansprakelijk jegens haar.
Door de gemaakte fout lijdt de cliënte schade. Staan en lopen zijn moeilijk en pijnlijk geworden, zij ervaart voortdurende pijn onder in de rug en vaak ook in de heupen. Ook ervaart zij hevige pijn in de onderrug bij langdurig zitten. Noodgedwongen is haar werkweek als universitair hoofddocent in uren sterk teruggebracht, waarbij de cliënte het zeer betreurt dat zij het lesgeven door haar klachten op heeft moeten geven. De financiële schade, door de cliënte nader gespecificeerd in de stukken, is beduidend hoger dan de door haar in deze procedure van de zorgaanbieder gevorderde € 25.000,–. Vanwege de bevoegdheid van de commissie heeft zij haar schadevordering beperkt.
Ter zitting heeft de cliënte benadrukt dat het een feit is dat in het onderzoeksverslag een andere oorzaak wordt aangewezen dan hetgeen de AIOS heeft aangewezen op de scan. De cliënte heeft hier nog steeds geen duidelijkheid over gekregen. Op de scan was volgens de AIOS een verdikte zenuw zichtbaar, wat een verhoogd risico gaf en waarover vóór de operatie niets is gezegd. Dan had de operatie ook veel zorgvuldiger uitgevoerd moeten worden, namelijk met het vooraf maken van een MRI-scan en met aanwezigheid van de neurochirurg. Het was een onaangename verrassing dat hij niet van meet af aan bij de operatie aanwezig was. Indien hij er wel geweest was dan was de fout niet gemaakt.
De schade die de cliënte nu ondervindt is erger dan de last die zij had van de hernia. Bij het eerste consult met [naam neuroloog], neuroloog, gaf zij in eerste instantie aan geen verschil te bemerken tussen het linker- en rechterbeen. Na herhaaldelijk aandringen van de arts heeft zij aangegeven dan misschien een beetje last – lichte gevoeligheid – te hebben van het linkerbeen. Dat staat echter in geen enkele proportie tot de huidige gevoelloosheid van het linkerbeen. Het is niet zo dat het erger is geworden, zij heeft pas door en na de operatie last gekregen. Zij heeft van te voren gevraagd wat het alternatief voor de operatie zou zijn, waarop de arts zei ‘de rest van uw leven met een rollator lopen’. Voor de cliënte betekende dit dat zij in feite geen alternatief had. De zus van de cliënte geeft ook aan dat de cliënte zeer terughoudend was zich te laten opereren, maar daar uiteindelijk toch toe heeft besloten omdat het een ongecompliceerde operatie zou zijn.
De AIOS is na de operatie drie keer langs geweest. Men was erg geschrokken en bang dat de cliënte niet meer zou kunnen lopen. De cliënte is gewezen op algemene risico’s, dat er zenuwen geraakt kunnen worden, maar niet specifiek op de risico’s bij haar zelf (dat wanneer een verdikte zenuw op de scan zichtbaar was, dit de operatie mogelijk zou bemoeilijken). Direct na de mislukte operatie heeft de AIOS de verdikte zenuw laten zien op de scan, dat die moeilijk weg te schuiven was met risico van raken. Dat had de cliënte graag van te voren gehoord.
Ook het consult na de operatie had een stuk beter en informatiever gekund. Er is niet met haar over fysiotherapie gesproken, ze heeft dit zelf geregeld. In het ziekenhuis is alleen een fysiotherapeut langs geweest om te kijken of de cliënte uit het ziekenhuis kon worden ontslagen, of ze zelfstandig kon lopen – meer niet. De zus geeft aan enorm verbaasd te zijn geweest dat cliënte gewoon naar huis werd gestuurd en er verder niets gebeurde. De cliënte heeft vervolgens zelf na een week gebeld, omdat zij ongerust was. Uiteindelijk is de cliënte in overleg met de huisarts naar de [naam ander ziekenhuis] gegaan voor revalidatie. De controle na drie maanden bij [naam neurochirurg], neurochirurg, was uiterst onaangenaam. Hij wenste duidelijk niet te praten over de operatie en over het feit dat hij er niet bij was geweest.
Op de vraag van een van de commissieleden wat haar het meest hindert, vertelt de cliënte dat zij nooit lage rugpijn heeft gehad en dat haar dat nu het meest hindert. Cliënte was een lange afstandsloper, sinds de operatie kan zij dat niet meer. Zij heeft zelfs een jaar maar 100 tot 150 meter achtereen kunnen lopen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft in het verweerschrift allereerst de (medische) feiten en omstandigheden geschetst en vervolgens gereageerd op de klacht van de cliënte. Hoe vervelend de situatie voor de cliënte ook is, voor de zorgaanbieder bestaat op grond van de geschetste feiten geen aanleiding het medisch handelen tijdens de operatie van 1 november 2017 te bestempelen als verwijtbaar medisch onzorgvuldig handelen. De zorgaanbieder verwijst naar de conclusie van de onderzoekscommissie en stelt dat sprake is van een complicatie in de zin van de door de IJG (Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd) gehanteerde definitie. Er is duidelijk iets niet goed gegaan, maar er is niet iets niet goed gedaan. Er is gehandeld conform de professionele standaard.
Voor wat betreft de door de cliënte geschetste tegenspraak, merkt de zorgaanbieder het volgende op. Na de operatie heeft de AIOS op de scan de locatie van de operatie en relatie tussen de zenuw en de tussenwervelschijf aangewezen, dit om het een en ander te verduidelijken. Zij heeft daarmee niet willen zeggen dat met de informatie op de scan anders gehandeld had moeten en kunnen worden. Voorafgaande aan de operatie is geen uitleg gegeven over het risico van een verdikte zenuw omdat dit niet aan de orde is geweest. Wel is het risico op schade en neurologische uitval door de operatie besproken. Tijdens de operatie bleek dat de zenuw uitgewaaierd was over de tussenwervelschijf. Dat de S1-wortel dik kan zijn, ook bij compressie en dat daardoor niet gezien is dat een deel was uitgewaaierd, is niet iets wat vooraf verwacht kon worden.
Voor wat betreft de klacht ten aanzien van de nazorg, merkt de zorgaanbieder op dat op de dag van het ontslag een fysiotherapeut bij de cliënte is geweest en dat die haar uitgebreid heeft geadviseerd. Na ontslag is een brief naar de huisarts gegaan waarin is beschreven wat er is gebeurd en wat de adviezen waren. De controle-afspraak heeft op 25 januari 2018 plaatsgevonden, hetgeen door omstandigheden later is dan gebruikelijk. Een week na ontslag heeft een verpleegkundige nog telefonisch contact opgenomen met de cliënte en op dat moment heeft zij ook een neuroloog gesproken.
Gezien het bovenstaande dient de klacht ongegrond te worden verklaard. Voor zover nodig merkt de zorgaanbieder op dat de schadeposten en het causaal verband onvoldoende onderbouwd zijn.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder een pleitnota voorgedragen en daarbij nogmaals benadrukt dat het hier gaat om een bekende en vooraf besproken complicatie van de behandeling en niet van verwijtbaar medisch onzorgvuldig handelen. Zij heeft tevens aangevoerd dat de AIOS voldoende ver in haar opleiding was (niveau 3) om de operatie met beperkte (ook wel reactieve) supervisie uit te voeren. Zij voerde deze operaties al een ½ tot 1 jaar uit. De neurochirurg was op het OK-complex aanwezig. In retrospectief gezien zou geen andere informatie zijn gegeven dan de cliënte nu was gegeven. Een bemoeilijkt verloop van de operatie was vooraf niet te voorspellen. De AIOS heeft na de operatie proberen uit te leggen wat er is gebeurd, maar heeft daarbij niet bedoeld aan te geven dat de (verdikte) zenuw zichtbaar was op de scan. Er bestaat geen discussie tussen de AOIS en [naam neurochirurg], neurochirurg, over hoe het is gegaan. De AIOS zei dat het fout is gegaan, maar – aldus de zorgaanbieder – dit betekent niet dat er was sprake is van verwijtbaar of vermijdbaar handelen. De zorgaanbieder verwijst voor wat betreft de fysiotherapie naar de brief van de fysiotherapeut en citeert daaruit. Voor wat betreft de nazorg merkt de gemachtigde van de zorgaanbieder op er niet mee bekend te zijn of er al dan niet een protocol bij gecompliceerd verloop is binnen het ziekenhuis.
Zoals de zorgaanbieder ook in het verweerschrift heeft aangegeven betreurt zij dat het zo is gelopen.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënte en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met cliënte.
Uitgevoerde operatie
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht concludeert de commissie dat in dezen sprake is geweest van een complicatie. De commissie licht dat als volgt toe. Bij iedere hernia- operatie is sprake van het manipuleren van de zenuwwortel om bij de hernia te komen. Het is de beknelde zenuwwortel die de pijn geeft. Door die manipulatie kan die zenuwwortel beschadigd raken. Of die zenuwwortel verdikt is of niet, maakt voor dat risico op beschadiging niet uit. Overigens verdikt de zenuwwortel vaak/vaker bij een hernia. Dat, zoals de cliënte betoogt, de operatie anders zou zijn verlopen wanneer de neurochirurg zelf bij de operatie was geweest en wanneer nog een MRI-scan zou zijn gemaakt is naar het oordeel van de commissie onaannemelijk. Er was geen aanleiding om alsnog een MRI-scan te maken en de opererend arts was voldoende bekwaam om zelfstandig de hernia-operatie (onder supervisie) uit te voeren.
Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Informed consent
De cliënte stelt dat zij niet op de hoogte was van de grotere risico’s die zij liep vanwege de bij haar verdikte zenuwwortel. De commissie overweegt dat uit het medisch dossier blijkt dat de zorgaanbieder de cliënte op 4 augustus 2017 heeft voorgelicht over de hernia-operatie en de mogelijke risico’s van de ingreep met haar heeft besproken. In het medisch dossier is immers vermeld: “Met patiënte besprak ik de procedure, risico’s, complicaties (nabloeding, infectie, toename neurologische uitval, niet verbeteren van de huidige klachten, durascheur met liquorlekkage) en de verwachtingen van de operatie. Patiënte begrijpt bovenstaande en is akkoord.”
Tussen partijen is ook niet in geschil dat de cliënte op deze risico’s gewezen en zij daarna heeft ingestemd met de operatie. Gezien hetgeen hiervoor onder ‘uitgevoerde operatie’ is gesteld, is het niet zo dat bij de cliënte – ongeacht of sprake is geweest van een verdikte zenuwwortel dan wel van een plat uitgewaaierde zenuwwortel– de risico’s groter waren dan in het algemeen bij een hernia-operatie. De commissie is dan ook van oordeel dat de zorgaanbieder, wat haar informatieverstrekking jegens de cliënte over de risico’s van de operatie betreft, voldoende zorgvuldig heeft gehandeld, zodat zij dit klachtonderdeel ongegrond zal verklaren.
Nazorg
De commissie overweegt dat bij het gesprek direct na de gecompliceerde operatie ook de neurochirurg aanwezig had moeten zijn. Toen de cliënte na de operatie bijkwam uit de narcose werd aan haar en haar partner (die gebeld was om aanwezig te zijn wanneer zij zou bijkomen uit narcose) verteld dat in een zenuwwortel was gesneden. De cliënte heeft vervolgens pas op 25 januari 2018 het eerste consult met de neurochirurg gehad, waarbij haar meer duidelijk werd wat de gevolgen van de operatie waren en hoe zij er het beste mee om zou kunnen gaan. Deze vorm van nazorg na een operatie met een voor iedereen duidelijke onverwachte en invaliderende uitkomst voor cliënte verdient naar het oordeel van de commissie niet de schoonheidsprijs. Het zou naar het oordeel van de commissie aangewezen zijn geweest wanneer de AIOS en de neurochirurg samen op een rustig moment op de verpleegafdeling uitleg hadden gegeven aan de cliënte over de gang van zaken en het vervolg. In de nazorg bij een gecompliceerd beloop had de zorgaanbieder derhalve meer kunnen en moeten doen. Een eerste controle afspraak na drie maanden is bovendien veel te laat. Voor de cliënte had een afspraak na zes weken, zoals dat gebruikelijk is, aangehouden moeten worden. Het enige telefoongesprek dat in de tussentijd had plaatsgevonden, had voor de cliënte geen meerwaarde meer, hetgeen de commissie zich goed kan voorstellen. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat dit klachtonderdeel wat dat betreft gegrond is.
Voor zover dit klachtonderdeel ziet op de betrokkenheid van de fysiotherapeut overweegt de commissie het volgende. De fysiotherapeut heeft op 3 november 2017 in het medisch dossier genoteerd: ‘Mevrouw is goed vooruit gegaan. (…) Geen toegevoegde waarde voor 1e lijns fysiotherapie. Uitgebreid advies gegeven. Mevrouw begrijpt goed dat het gevoel anders zal blijven en ze daar mee moet leren leven.’ De fysiotherapeut heeft een en ander ook naar de huisarts van de cliënte gecommuniceerd. Gezien de aantekeningen in het medisch dossier kan de commissie niet vaststellen dat – zoals de cliënte betoogt – slechts sprake was van een (te) korte inspectie van de fysiotherapeut dan wel dat de zorgaanbieder voor wat betreft het handelen van de fysiotherapeut een verwijt te maken valt. Voor zover de cliënte met dit klachtonderdeel ook betoogt dat zij door de zorgaanbieder verwezen had moeten worden naar een fysiotherapeut voor verdere behandeling respectievelijk de zorgaanbieder (meer) had moeten meedenken over de mogelijkheden om mobiliteit te verbeteren en pijn te verminderen volgt de commissie dit evenmin.
Schadevergoedingsvordering
Voor een aanspraak op schadevergoeding is ten minste vereist dat de schuldenaar – de zorgaanbieder – in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst. Hiervoor heeft de commissie geoordeeld dat de zorgaanbieder bij de operatie en bij het informeren over de risico’s niet tekort is geschoten in de op haar rustende zorgplicht. De commissie heeft ook geoordeeld dat de zorgaanbieder voor wat betreft een deel van de nazorg zorgvuldiger had dienen zijn. Er bestaat echter geen causaal verband tussen de bedoelde nazorg (direct na een gecompliceerd verlopen operatie dient een gesprek met het verantwoordelijke behandelteam plaats te vinden en een controle-afspraak dient eerder dan na 3 maanden plaats te vinden) en de door de cliënte geleden schade als gevolg van de opgetreden complicatie. De vordering tot vergoeding van schade zal dan ook worden afgewezen
Wel ziet de commissie vanwege het gebrek aan goede nazorg direct na de operatie aanleiding om de zorgaanbieder het betaalde klachtengeld aan de cliënte te laten vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte gegrond voor wat betreft de zorgvuldigheid ten aanzien van een deel van de nazorg;
– verklaart de klacht van de cliënte voor het overige ongegrond;
– wijst het verzoek van de cliënte tot toekenning van schadevergoeding af;
– bepaalt dat de zorgaanbieder een bedrag van € 127,50 aan de cliënte dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. J.D.M. Metzemaekers, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. B.J. van Gent, secretaris, op 9 april 2021.