Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: schadevergoedingZorgvuldigheid
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
201120/203974
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënte verwijt de zorgaanbieder verwijtbaar handelen, omdat de cliënte ondanks het door de zorgaanbieder geplaatste spiraaltje zwanger is geworden. De cliënte verzoekt toekenning van een schadevergoeding. De zorgaanbieder is van mening dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld. Immers, uit de controle-echo is gebleken dat het spiraaltje goed is geplaatst. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder niet verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
in het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende in [plaats] (hierna te noemen: de cliënte)
en
Ommelander Ziekenhuis Groningen B.V., gevestigd in Scheemda
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 27 juni 2023 te Utrecht.
Partijen hebben ervan afgezien hun standpunt tijdens een zitting mondeling toe te lichten. Daarom beslist de commissie op basis van de overgelegde stukken.
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
De zorgaanbieder heeft een spiraaltje geplaatst, maar de cliënte is toch zwanger geworden. De cliënte vindt dat de zorgaanbieder verwijtbaar heeft gehandeld en vraagt om een schadevergoeding.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte heeft na haar voorlaatste zwangerschap besloten om een spiraaltje te laten plaatsen bij de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft gezegd dat het spiraaltje vijf jaar zou werken. Toch werd de cliënte vier maanden na plaatsing weer zwanger. Het spiraaltje werd bij de verloskundige niet meer gevonden. De cliënte gaat er daarom vanuit dat de zorgaanbieder een fout heeft gemaakt bij het plaatsen van het spiraaltje. Zij had een controle-echo moeten uitvoeren om te zien of het spiraaltje goed is geplaatst, maar die heeft de zorgaanbieder achterwege gelaten.
De zwangerschap was pijnlijk en de komst van dochter [naam] brengt de nodige kosten met zich. De cliënte wil daarom dat de commissie de zorgaanbieder veroordeelt om een bedrag van € 25.000,– als schadevergoeding te betalen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder meent dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld. Het spiraaltje is wel degelijk goed geplaatst. Dat is haar gebleken uit de controle-echo die direct na de plaatsing is gemaakt. De zorgaanbieder betwist dan ook dat zij een bedrag aan schadevergoeding moet betalen aan de cliënte.
Beoordeling van het geschil
De commissie verklaart de klacht ongegrond. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
De vraag is of de zorgaanbieder het plaatsen van het spiraaltje correct heeft uitgevoerd. De cliënte voert als grond om daaraan te twijfelen twee argumenten aan:
– De zorgaanbieder heeft geen controle-echo uitgevoerd;
– De verloskundige heeft het spiraaltje niet ontdekt tijdens een controle gedurende de zwangerschap.
Beide argumenten vindt de commissie onvoldoende om aan te nemen dat de zorgaanbieder haar werk niet goed heeft gedaan.
De controle-echo.
In de eerste plaats heeft de zorgaanbieder uitgelegd dat zij wel degelijk een controle-echo heeft uitgevoerd. Dat blijkt ook uit het medisch dossier. Er is direct na plaatsing een transvaginale echo uitgevoerd en op basis daarvan heeft de gynaecoloog geconcludeerd dat de plaatsing van het spiraaltje ongecompliceerd is verlopen.
De cliënte meent dat zes weken later nog een controle-echo had moeten plaatsvinden. Een latere controle-echo wordt op basis van de Richtlijn Intra-uteriene anticonceptie (2002) als ‘gewenst’ betiteld, en is dus niet per se noodzakelijk. Wetenschappelijk onderzoek na 2002 heeft aangetoond dat zo’n herhaal-echo geen meerwaarde oplevert. Zolang het spiraaltje zich bij echocontrole in de baarmoederholte (het cavum uteri) bevindt, en er geen klinisch vermoeden is dat het spiraaltje is afgevloeid, is er geen voordeel van een herhaal-echo (zie NHG-Standaard Anticonceptie (M02)).
Het spiraaltje is niet ontdekt door de verloskundige.
Geen enkel voorbehoedsmiddel werkt feilloos. De kans dat een vrouw zwanger raakt ondanks een geplaatst spiraaltje is 1 tot 3%. De cliënte was met dat risico bekend, zo blijkt uit haar bericht van 11 maart 2023. Dat percentage wordt onder meer verklaard door ‘expulsie’, wat betekent dat het spiraaltje tijdens de menstruatie het lichaam verlaat. Dat gebeurt doorgaans voor de vrouw ongemerkt. Het gegeven dat de verloskundige het spiraaltje niet heeft ontdekt zegt dan ook niets over de wijze waarop de zorgaanbieder het spiraaltje daarvoor had geplaatst.
Kortom
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Dat betekent dat het verzoek om een schadevergoeding wordt afgewezen.
Daarom wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de cliënte verlangde wordt afgewezen.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mr. dr. E. Venekatte, voorzitter,
dr. G.J.A. Knol, mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 27 juni 2023.