Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
118029
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats], en Stichting VieCuri Medisch Centrum voor Noord-Limburg, gevestigd te Venlo, (verder te noemen: het ziekenhuis).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder een op 8 september 2018 ontvangen brief van de cliënte naar aanleiding van het hierna te noemen ontvankelijkheidsverweer van het ziekenhuis.
Bij brief van 13 september 2018 heeft de commissie partijen meegedeeld dat zij eerst een beslissing zal geven over de ontvankelijkheid van de cliënte in haar klachten voordat zij die klachten inhoudelijk zal behandelen en dat partijen in verband daarmee niet aanwezig hoeven te zijn op de zitting van de commissie. De behandeling heeft buiten aanwezigheid van partijen plaatsgevonden op de zitting van de commissie van 17 september 2018 te Nijmegen.
Onderwerp van het geschil
De cliënte beklaagt zich over de wijze waarop het ziekenhuis haar heeft behandeld.
Beoordeling van het geschil
De cliënte heeft aan de commissie een groot aantal klachten voorgelegd over de wijze waarop het ziekenhuis haar heeft behandeld. Kortheidshalve verwijst de commissie in dit kader naar het vragenformulier dat de commissie op 7 juni 2018 van de cliënte heeft ontvangen, dit in verband met de aard van deze voorbeslissing, waarin slechts aan de orde is de voorvraag of de cliënte ontvankelijk is in die klachten. Daarnaast blijkt uit de stukken dat een ambtenaar van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (WVS) in een e-mail aan de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis van 17 april 2018 het verzoek heeft gedaan om met het ziekenhuis over drie, niet in het vragenformulier genoemde en van de cliënte afkomstige klachten te spreken.
Het ziekenhuis is van mening dat de cliënte niet-ontvankelijk is in haar klachten, omdat zij deze nimmer bij (de klachtenfunctionaris van) het ziekenhuis heeft ingediend of heeft willen indienen. Zowel de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg als het reglement van de commissie heeft als uitgangspunt dat een klager zich met een klacht over een zorgaanbieder eerst tot die zorgaanbieder moet wenden, zodat de klacht zoveel mogelijk wordt opgelost op het niveau waar de klacht is ontstaan. De klachtonderdelen 1, 2, 4 t/m 9, 11 t/m 14 en 16 (zoals in het verweerschrift van het ziekenhuis genummerd) zijn door de cliënte niet eerst kenbaar gemaakt aan het ziekenhuis. De klachtonderdelen 3, 10 en 15 (zoals in het verweerschrift van het ziekenhuis genummerd) zijn door een beleidsmedewerker van het ministerie van VWS zonder toestemming van de cliënte aan (de klachtenfunctionaris van) het ziekenhuis kenbaar gemaakt. De cliënte is van de kant van het ziekenhuis op verschillende wijzen geattendeerd op de mogelijkheid tot het indienen van een klacht en de wijze waarop. Los daarvan heeft het ziekenhuis door middel van een folder en op haar website voldoende duidelijk kenbaar gemaakt hoe een klacht bij het ziekenhuis kan worden ingediend. De cliënte heeft nimmer rechtstreeks contact opgenomen met de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis. De cliënte heeft – nadat de klachtenfunctionaris met haar contact had opgenomen – uitdrukkelijk kenbaar gemaakt geen verder contact dan wel bemiddeling te wensen.
De klachten van de cliënte zijn niet als formele klacht in de zin van het klachtenreglement van het ziekenhuis tot behandeling gekomen. Er zijn geen omstandigheden waaruit valt af te leiden dat de cliënte redelijkerwijs geen verwijt treft dat zij haar klachten niet eerst aan het ziekenhuis heeft voorgelegd.
De cliënte heeft schriftelijk gereageerd op het niet-ontvankelijkheidsverweer van het ziekenhuis en gesteld dat de commissie haars inziens wel een uitspraak kan doen over haar klachten omdat de klachtencommissie van het ziekenhuis geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de ambtenaar van het Minister van VWS, dat namens haar is gedaan.
De commissie overweegt als volgt.
Artikel 6 van het reglement van de commissie (hierna: het reglement) bepaalt – voor zover van belang voor deze zaak -:
1. De commissie verklaart op verzoek van het ziekenhuis – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk:
a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de Wet of de op de geneeskundige behandelingsovereenkomst van toepassing zijnde voorwaarden bij het ziekenhuis heeft ingediend (…);
b. (…)
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a, kan de commissie besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de cliënt ter zake van de niet naleving van de voorwaarden naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.
3. (…).
Uit artikel 1 van het reglement blijkt dat onder het begrip “de Wet” in het hiervoor genoemde eerste lid onder a. wordt verstaan de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: de Wkkgz) , die op
1 januari 2016 in werking is getreden en mede van toepassing is op het onderhavige geschil. Het hiervoor vermelde artikel 6 is in lijn met de Wkkgz. Zowel de Wkkgz als het reglement heeft het uitgangspunt dat een cliënt zich met een klacht over een zorgaanbieder – in dit geval het ziekenhuis – eerst tot die zorgaanbieder moet wenden, opdat de klacht zoveel mogelijk wordt opgelost op het laagst mogelijke niveau, namelijk daar waar deze is ontstaan. De cliënt heeft in beginsel dus geen rechtstreekse toegang tot de commissie.
Een uitzondering op dit uitgangspunt doet zich voor indien van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij zich onder de gegeven omstandigheden met zijn klacht eerst tot de zorgaanbieder wendt of – in de woorden van het reglement – indien de cliënt ter zake van de niet naleving van de voorwaarden naar het oordeel van de commissie geen verwijt treft.
Eveneens is op het onderhavige geschil van toepassing de op 1 januari 2017 in werking getreden Klachtenregeling VieCuri, Medisch Centrum voor Noord-Limburg (hierna: de klachtenregeling), die door het ziekenhuis is overgelegd. Uit deze regeling blijkt op welke wijze de klachtenprocedure bij het ziekenhuis gevoerd moet worden en dat een klager die niet tevreden is over de uitkomst van een overeenkomstig de klachtenregeling gevoerde klachtenprocedure, pas een klacht bij de commissie kan indienen nadat de raad van bestuur van het ziekenhuis een oordeel over de klacht heeft uitgesproken. Ten aanzien van de zowel in het eerder genoemde vragenformulier als in de eerder genoemde e-mail vermelde klachten is de commissie niet gebleken van een zogenaamde interne klachtenprocedure, die is uitgemond in een oordeel van de raad van bestuur van het ziekenhuis. Evenmin is de commissie gebleken van feiten en/of omstandigheden die een uitzondering op het hiervoor genoemde uitgangspunt (zouden kunnen) rechtvaardigen. De commissie is dan ook van oordeel dat de cliënte in haar klachten niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
Beslissing
De commissie:
verklaart de cliënte niet-ontvankelijk in haar klachten.
Aldus beslist op 17 september 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.