Cliënt ontevreden over verblijf: klacht gedeeltelijk gegrond

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (On) zorgvuldigheidbejegening    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 151632/169505

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt klaagt over zijn verblijf bij de zorgaanbieder: hij was in eerste instantie niet welkom, er was sprake van discriminatie, er werd geen rekening gehouden met zijn beperkingen en hij kreeg ten onrechte een waarschuwing. Volgens de zorgaanbieder heeft de interne klachtencommissie de klachten van de cliënt al zorgvuldig behandeld en beoordeeld.

 

De commissie concludeert dat het niet aan de zorgaanbieder, maar aan de gemeente is om over de financiering van de opvang te beslissen. Dat is niet aan de zorgaanbieder te wijten. Verder heeft de consument de stellingen betreffende discriminatie onvoldoende onderbouwd. Ook is de commissie niet gebleken dat geen rekening is gehouden met de (fysieke) beperkingen van de cliënt. Voor wat betreft de dieetmaaltijden acht de commissie de klacht gedeeltelijk gegrond, maar de zorgaanbieder heeft hiervoor reeds een bedrag toegekend aan de cliënt. Ten slotte concludeert de commissie dat de waarschuwing niet onterecht is gegeven. De klacht van de cliënt is gedeeltelijk gegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam cliënt] wonende te [woonplaats]

en

Stichting LEVANTOgroep, gevestigd te Sittard

(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2022 te Eindhoven.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënt werd vergezeld door [naam], cliëntvertrouwenspersoon. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen: [naam] en [naam].

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het verblijf van de cliënt op [naam locatie]: de cliënt was er niet welkom, er was sprake van discriminatie, er is geen rekening gehouden met de lichamelijke beperkingen van de cliënt en zijn dieet en hij heeft ten onrechte een waarschuwing gekregen.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

1. De cliënt was niet welkom op [naam locatie].
Aanvankelijk is gezegd dat de cliënt niet welkom was vanwege de drie maandeneis waaraan hij niet voldeed. In april 2021 is de cliënt van Curaçao naar Nederland gekomen. De opvang in Nederland bleek verkeerde bedoelingen te hebben en heeft de cliënt na twee maanden op straat gezet. Door interventie van een maatschappelijk werker mocht de cliënt één nacht bij [naam locatie] verblijven, vervolgens heeft de cliënt vijf dagen op straat geleefd voordat hij door interventie van de gemeente alsnog terecht kon bij [naam locatie].

2. Discriminatie
Vanaf het begin tot het einde is aan de cliënt duidelijk gemaakt dat hij geen recht op verblijf had. Een medewerker liet weten “Jij hebt geen rechten, wat zoek je hier in Nederland”. Van de leidinggevende moest de cliënt terug naar Curaçao. Zij zou het wel regelen. De cliënt is geen buitenlander, Curaçao valt onder Nederland.

3. Geen rekening gehouden met lichamelijke beperkingen
Na een beenoperatie loopt de cliënt met een stok en kan hij moeilijk lang staan. De cliënt heeft ook even van een rolstoel gebruik moeten maken. Er is gezegd dat de cliënt zich als een slachtoffer gedroeg. Hij moest, zoals iedereen, helpen met de afwas.

4. Geen rekening gehouden met zoutarm en vetarm dieet
Aanvankelijk is met het dieet van de cliënt geen rekening gehouden. Na lang vragen en na van het kastje naar de muur te zijn gestuurd, heeft de cliënt vijf dagen passend eten gekregen. Daarna moest hij zelf voor passend eten zorgen wat moeilijk uitvoerbaar bleek.

5. Waarschuwing
Tijdens de afwas had de cliënt een mes in zijn handen. Toen een medebewoner hem onheus bejegende werd de reactie van de cliënt als een bedreiging gezien. Zonder zijn verhaal aangehoord te hebben kreeg de cliënt een waarschuwing.

De cliënt is het niet eens met de beslissing van de interne klachtencommissie. De klachten zijn te oppervlakkig behandeld. De klachtencommissie heeft haar uitspraak gebaseerd op basis van hoor en wederhoor. Het argument “we waren er niet bij” is te gemakkelijk. Men had op z’n minst in het dossier kunnen kijken of papieren kunnen opvragen. Deze werkwijze heeft in het nadeel van de cliënt gewerkt en ertoe geleid dat de zorgaanbieder op belangrijke onderdelen het gelijk aan hun zijde kreeg.

De cliënt verlangt een schadevergoeding van € 150,– (30 dagen, € 10,– aan maaltijden per dag is samen € 300,–, minus het reeds door de zorgaanbieder betaalde bedrag van € 150,–) en excuses.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt heeft een procedure doorlopen bij de interne klachtencommissie. De klacht over discriminatie is ongegrond verklaard. Uitgangspunt van het zorgvuldig onderzoek door de klachtencommissie

is hoor en wederhoor. Het advies van de klachtencommissie is gebaseerd op hetgeen partijen schriftelijk hebben ingediend en mondeling ter zitting naar voren hebben gebracht. De klachtencommissie doet dus niet aan actieve waarheidsvinding. Het had dan ook op de weg van de cliënt gelegen om de vermeende beweringen te staven met (schriftelijk) bewijs tijdens de procedure. Het feit dat het klachtonderdeel over discriminatie ongegrond is verklaard betekent in dit geval ook niet per se dat hetgeen de cliënt beweert feitelijk niet gebeurd is of dat verweerder gelijk heeft gekregen. De commissie heeft de omstandigheden alleen niet kunnen vaststellen. Excuses ligt in verband daarmee dan ook niet voor de hand, wel begrip voor hoe de cliënt zich daar onder voelt. De zorgaanbieder is van mening dat de klachtencommissie de klachtbehandeling niet te beperkt heeft opgevat en voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan.

De klachtencommissie heeft het klachtonderdeel ter zake de passende dieetmaaltijden gegrond bevonden.

De Raad van Bestuur heeft besloten dit advies over te nemen en daarbij passende maatregelen te nemen. De cliënt heeft de door hem gemaakte kosten onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Daarom heeft de zorgaanbieder een bedrag van € 150,– toegekend, gebaseerd op een bedrag van € 5,– per dag dat de verblijfslocatie normaliter kwijt is aan een warme (dieet)maaltijd. Binnen de 30 dagen heeft de cliënt overigens lang niet altijd in zijn eigen maaltijd (hoeven) voorzien en vaker gewoon meegegeten.

Vanaf het moment dat bekend was dat de cliënt vet- en zoutarm moest eten, is hier door de kok van de voorziening namelijk zo veel als mogelijk rekening mee gehouden. De zorgaanbieder is dan ook van mening de cliënt voldoende tegemoet te zijn gekomen.

Op 22 juni 2021 is er contact geweest met de gemeente over het recht op opvang. De cliënt verbleef nog geen drie maanden in Nederland en ontving een uitkering. Daardoor voldeed hij niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor opvang. In afwachting van een definitief besluit van de gemeente over het recht op opvang, heeft de gemeente de zorgaanbieder verzocht om de cliënt voor een nacht opvang aan te bieden. Op 24 juni 2021 heeft de cliënt dan ook een nacht verbleven op het [naam locatie]. De cliënt was op de hoogte van deze tijdelijkheid en het feit dat een dag later, op 25 juni 2021, een definitief besluit van de gemeente zou volgen over het recht op opvang. Op 25 juni 2021 heeft de gemeente besloten dat de cliënt geen recht op opvang had. Dat betekende dat hij niet langer op het [naam locatie] kon verblijven. De cliënt heeft zich na vertrek moeten melden bij de gemeente, die op haar beurt zou schakelen met
maatschappelijk werk. De gemeente is dan ook de beslissende instantie ten aanzien van het recht op opvang. De zorgaanbieder heeft geen invloed (gehad) op deze besluitvorming en kan, ingeval er geen recht op opvang bestaat, niet verantwoordelijk worden gehouden voor huisvesting. De gevorderde schade is dan ook geen gevolg van handelen of nalaten door de zorgaanbieder en de zorgaanbieder acht zich niet aansprakelijk voor de door de cliënt geleden schade.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en cliënt dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.

Allereerst klaagt de cliënt dat hij ten onrechte niet door de zorgaanbieder werd opgevangen. Volgens de cliënt beslist de zorgaanbieder daarover. Daarin wordt de cliënt niet gevolgd. De gemeente beslist over de financiering van de opvang. De zorgaanbieder is daarmee afhankelijk van de toestemming van de gemeente voor de opvang. Op verzoek van de gemeente heeft de zorgaanbieder de cliënt een nacht opvang aangeboden en uiteindelijk, nadat de cliënt korte tijd niet door de zorgaanbieder werd opgevangen, heeft de zorgaanbieder na toestemming van de gemeente de opvang van de cliënt weer op zich genomen. Dat de cliënte vijf dagen niet is opgevangen kan derhalve niet aan de zorgaanbieder worden verweten. Het klachtonderdeel is ongegrond. De door de cliënt verlangde schadevergoeding voor de door hem gemaakte hotelkosten wordt daarom afgewezen.

Vervolgens klaagt de cliënt erover dat hij gediscrimineerd is. Dat de uitspraken zoals deze door de cliënt zijn aangehaald zijn gedaan is door de zorgaanbieder weersproken. De cliënt heeft zijn stellingen, ook bij de geschillencommissie, niet nader onderbouwd. De commissie kan dan ook, net als de interne klachtencommissie, niet vaststellen dat de uitspraken zijn gedaan en dat de cliënt gediscrimineerd is. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Als derde klaagt de cliënt erover dat er geen rekening is gehouden met zijn lichamelijke beperkingen. De zorgaanbieder heeft tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat van iedereen die geen dagbesteding heeft wordt verwacht dat zij taken op zich nemen. Dat acht de commissie op zichzelf geen onredelijk standpunt. De cliënt moest als corveetaak de afwas doen. Dit kon ook zittend worden gedaan. De cliënt heeft voorgesteld om te dweilen, maar dat zou, gelet op de lichamelijke beperkingen van de cliënt, gevaarlijker zijn. Het is de commissie niet gebleken dat er geen rekening is gehouden met de lichamelijke beperkingen van de cliënt. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel vier gaat erover dat er geen rekening is gehouden met het zout- en vetarm dieet van de cliënt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het enige tijd heeft geduurd voordat de cliënt passende maaltijden kreeg. De zorgaanbieder verlangde na de aanvraag van de cliënt eerst schriftelijke bewijzen over de noodzaak van het dieet. Dat heeft tot vertraging geleid. Vervolgens heeft het nog twee weken geduurd voordat er via leverancier [naam] passende maaltijden zijn aangeschaft. De klacht is in zoverre gegrond. De zorgaanbieder had voortvarender met het zout- en vetarm dieet van de cliënt om moeten gaan. De vijf maaltijden die zijn bezorgd voldeden volgens de cliënt niet omdat deze varkensvlees bevatten, wat de cliënt niet eet. Daarop is aangegeven dat de cliënt zelf contact op moest nemen met [naam leverancier] voor de door hem gewenste maaltijden; dat heeft de cliënt echter niet gedaan. Dat de cliënt in deze omstandigheden geen passende maaltijden meer kreeg aangeboden kan de zorgaanbieder niet worden verweten. Gelet op de vertraging die is ontstaan tussen het moment dat de cliënt aangaf een dieet te hebben en het moment waarop door de zorgaanbieder passende maaltijden zijn verstrekt is een schadevergoeding op zijn plaats. De cliënt heeft de door hem gestelde kosten voor de aanschaf van maaltijden echter op geen enkele wijze onderbouwd. De schatting van de zorgaanbieder dat de cliënt per dag € 5,– kwijt was aan de maaltijd komt de commissie redelijk voor. De zorgaanbieder heeft reeds een bedrag van € 150,– aan de cliënt toegekend, zodat de bij de commissie gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.

Tenslotte klaagt de cliënt over de waarschuwing die hij ontving. De commissie kan niet vaststellen wat er precies is gebeurd. Wel staat vast dat er met een medebewoner een conflict ontstond en dat de cliënt op dat moment een mes in zijn handen had. Dat dit voor derden dreigend kan overkomen komt de commissie aannemelijk voor. Niet is gebleken dat de waarschuwing ten onrechte is gegeven. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Uit het voorgaande volgt dat de klachten grotendeels ongegrond zijn. De verlangde schadevergoeding wordt afgewezen. De commissie kan de zorgaanbieder evenmin verplichten om excuses aan te bieden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

-verklaart klachtonderdeel 3 gedeeltelijk gegrond en de overige klachtonderdelen ongegrond;

– wijst de door de cliënt verlangde schadevergoeding en excuses af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 6 juli 2022.