
Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
55822/62517
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt is vanwege een verhuizing overgeplaatst van GGZ Friesland naar het FACT-team van de zorgaanbieder. GGZ Friesland heeft de diagnose paranoïde schizofrenie aan de cliënt gegeven. De cliënt vindt dat de zorgaanbieder deze diagnose heeft overgenomen zonder zelf onderzoek te doen. Hij vindt de diagnose onjuist. Verder geeft de cliënt aan geen stemmen te horen en wanen te hebben. De zorgaanbieder geeft aan dat de diagnose paranoïde schizofrenie wordt overgenomen als werkdiagnose. Door de omgang met de cliënt heeft de zorgaanbieder kunnen vaststellen dat de diagnose klopt. Verder is de cliënt in het verleden beoordeeld door verschillende onafhankelijke psychiaters die allemaal dezelfde diagnose hebben vastgesteld. Ook is aan de cliënt uitgelegd dat er geen sprake hoeft te zijn van hallucinaties om de diagnose schizofrenie vast te stellen. Dit is slechts één van de symptomen. De commissie oordeelt dat de klacht ongegrond is. De diagnose van de cliënt is meerdere malen getoetst door verschillende psychiaters. Zij kwamen allemaal tot dezelfde conclusie, namelijk schizofrenie. De zorgaanbieder heeft zorgvuldig en professioneel gehandeld.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]
en
Stichting GGz Oost Brabant, gevestigd te Boekel
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2021 te Breda.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Namens de zorgaanbieder zijn [naam] (behandelend psychiater) en [naam] (jurist) verschenen. Ter zitting heeft de zorgaanbieder het standpunt toegelicht. De cliënt heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt toe te lichten.
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft het overnemen van de diagnose door de zorgaanbieder zonder daaraan een eigen onderzoek ten grondslag te leggen.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt is tot 2014 in behandeling geweest bij GGZ Friesland. In verband met een verhuizing is hij in 2014 verwezen naar het FACT-team DAS (Deurne-Asten-Someren) en vanaf november 2018 staat hij onder behandeling van het FACT-team Uden van de zorgaanbieder. De cliënt stelt zich op het standpunt dat GGZ Friesland de diagnose schizofrenie heeft gesteld en dat de zorgaanbieder deze diagnose klakkeloos heeft overgenomen zonder hier zelf onderzoek naar te doen. De cliënt betwist dat hij schizofreen is, omdat hij niet voldoet aan de DSM-5 criteria die behoren bij de stoornis paranoïde schizofrenie. Hij geeft aan geen stemmen te horen en geen wanen te hebben. Naar de mening van de cliënt is er evenmin sprake van gedesorganiseerd gedrag. Verder geeft de cliënt aan dat hij medicatie krijgt die is afgestemd op de (onjuiste) diagnose schizofrenie. De cliënt heeft veel last van de bijwerkingen van het Cisordinol depot en daar wil hij vanaf.
De cliënt vordert een vergoeding voor de geleden schade als gevolg van de op de verkeerde diagnose afgestemde medicatie. De cliënt stelt immateriële schade te hebben geleden omdat hij al dertien jaar onterecht onder verplichte behandeling van de GGZ staat en tegen zijn wil medicatie krijgt toegediend. Zijn leven is hierdoor verwoest en hij ervaart een ernstige schending van zijn fundamenteel zelfbeschikkingsrecht met relevante nadelige gevolgen waaronder gevoelens van onmacht, onzekerheid, angst en spanning. Naast immateriële schade is volgens de cliënt sprake van materiële schade, omdat hij al die jaren niet heeft kunnen werken en geen eigen inkomen heeft kunnen genereren. De hoogte van de totale schade bedraagt volgens de cliënt € 260.000,–, maar hij vordert het bedrag dat de commissie maximaal kan toekennen, te weten van € 25.000,– en doet afstand van het meerdere.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder is van mening dat de klacht ongegrond moet worden verklaard. De cliënt is opgenomen geweest bij GGZ Friesland. Daar is hij gediagnosticeerd met paranoïde schizofrenie (hoofddiagnose) en Asperger. In september 2014 is hij onder behandeling gekomen bij het FACT-team DAS van de zorgaanbieder en eind 2018 is hij naar het FACT-team Uden doorverwezen. Het is gangbare praktijk dat de vastgestelde diagnose van de eerdere behandelaar in eerste instantie als werkdiagnose wordt overgenomen. Dat is ook het geval geweest bij de cliënt. Vervolgens wordt in de behandeling kritisch gekeken naar de eerdere diagnose en wordt wel degelijk in eigen onderzoek vastgesteld of er signalen zijn dat de diagnose niet (meer) klopt en zou moeten worden bijgesteld. In de situatie van de cliënt waren deze signalen er echter niet toen hij in 2014 bij de zorgaanbieder in behandeling kwam en werd het beeld van de vastgestelde diagnose paranoïde schizofrenie juist bevestigd. Er waren dan ook geen aanwijsbare gegronde redenen om in 2014 de vastgestelde diagnose en de ingeslagen werkwijze te wijzigen.
De cliënt is in de jaren 2014 tot en met 2018 meerdere malen onderzocht door (onafhankelijke) psychiaters en telkens kwamen deze psychiaters tot dezelfde diagnose. Aan de cliënt is uitgelegd dat er geen sprake hoeft te zijn van hallucinaties om de diagnose schizofrenie vast te stellen. Dit is slechts één van de symptomen. Ook bij een niet te volgen gedachtegang, chaotische gedrag en verminderd maatschappelijk functioneren kan de diagnose worden gesteld. Verder geeft de zorgaanbieder aan dat de cliënt de afgelopen jaren juist door het gebruik van de toegepaste medicatie stabiel is gebleven. Een geleidelijke afbouw van medicatie kan lang duren, omdat (abrupt) stoppen een risico is. Mogelijk zal de cliënt altijd een bepaalde dosering nodig hebben om goed te kunnen functioneren in de maatschappij.
De zorgaanbieder is van mening zeer ver te zijn gegaan om een oplossing te vinden voor de onvrede van de cliënt en dat er is gehandeld op een wijze die van professionals verwacht mocht worden. Voor toekenning van een schadevergoeding is dan ook volgens hem geen plaats. Voor zover de zorgaanbieder wel aansprakelijk kan worden gehouden, stelt hij zich op het standpunt dat de door de cliënt gevorderde vergoeding van € 25.000,– iedere onderbouwing mist.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Vooropgesteld wordt dat de zorgaanbieder op grond van de zorgovereenkomst bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen en daarbij moet handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Door de GGZ Friesland is de diagnose schizofrenie gesteld. Het is gebruikelijk dat de diagnose wordt overgenomen als werkdiagnose als een cliënt zich bij een andere zorgaanbieder onder behandeling stelt. De zorgaanbieder heeft de diagnose schizofrenie dan ook aanvankelijk als werkdiagnose overgenomen. Uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken concludeert de commissie dat de zorgaanbieder daarna kosten noch moeite heeft gespaard om de gestelde diagnose (herhaaldelijk) te toetsen. Meerdere (onafhankelijke) psychiaters, waaronder recent nog [naam], hebben de cliënt onderzocht en kwamen tot dezelfde conclusie, namelijk dat de gestelde diagnose schizofrenie juist is. De zorgaanbieder heeft dit met de cliënt besproken en daarbij tevens uitgelegd dat hij gebaat is bij het gebruik van de voorgeschreven medicatie. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder zorgvuldig en professioneel heeft gehandeld en terecht heeft geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de gestelde diagnose.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Er is geen aanleiding voor het toekennen van een schadevergoeding.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Graumans, secretaris, op 15 juli 2021.