Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
148954/168052
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt klaagt over de factuur die hij van zijn zorgverzekeraar heeft ontvangen voor consultatie door de crisisdienst tijdens de inverzekeringstelling van de cliënt. De zorgaanbieder is van mening dat de cliënt niet-ontvankelijk is in zijn klacht, aangezien de klacht slechts een factuurgeschil betreft en daaraan geen inhoudelijke klacht ten grondslag ligt.
Naar het oordeel van de commissie staat vast dat de klacht op het vragenformulier niet ziet op een gedraging van de zorgaanbieder, maar slechts op de niet-betaling van een factuur. De cliënt is dan ook niet-ontvankelijk in zijn klacht.
De uitspraak
In het geschil tussen
[Klager], wonende te [plaatsnaam],gemachtigde: [naam], vader van klager
en
Stichting Arkin, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juli 2022 te Den Haag.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen. Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de klager in zijn klacht ontvankelijk is.
Onderwerp van de klacht.
De klacht betreft de factuur die klager heeft ontvangen van zijn zorgverzekeraar voor consultatie door de crisisdienst tijdens de inverzekeringstelling van klager.
Beoordeling van de ontvankelijkheid
De commissie dient eerst ambtshalve te beoordelen of klager in zijn klacht kan worden ontvangen, nu de zorgaanbieder in zijn verweerschrift een beroep heeft gedaan op niet-ontvankelijkheid onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 5, sub a, van het reglement van de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: het reglement).
De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat de klacht van klager in essentie gaat over het betalen van het eigen risico van de zorgverzekering aan de zorgverzekeraar. Door klager is daaraan is geen inhoudelijke klacht in het kader van de zorgverlening gekoppeld. Het louter aangeven dat de crisisdienst kwam en klager daar een rekening van heeft ontvangen, zegt niets over een gedraging van de zorgaanbieder jegens klager in het kader van de zorgverlening. Dit is echter wel een vereiste volgens artikel 14 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (verder: Wkkgz).
De commissie overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 14, lid 1, van de Wkkgz kan schriftelijk een klacht worden ingediend door de cliënt, een nabestaande van de overleden cliënt dan wel een vertegenwoordiger van de cliënt over een gedraging jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening.
Als uitvloeisel van deze bepaling is in artikel 5, sub a, van het reglement opgenomen dat de commissie de cliënt in zijn geschil ambtshalve niet-ontvankelijk verklaart indien het een geschil betreft over de niet-betaling van een factuur en daaraan geen inhoudelijke klacht ten grondslag ligt.
Naar het oordeel van de commissie is uit de stukken voldoende komen vast te staan dat de klacht die aan de commissie is voorgelegd het handelen van de politie betreft en de factuur van de zorgverzekeraar die klager heeft gekregen voor de consultatie door de crisisdienst. De commissie verwijst daarbij uitdrukkelijk naar het vragenformulier waarin klager zijn klacht uitsluitend richt op de factuur als zodanig en daaraan geen inhoudelijke klacht toevoegt. Nu niet is vast komen te staan dat de klacht ziet op een gedraging van de zorgaanbieder, is de commissie van oordeel dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.
Dit betekent dat de commissie geen inhoudelijk oordeel zal geven over het geschil.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw drs. P.H.P.M. Rollé – de Leeuw, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 21 juli 2022.