Cliënt legt klacht binnen 12-maanden termijn voor aan de commissie

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: ontvankelijkverklaring   Uitkomst: ontvankelijk   Referentiecode: 25289/45206

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt wil een klacht laten behandelen door de commissie en is verbaasd dat dit volgens de zorgaanbieder niet mag. Hij voelt zich niet serieus genomen en vindt de communicatie van de zorgaanbieder slecht. Volgens de zorgaanbieder is de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klacht, omdat de klacht niet eerst aan de interne klachtencommissie en niet binnen de 12-maanden termijn is voorgelegd. De commissie oordeelt dat de cliënt de klacht wel eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend en dat de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder deze klacht later opnieuw in behandeling heeft genomen. Naar aanleiding hiervan heeft de interne klachtencommissie de klacht ongegrond verklaard en heeft de cliënt binnen 12 maanden hierna de klacht voorgelegd aan de commissie. De cliënt is ontvankelijk in zijn klacht.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [woonplaats]

en

Stichting Yulius, gevestigd te Dordrecht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is.

De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 9 december 2021 te Amsterdam.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Standpunt van de cliënt ten aanzien van de ontvankelijkheid
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Het verbaast de cliënt niet dat de zorgaanbieder van mening is dat de klacht niet door de commissie in behandeling mag worden genomen. Hij voelt zich niet serieus genomen door de zorgaanbieder. De communicatie bij de instelling vindt hij behoorlijk slecht.

Standpunt van de zorgaanbieder ten aanzien van de ontvankelijkheid
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder verzoekt de commissie om de klacht niet in behandeling te nemen, omdat de klacht niet ingevolge artikel 3 lid 2 sub a van het Reglement Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (hierna te noemen: het reglement) eerst aan de interne onafhankelijke klachtencommissie van de zorgaanbieder is voorgelegd. Bovendien heeft de cliënt zijn geschil niet binnen twaalf maanden na de datum waarop hij de klacht bij de zorgaanbieder indiende, bij de commissie aanhangig gemaakt.

Beoordeling van de ontvankelijkheid
De commissie overweegt als volgt.

Op grond van de stukken staat vast dat de cliënt op 28 februari 2020 het formulier voor het melden van een klacht bij de commissie heeft ingediend en dat hij op 12 mei 2020 het ‘Vragenformulier’ van de commissie heeft ingevuld en ingediend. Daarop heeft hij – onweersproken – vermeld dat hij op 31 juli 2019 voor het eerst zijn klacht aan de zorgaanbieder heeft kenbaar gemaakt.
In het verweerschrift heeft de zorgaanbieder de commissie verzocht de cliënt te verwijzen naar de onafhankelijke klachtencommissie. Aan dit verzoek heeft het secretariaat van de commissie voldaan.
Daarop heeft de cliënt alsnog de interne klachtenprocedure doorlopen. Uiteindelijk heeft de klachtencommissie van de zorgaanbieder de klacht van de cliënt bij beslissing van 29 juni 2021 ongegrond verklaard. Bij e-mail van 21 juli 2021 heeft de cliënt het secretariaat van de commissie vervolgens laten weten dat hij de procedure bij de commissie wil voortzetten.
In haar e-mail van 14 september 2021 heeft de zorgaanbieder aangegeven dat zij van mening blijft dat de cliënt niet-ontvankelijk is in zijn klacht, omdat de termijn voor het aanhangig maken van de klacht bij de commissie is verstreken.

Gelet op het verweer van de zorgaanbieder dient de commissie – alvorens zij toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil – eerst het beroep van de zorgaanbieder op niet-ontvankelijkheid te toetsen aan de hand van de bepalingen van het toepasselijke reglement.
Artikel 6 lid 1 sub b van het reglement luidt – voor zover van belang – als volgt:
“De commissie verklaart op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk:
b. indien hij zijn geschil niet binnen 12 maanden, na de datum waarop de cliënt de klacht bij de zorgaanbieder indiende, bij de commissie aanhangig heeft gemaakt:
(…)”

Vaststaat de cliënt de onderhavige klacht eerst overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 lid 1 sub a van het reglement bij de zorgaanbieder heeft ingediend. Gelet op de datum van indiening van de onderhavige klacht bij de zorgaanbieder (31 juli 2019) en de datum van indiening van de klacht bij de commissie
(28 februari 2020) heeft de cliënt zich naar het oordeel van de commissie gehouden aan de in artikel 6 lid 1 sub b van het reglement voorgeschreven termijn.
Op deze grond is de cliënt naar het oordeel van de commissie dus ontvankelijk in zijn klacht. Dat de cliënt in 2018 al eerder een klacht over hetzelfde onderwerp bij de zorgaanbieder heeft ingediend, kan hieraan naar het oordeel van de commissie niet afdoen. Vaststaat immers dat (de klachtenfunctionaris van) de zorgaanbieder de klacht in 2019 opnieuw in behandeling heeft genomen.

De commissie merkt ten overvloede nog op dat het beroep van de zorgaanbieder op artikel 3 lid 2 sub a van het reglement niet opgaat. Immers, hierin is bepaald dat een geschil door een cliënt aan de commissie kan worden voorgelegd indien naar zijn inzicht is gehandeld in strijd met de interne klachtenregeling van de zorgaanbieder. Hieruit volgt dat alleen een cliënt zich erover kan beklagen dat een zorgaanbieder de interne klachtenregeling niet heeft gevolgd. Nog afgezien daarvan; de cliënt heeft op uitdrukkelijk verzoek van de zorgaanbieder alsnog de interne klachtenprocedure bij de zorgaanbieder gevolgd. In dat licht kan hem thans in redelijkheid niet (meer) worden verweten dat hij dit in eerste instantie niet heeft gedaan.
De commissie merkt in dit verband voorts nog op dat in artikel 13 van het ‘Klachtenreglement Wet Kwaliteit Klachten en Geschillen Zorgsector (Wkkgz)’ van de zorgaanbieder – voor zover van belang – is bepaald:
“Het in dit reglement gestelde laat onverlet de mogelijkheid te klagen bij een met de rechtspraak belast orgaan, overige organen die daartoe bevoegd zijn en de Geschillencommissie.” Ook op basis van haar eigen reglement was de cliënt derhalve niet verplicht om de klacht eerst aan de interne onafhankelijke klachtencommissie van de zorgaanbieder voor te leggen.

Op grond van het voorgaande zal de commissie de cliënt ontvankelijk verklaren in zijn klacht. Zij zal de zaak verwijzen naar een (digitale) zitting, waarop partijen in de gelegenheid worden gesteld hun (inhoudelijke) standpunten fysiek dan wel digitaal via een ZOOM verbinding toe te lichten. Het secretariaat van de commissie zal – zoals te doen gebruikelijk – na afronding van de schriftelijke fase een datum bepalen voor deze mondelinge behandeling, waarvoor partijen zullen worden uitgenodigd.

Derhalve wordt beslist als volgt.

Beslissing
De commissie verklaart de cliënt ontvankelijk in zijn klacht.

Het secretariaat zal een datum bepalen voor een mondelinge behandeling als hiervoor overwogen, waarvoor beide partijen zullen worden uitgenodigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, mevrouw drs. F. Zwanepol en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 9 december 2021.