Cliënt kan verwachten dat er kosten aan een medische behandeling verbonden zijn

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: informatieplicht    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 12332/20404

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt geeft aan dat hij geen toestemming heeft gegeven voor een neurologisch onderzoek en is het niet eens met de declaratie die hij hiervoor ontvangen heeft. Hij vindt dat de zorgaanbieder in strijd met het patiënten recht, zoals bedoeld in de wet WGBO, heeft gehandeld. De zorgaanbieder stelt dat hulpverleners patiënten niet standaard hoeven te wijzen op het feit dat er kosten aan een medische behandeling verbonden zijn. Het is algemeen bekend dat dit voor rekening van het eigen risico kan komen. Als de cliënt geen kosten had willen maken, had hij niet naar het ziekenhuis moeten komen. De commissie vindt dat de cliënt duidelijk toestemming heeft gegeven voor de medische behandeling door zelf de hulp van een arts op de spoedeisende hulp in te roepen. De cliënt had zelf kunnen besluiten, nadat de wond was verzorgd, om de zorgaanbieder te verlaten. Dit heeft hij niet gedaan. De commissie beslist dat de arts heeft gehandeld volgens de professionele standaard.

Volledige uitspraak

In het geschil:
[Naam cliënt], wonende te [woonplaats],

en

OLVG, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. Partijen hebben aangegeven geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling van het geschil.

De behandeling door de commissie heeft plaatsgevonden op 14 mei 2020.

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan zorgaanbieder.

Het geschil betreft het gebrek aan toestemming voor het verrichten van een neurologisch onderzoek en de declaratie die cliënt hiervoor heeft ontvangen.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op een feest in The Box in Amsterdam is cliënt uitgegleden en met zijn hoofd op een rand terecht gekomen met een hoofdwond tot gevolg. Door de EHBO is hij naar de zorgaanbieder verwezen om de wond te laten hechten.

Op de poli van de spoedeisende hulp (SEH) heeft cliënt de behandelend arts meegedeeld dat hij het niet breed heeft en heeft hij gevraagd wat het bezoek zou gaan kosten. Dit kon men hem niet vertellen. Vervolgens is eerst met een wattenstaafje de wond schoongemaakt en is er wondlijm in de wond aangebracht. Dit heeft nog geen 4 minuten in beslag genomen. Klager vraagt zich af waarom hiervoor een bedrag van € 242,22 in rekening is gebracht. Klager stelt, onder verwijzing naar de WGBO, dat hij van tevoren had moeten worden geïnformeerd over deze kosten.

Voorts zijn hem kosten, een bedrag van € 230,27, voor een neurochirurgisch onderzoek in rekening gebracht waarvoor hij geen toestemming vooraf heeft gegeven.
De dienstdoende arts wilde een hersenscan te laten uitvoeren omdat hij bang was voor inwendig letsel. Cliënt heeft dit geweigerd gezien deze extra kosten en gezien het feit dat hij niet duizelig of verward was en een duidelijk gesprek kon voeren met de arts. De arts wilde toch dat de neurochirurg naar cliënt zou kijken. Cliënt heeft hiermee ingestemd in de veronderstelling dat dit onderzoek bij één en dezelfde behandeling hoorde. De behandeling door de neurochirurg was volgens cliënt volledig overbodig daar hij de vragen van de neurochirurg al had beantwoord bij het onderzoek door de arts op de SEH.

Als cliënt van tevoren wist dat het neurologisch onderzoek bestond uit het antwoord geven op een paar simpele vragen waarvan de arts van de SEH ook wel kon weten dat cliënt hier normaal op kon antwoorden gezien het feit dat hij de CT-scan met zijn volle verstand ook al had geweigerd, dan had hij nooit met deze neurologische behandeling ingestemd. De behandeling door de neurochirurg is hem simpelweg opgedrongen. De zorgaanbieder heeft in deze gehandeld in strijd met het patiëntenrecht zoals vastgelegd in de wet WGBO.

De cliënt is het niet eens met de hoogte van de declaratie, een bedrag van € 472,49 van de zorgaanbieder, die hij zelf vanwege de hoogte van het eigen risico dient te voldoen.
Het even schoonmaken van de wond en het aanbrengen van de lijm mag in rekening gebracht worden, omdat hij deze behandeling (spoedeisend of niet) nou eenmaal heeft ondergaan. Hij vindt een bedrag van € 50,– een redelijke vergoeding hiervoor.

Gelet op het feit dat hij talloze uren heeft besteed aan het bellen en mailen met de zorgaanbieder voordat hij eindelijk bij de geschillencommissie terecht is gekomen, aangezien de klachtenfunctionaris naar zijn mening de boel bewust heeft geprobeerd te vertragen door hem lang op gevraagde informatie te laten wachten en hem niet te wijzen op de geschillenprocedure, acht cliënt een schadevergoeding van € 472,46 en een vergoeding van de kosten van het klachtengeld, € 52,50, op zijn plaats.

Standpunt van zorgaanbieder
De zorgaanbieder betreurt het dat cliënt ondanks alle uitleg die hij heeft gekregen, zich ook nog tot de commissie heeft gewend.

De zorgaanbieder vraagt zich af of cliënt wel ontvankelijk is nu de kern van zijn klacht ziet op de DBC-structuur en de wijze waarop tarieven tot stand komen. De commissie is voor dit soort klachten niet in het leven geroepen. Bij klachten over het zorgsysteem dient cliënt zich tot andere instanties dan de commissie te wenden. Daar is cliënt reeds door zijn verzekeraar het Zilveren Kruis op gewezen, zo blijkt uit de door hem ingediende stukken.

De zorgaanbieder is van oordeel dat zowel de wijze van declareren juist geweest, alsook de medische handelwijze. Hierbij zij opgemerkt dat hulpverleners patiënten niet standaard hoeven te wijzen op het gegeven dat er kosten aan de medische behandeling zijn verbonden. Het is van algemene bekendheid dat ziekenhuiszorg ten laste kan komen van het eigen risico. Indien cliënt geen kosten had willen maken, dan had hij in het geheel niet moeten komen. Dat cliënt in deze procedure ook nog een symbolisch schadevergoedingsbedrag vraagt, gaat overigens voorbij aan de inspanningen die reeds voor hem zijn verricht en welke kosten door de zorgaanbieder reeds ten aanzien van deze kwestie zijn gemaakt. Toekenning daarvan zou te midden van de gehele constellatie vervreemdend zijn.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.

De zorgaanbieder vraagt zich af of cliënt wel ontvankelijk is nu de kern van zijn klacht ziet op de DBC-structuur en de wijze waarop tarieven tot stand komen.

In artikel 5 lid 1 van het Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen staan limitatief opgegeven de niet-ontvankelijkheidsgronden. De enkele omstandigheid dat een klacht zich zou richten op de DBC-structuur en de wijze waarop tarieven tot stand zijn gekomen vormt geen grond voor een niet-ontvankelijkheidsverklaring. Overigens is de commissie van oordeel dat de klacht niet ziet op de DBC-structuur sec en het tot stand komen van de tarieven maar op de medische behandeling op de SEH, met name op het uitvoeren van een neurologisch onderzoek door de neurochirurg, waarvoor hem kosten in rekening zijn gebracht.

Vast staat dat de cliënt uit eigener beweging de afdeling spoedeisende hulp heeft bezocht in verband met een hoofdletsel dat hij in een uitgaansgelegenheid had opgelopen. Door zelf de hulp van een arts op de spoedeisende hulp in te roepen, heeft cliënt impliciet toestemming gegeven voor de medische behandeling.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW).
Deze zorgplicht houdt in dat de zorgverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

Gezien het standaardprotocol dat in gevallen zoals onderhavige op een SEH wordt gevolgd, bevreemdt het de commissie niet dat de dienstdoende arts een neurochirurg heeft geraadpleegd. Dat de cliënt voor de behandeling door de neurochirurg geen toestemming heeft gegeven doet naar het oordeel van de commissie niet ter zake. Gelet op zijn zorgplicht achtte de dienstdoende arts het op dat moment raadzaam om een neurochirurg naar cliënt te laten kijken. Bovendien had cliënt ook kunnen besluiten, nadat de wond was verzorgd, om de zorgaanbieder te verlaten. Naar het oordeel van de commissie heeft de dienstdoende arts gehandeld volgens de professionele standaard. In zoverre is de klacht ongegrond.

De zorgaanbieder registreert en declareert zorgkosten door middel van een Diagnose Behandel Combinatie (DBC). Aan elke DBC is een code verbonden die bepaalt wat de behandelingskosten zijn. Niet is gebleken dat de zorgaanbieder onjuist heeft gedeclareerd.

De cliënt heeft aangevoerd dat hij niet vooraf op de hoogte is gebracht van de kosten van de behandeling en dat de zorgaanbieder daarmee gehandeld heeft in strijd met de WGBO.
De commissie overweegt in de eerste plaats dat de WGBO niet voorziet in een verplichting tot het verstrekken van informatie over de gehanteerde tarieven van verzekerde (basis)zorg door de ziekenhuizen aan patiënten

Ingevolge artikel 38 en 39 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vastgesteld met betrekking tot de informatieverplichting van zorgaanbieders.

Ingevolge artikel 4 van beleidsregel TH/NR-18 zijn zorgaanbieders verplicht tijdig voorlichting te geven over tarieven wanneer deze rechtstreeks met de consument worden verrekend en/of wanneer de consument daarom vraagt.

De commissie stelt vast dat de behandeling die de cliënt heeft ondergaan viel onder de basiszorg, die door de zorgverzekeraar wordt vergoed. Verrekening van deze zorg is verlopen via de zorgverzekeraar. Gelet op de voornoemde beleidsregel bestond er voor de zorgaanbieder geen verplichting tot het vooraf melden van de tarieven van deze door de zorgverzekeraar verzekerde zorg.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Cliënt vordert van de zorgaanbieder een schadevergoeding van € 524,96.

Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Zoals de commissie heeft overwogen is de zorgaanbieder niet tekortgeschoten in de behandeling van cliënt zodat zijn verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie

I. verklaart de klacht ongegrond;

II. wijst zijn vordering tot schadevergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw prof. dr. G.G. Kenter, de heer ir. H.J.A.M. Bodelier, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 14 mei 2020.