Cliënt kan niet bewijzen dat zorgaanbieder is tekort geschoten; klacht wordt afgewezen

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: dienstverleningschadevergoeding    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 194104/211707

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De commissie verklaart de klacht van een dochter van een overleden moeder aangaande de wijze waarop de zorgaanbieder heeft gehandeld ongegrond. De diverse klachtonderdelen zijn niet aannemelijk gemaakt.

De uitspraak

In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Meander Medisch Centrum, gevestigd te Amersfoort
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2023 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling
Ontvankelijkheid
De zorgaanbieder heeft de commissie verzocht de cliënte niet te ontvangen in haar klacht, ten eerste op de grond dat de klacht met een ander doel is ingediend dan beslechting van de klacht en ten tweede op de grond dat de klachtonderdelen die de cliënte naar voren heeft gebracht niet eerst bij de zorgaanbieder zelf zijn ingediend via de interne klachtenprocedure.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de klacht door de cliënte is ingediend voor een ander doel – het verkrijgen van het medisch dossier – dan beslechting van de klachten zelf. De correspondentie die zich in het dossier bevindt biedt daarvoor onvoldoende grondslag. Verder stelt de commissie vast dat de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder op 2 augustus 2021 per e-mail heeft gereageerd op een klacht van de cliënte. Daarin schrijft de waarnemend letselschadespecialist – tevens klachtenfunctionaris – dat van onjuist medisch handelen geen sprake is. Gelet daarop kan het niet anders dan dat de klachtonderdelen die de cliënte thans bij de commissie heeft ingediend – en die gaan over het medisch handelen – daaronder begrepen zijn.
Het verzoek van de zorgaanbieder tot het niet ontvangen van de cliënte in de klacht wordt afgewezen.
De cliënte heeft een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder, omdat de zorgaanbieder volgens haar (medisch) onzorgvuldig heeft gehandeld jegens haar moeder. De klacht valt uiteen in een vijftal onderdelen, te weten:
– de zorgaanbieder heeft klaagster verzocht naar het ziekenhuis te komen terwijl bij de zorgaanbieder bekend was dat zij besmet was met Covid-19;
– de zorgaanbieder is stelselmatig vergeten de juiste medicijnen toe te dienen;
– de behandelend arts van de moeder van de cliënte is niet erbij gehaald om de situatie te beoordelen;
– de zorgaanbieder heeft niet adequaat gehandeld op hulpvragen van de moeder van de cliënte;
– de zorgaanbieder heeft onvoldoende gestalte gegeven aan de klachtregeling van de Wkkgz en geen openheid van zaken gegeven.

Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen de moeder van de cliënte en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener – de zorgaanbieder – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De commissie stelt het volgende voorop. De cliënte maakt de zorgaanbieder enkele verwijten die door de zorgaanbieder worden betwist. De commissie dient aan de hand van de door beide partijen overgelegde stukken te beoordelen of een klachtonderdeel aannemelijk is gemaakt.

Cliënte naar ziekenhuis laten komen
De cliënte heeft aangevoerd dat zij – ondanks een positieve test op Covid-19 – door de zorgaanbieder werd gemaand om naar het ziekenhuis te komen omdat haar moeder op korte termijn zou komen te overlijden, terwijl dat niet het geval was. De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat de cliënte had doorgegeven dat zij een negatieve zelftest had en dat zij er niet op hebben aangedrongen dat de cliënte naar het ziekenhuis zou komen. Het was een beslissing van de cliënte zelf, de zorgaanbieder wilde de cliënte enkel zo goed mogelijk informeren over de gezondheidstoestand van haar moeder.
De cliënte heeft ter zitting verklaard dat de Covid-19 sneltest, afgenomen voor de GGD-test, positief was. In het dossier staat dat cliënt, tijdens het telefoongesprek waarin zij verzocht werd om naar het ziekenhuis te komen, gezegd heeft “weer een negatieve sneltest te hebben”. De commissie kan niet vaststellen hoe de communicatie rond de besmetting van patiënte precies gelopen is. Bij die stand van zaken wordt dit klachtenonderdeel ongegrond verklaard.

Stelselmatig vergeten toedienen medicijnen
De cliënte heeft aangevoerd dat de zorgaanbieder stelselmatig vergeten is medicijnen toe te dienen. Zij heeft de zorgaanbieder gevraagd om Citalopram en een slaappil toe te dienen. Dat is geweigerd. De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat onduidelijk is op welke medicijnen wordt gedoeld en voor zover het op de pijnmedicatie ziet heeft enige verandering plaatsgevonden in het toedienen van medicatie, hetgeen bij de cliënte mogelijk tot het beeld heeft geleid dat niet de juiste medicijnen zijn toegediend.
De commissie is van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat de zorgaanbieder vergeten is juiste medicijnen toe te dienen, zodat de stelling van de cliënte niet aannemelijk is gemaakt. Dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.

Behandelend arts heeft de situatie niet beoordeeld
De cliënte heeft aangevoerd dat de behandelend arts van de moeder van de cliënte niet de situatie zelf heeft beoordeeld en dat in dit geval wel had gemoeten.
De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat de behandelend arts wel degelijk op 16 april en 20 april 2021 de moeder van de cliënte heeft bezocht. Op 19 april 2021 is bovendien telefonisch contact geweest.
De commissie is van oordeel dat de behandelend arts wel op enkele momenten gedurende de opname bij de moeder van de cliënte is geweest en dus betrokken is geweest bij de behandeling van de moeder van de cliënte. Dit klachtonderdeel wordt eveneens ongegrond verklaard.
Niet adequaat gereageerd op hulpvragen
De cliënte heeft aangevoerd dat niet adequaat gereageerd is op hulpvragen van de moeder van de cliënte en van cliënte.
De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat onduidelijk is welke hulpvragen worden bedoeld. Bovendien blijkt uit het medisch dossier dat het gevoerde beleid telkens in overleg is geweest met de moeder van de cliënte en cliënte.
De commissie heeft niet kunnen vaststellen welke hulpvragen precies worden bedoeld waarop de zorgaanbieder niet adequaat gereageerd zou hebben. Dat sprake is geweest van enig inadequaat reageren op hulpvragen blijkt overigens niet uit het dossier. Dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.

Klachtregeling Wkkgz
De cliënte heeft aangevoerd dat de zorgaanbieder onvoldoende gestalte heeft gegeven aan de klachtregeling van de Wkkgz en geen openheid van zaken heeft gegeven. De zorgaanbieder is afhoudend en wijst voorgestelde procedures af. De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat zij getracht heeft zo goed mogelijk naar de cliënte te luisteren en daarop te reageren. De zorgaanbieder heeft gestalte gegeven aan de klachtregeling van de Wkkgz. De zorgaanbieder erkent dat de communicatie met de cliënte die de Nederlandse taal niet goed machtig is, beter had gekund en bijvoorbeeld ook gebruik gemaakt had kunnen worden van een tolk.
De commissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de zorgaanbieder te weinig gestalte heeft gegeven aan de klachtregeling van de Wkkgz en tekort is geschoten in het geven van openheid van zaken. Dit klachtonderdeel wordt ook ongegrond verklaard. De zorgaanbieder heeft ter zitting erkend dat de communicatie met de cliënte beter aangepakt had kunnen worden. De commissie is van oordeel dat de opstelling van de zorgaanbieder wat dat betreft als defensief en formeel kan worden aangemerkt. Het was beter geweest als de zorgaanbieder in gesprek met de cliënte was gegaan. Dit oordeel leidt evenwel niet tot gegrondverklaring van de klacht.
De commissie verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van de cliënte ongegrond en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Deze behandelingskosten worden geheel betaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. R.M.L. Brouwer, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, secretaris, op 22 augustus 2023.