Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
119895
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Naam patiënt], wonende te [plaats] (verder te noemen: de patiënt) en Stichting GGz Centraal, gevestigd te Amersfoort (verder te noemen: de zorginstelling).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de
Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. Het geschil is ter zitting behandeld op 5 december 2018 te Amsterdam. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen. De patiënt heeft zijn standpunt ter zitting toegelicht.
De zorginstelling werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam] (psychiater),
[naam] (sociaal psychiatrisch verpleegkundige) en [naam] (jurist/beleidsmedewerker).
Onderwerp van het geschil
Het onderwerp van geschil betreft de uitvoering van de zorg die de patiënt heeft gekregen, de manier waarop de zorginstelling met de patiënt is omgegaan, met name de onjuiste diagnose die is gesteld en een onvolledig behandelplan, en de door de zorginstelling verstrekte onjuiste of onvolledige informatie.
Op 14 juni 2018 heeft patiënt een klacht over de zorginstelling bij de klachtencommissie patiënten/cliënten GGz Centraal ingediend.
De klachtencommissie heeft op 24 juli 2018 uitspraak gedaan en daarbij klachtonderdelen 1 tot en met 11, 14 tot en met 18 en 20 ongegrond bevonden en klachtonderdelen 12, 13 en 19
niet-ontvankelijk verklaard.
Standpunt van patiënt
Het standpunt van de patiënt luidt als volgt.
Het is de patiënt nooit (tijdig) duidelijk geweest wie eindverantwoordelijk was voor zijn behandeltraject. Voorts was de juiste diagnose niet duidelijk. Daarnaast is er nooit (tijdig) deugdelijk diagnostiek verricht en was er geen deugdelijke informatie over het behandeltraject van de patiënt, zoals een behandelplan. Zo stond [naam] jarenlang als hoofdbehandelaar op de
DBC-facturen van de patiënt, terwijl zij niet bekwaam was als hoofdbehandelaar. De diagnose schizofrenie paranoïde vereist immers een psychiater als hoofdbehandelaar. Ook is in het geheim het dossier van de patiënt in 2012/2013 overgedragen aan [naam psychiater], die niet heeft geverifieerd of de diagnose correct was. Eerst op 21 juli 2015 wordt een behandelplan opgesteld waarbij de diagnose schizofrenie paranoïde bij voorbaat vaststond. Volgens de patiënt blijkt uit alles dat alleen het financieel motief het enige belang van de zorginstelling was.
1. Het klakkeloos stellen van de diagnose schizofrenie paranoïde
De patiënt stelt zich op het standpunt dat ten onrechte de diagnose schizofrenie paranoïde is gesteld zonder hem ooit te hebben gezien en vooraf deugdelijk diagnostiek te hebben verricht. [naam psychiater] had volgens de patiënt als hoofdbehandelaar in 2012, bij opvolging van [naam hoofdbehandelaar], de diagnose moeten verifiëren conform de professionele standaard. Dit omdat [naam hoofdbehandelaar] op de DBC-facturen stond vermeld als hoofdbehandelaar, terwijl zij hiervoor niet bekwaam en bevoegd was.
2. Het niet nakomen van de informatieplicht
De patiënt stelt dat de zorginstelling hem niet heeft geïnformeerd over een voorgenomen onderzoek of een voorgestelde behandeling. Bij een goede informatieplicht hoort volgens de patiënt minimaal dat jaarlijks een deugdelijk behandelplan met de patiënt wordt opgesteld. Dit voorkomt misbruik van de DBC-systematiek en dat men respectloos ten opzichte van de patiënten gaat handelen.
3. Het jarenlang ondefinieerbaar bewust stukken achterhouden
De patiënt heeft pas medio februari 2018 de ontbrekende stukken ontvangen waarom hij al in 2016 had gevraagd.
4. Schending van de geheimhoudingsplicht
De patiënt stelt dat de geheimhoudingsplicht niet is nageleefd door de hoofdbehandelaar. Er is in 2017 vele malen onrechtmatig door hulpverleners ingelogd in zijn dossier en de hoofdbehandelaar is tekortgeschoten in de controle hierop.
5. Het niet voortvarend mee willen werken aan een tweede mening
De patiënt stelt dat hij in september 2015 de hoofdbehandelaar heeft verzocht om een second opinion en dat zij dit pas, na tussenkomst van een PVP, in maart 2016 in gang heeft gezet.
6. Er is nooit een bekwame en bevoegde (tijdige) diagnostiek verricht in Mauritzhof
De patiënt stelt dat met hem nooit is gesproken over de wijziging in zijn diagnose. Het is ook niet toegestaan om zo maar een onjuiste diagnose in een behandelplan of DBC-facturen te zetten om zo toch vergoed te kunnen krijgen vanuit het DBC-systeem.
7. Het was nooit (tijdig) duidelijk wie eindverantwoordelijk was voor het behandeltraject
De patiënt stelt dat de administratie niet kloppend was, waardoor het voor hem nooit, althans niet tijdig, duidelijk was wie de hoofd- en regiebehandelaar was.
8. Gebrekkige dossiervoering zonder up to date goede, deskundige vastlegging van het behandelverloop en teamoverleg
De patiënt stelt dat er in zijn dossier door behandelaren vele onjuiste kwesties zomaar van elkaar zijn overgeschreven zonder dat ooit zaken bij hem zijn geverifieerd.
9. De voorwaarden gespecialiseerde GGz vanaf januari 2014 zijn niet juist nagekomen
De patiënt stelt dat er bij hem nooit een tijdige toetsing van deze voorwaarden heeft plaatsgevonden.
10. Het niet reageren door [naam psychiater] op de vele klachtenbrieven voor september 2017
De patiënt stelt dat [naam psychiater] na 21 juli 2015 nooit persoonlijk heeft verzocht om mondeling contact met haar op te nemen, laat staan dat er ooit persoonlijk contact is geweest. [naam psychiater] wilde volgens de patiënt bewust niet schriftelijk reageren om niet nog verder verstrikt te raken in haar eigen tegenstrijdigheden.
11. Geen enkele nazorg na onzichtbare beëindiging
De patiënt stelt dat [naam psychiater] op 31 december 2015 stiekem zijn
behandelings¬overeenkomst heeft beëindigd.
12. Onrechtmatigheid DBC-systematiek
De patiënt stelt dat zonder een concrete diagnose ook geen rechtmatige behandeling mogelijk is geweest.
13. Zorgfraude met DBC-facturen, vele fictieve uren, specifiek medio 2015
De patiënt is niet akkoord gegaan met het behandelplan van 21 juli 2015, waarna door [naam psychiater] vele spookuren in de DBC-facturen zijn geschreven.
14. Er was/is geen deugdelijke klachtenprocedure bij de zorginstelling
De patiënt stelt dat er jarenlang geen deugdelijke klachtenprocedure was of enige transparantie. Het is volgens patiënt pas mogelijk om een klacht in te dienen indien aantoonbaar is wie eindverantwoordelijk is/was voor het behandeltraject.
15. Niet voldoende nagekomen zorgplicht
De patiënt stelt dat hij nooit enige serieuze motivatie of zorgplicht bij [naam psychiater] als arts heeft kunnen ontdekken. [Naam hoofdbehandelaar] heeft als onbekwaam en onbevoegde hoofdbehandelaar jarenlang kunnen aanrotzooien zonder enig deskundig toezicht.
16. Correctie/aanvulling medisch dossier
De patiënt stelt dat [naam psychiater] zelf bepaalt welke stukken wel of niet aan het dossier worden toegevoegd, wat de patiënt een verdachte handelwijze vindt.
17. Het concrete opleidingsniveau van [naam hoofdbehandelaar] en [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] is de patiënt niet bekend
De patiënt stelt dat hij van [naam psychiater] een nietszeggend antwoord heeft gekregen op zijn vraag welk concreet opleidingsniveau [naam hoofdbehandelaar] en [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] hebben. Volgens de patiënt was [naam hoofdbehandelaar] niet bekwaam en bevoegd om een concrete diagnose te mogen stellen.
18. Het onnodig stigmatiseren
De patiënt stelt dat [naam psychiater] gewetenloos een valse diagnose heeft gesteld om hem zodoende bij EPA-cliënten te plaatsen.
19. Onvoldoende toezicht van het bestuur op de juiste naleving van de wettelijke normen en richtlijn.
De patiënt stelt dat zijn jarenlange kwestie met GGz Centraal nooit zou zijn ontstaan als de raad van bestuur concreet toezicht op de juiste naleving van de wettelijke normen en HKZ had gehouden.
20. Het bewust misleiden van de huisarts op 11 januari 2016
De patiënt stelt dat [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] zonder zijn toestemming contact met de huisarts heeft opgenomen.
Patiënt verzoekt de commissie zijn klachten deugdelijk te onderzoeken.
Ter zitting heeft de patiënt zijn standpunt nader toegelicht. Er is volgens de patiënt geen eerlijke procedure geweest, omdat hij niet alle stukken heeft ontvangen, zoals de DCB-facturen en informatie over de functie van [naam psychiater] en [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige]. Er is geen enkele verantwoording bij de zorginstelling. Er is een vertrouwensbreuk ontstaan bij de huisvredebreuk. De patiënt meent dat hij in ieder geval een andere behandelaar had moeten hebben. De kern van de klacht is inderdaad dat er een verkeerde diagnose is gesteld. Patiënt weet niet hoe de verkeerde diagnose in het dossier terecht is gekomen. Hij is uiteindelijk bij een bekwaam arts geweest die hem vertelde dat de diagnose niet klopte. De patiënt vraagt zich af vanaf wanneer [naam psychiater] zijn hoofdbehandelaar is. Uit de DCB-facturen blijkt dit vanaf 2012 te zijn geweest. In 2014 was [naam] zijn hoofdbehandelaar, omdat [naam psychiater] met zwangerschapsverlof was. De patiënt heeft geen problemen met de aangepaste diagnose. Hij wil erkenning voor alles.
Standpunt van de zorginstelling
Het standpunt van de zorginstelling luidt als volgt.
1. Het klakkeloos stellen van de diagnose schizofrenie paranoïde
Tijdens het kennismakingsgesprek op 21 juli 2015 bleek dat de patiënt het niet eens was met de diagnose zoals die toen in zijn medisch dossier stond vermeld. [Naam psychiater] heeft ook toen haar bedenkingen geuit over de diagnose. De opties als her-diagnostiek en een diagnostisch second opinion wees de patiënt echter direct van de hand. De patiënt was bang dat een wijziging in zijn diagnose gevolgen zou kunnen hebben voor zijn WAO-uitkering. Hij wilde zijn focus richten op het loskomen van oude patronen waarmee hij verder kon. De patiënt richtte zich daarop in de laatste periode van zijn behandeling. De patiënt is later van gedachten veranderd en is op
14 juli 2016 voor een diagnostisch second opinion naar het UMC Utrecht geweest. De beschrijvende diagnose is naar aanleiding daarvan aangepast.
2. Het niet nakomen van de informatieplicht
De zorginstelling stelt dat zowel [naam psychiater] als [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] hebben voldaan aan hun plicht om op duidelijke en begrijpelijke wijze de patiënt te informeren, rekening houdend met de patiënt als individu. Op 21 juli 2015, tijdens het kennismakingsgesprek dan wel de behandelplanbespreking heeft [naam psychiater] de patiënt geïnformeerd over haar bevindingen, is gesproken over de behandeling en over de opties van her-diagnostiek en een diagnostische second opinion. Daarna zijn er geen directe behandelcontacten geweest, omdat de patiënt niet in gesprek wilde. [Naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] heeft op regelmatige basis gesprekken met de patiënt gevoerd met kenmerken van psycho-educatie.
3. Het jarenlang ondefinieerbaar bewust stukken achterhouden
De zorginstelling stelt dat te allen tijde is getracht om transparant, doeltreffend en in de samenwerking te communiceren. Er is geen sprake van het bewust achterhouden van stukken. [Naam psychiater] heeft drie brieven van derden niet direct aan de patiënt verstrekt, omdat zij in de veronderstelling was dat zij deze niet mocht verstrekken. Toen haar bekend was dat zij die brieven wel mocht verstrekken, heeft zij dit alsnog per direct gedaan. Nu de brieven reeds aan de patiënt zijn verstrekt, heeft de patiënt geen belang meer bij de behandeling van deze klacht.
4. Schending van de geheimhoudingsplicht
De zorginstelling verzoekt primair de patiënt niet-ontvankelijk te verklaren in deze klacht, omdat de commissie uitsluitend een oordeel kan geven over klachten voor zover deze zijn gericht op de eigen behandeling van de patiënt. In casus betreft het geen klacht over de individuele behandeling van de patiënt. Subsidiair stelt de zorginstelling dat geen sprake is van onrechtmatige toegang tot het medisch dossier van patiënt dan wel schending van de geheimhoudingsplicht. Uit niets blijkt dat de behandelaren van de patiënt onrechtmatig informatie hebben gedeeld met derden. Er is juist een grote mate van zorgvuldigheid betracht door betrokkenen.
5. Het niet voortvarend mee willen werken aan een tweede mening
Reeds in 2014 is de mogelijkheid van een diagnostische second opinion aan de patiënt aangeboden. De patiënt heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Ook tijdens de kennismaking van [naam psychiater] en de patiënt is een diagnostische second opinion aan de patiënt aangeboden. Ook dit aanbod is door de patiënt van de hand gewezen. Nadat de patiënt op 28 september 2015 liet weten een diagnostische second opinion te willen bij het UMC Utrecht, heeft [naam psychiater] de procedure daarvoor in gang gezet. Pas begin maart 2016 heeft de patiënt toestemming verleend om de noodzakelijke medische informatie aan het UMC Utrecht te verzenden. De zorginstelling was niet eerder dan in mei 2016 in de gelegenheid het gehele medische dossier aan het UMC Utrecht te zenden.
6. Er is nooit een bekwame en bevoegde (tijdige) diagnostiek verricht in Mauritzhof
De zorginstelling stelt dat de betrokken hulpverleners voldoende gekwalificeerd zijn. Er zijn enkel medewerkers in dienst die bevoegd zijn hun functie uit te oefenen.
7. Het was nooit (tijdig) duidelijk wie eindverantwoordelijk was voor het behandeltraject
De zorginstelling stelt dat uit het dossier en de feitelijke handelingen steeds bleek wie de hoofdbehandelaar van de patiënt was. Eventuele waarnemingen zijn ook altijd met de patiënt gecommuniceerd. Voor zover bij de patiënt onduidelijkheid bestond, is meermalen toelichting gegeven. Voor de administratieve onduidelijkheden is excuses gemaakt. Volgens de zorginstelling kan er geen sprake meer zijn van onduidelijkheid over de eindverantwoordelijkheid, waardoor de patiënt geen belang meer heeft bij een uitspraak van de commissie. Hij dient dan ook in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8. Gebrekkige dossiervoering zonder up to date goede deskundige vastlegging van het behandelverloop en teamoverleg
Er is volgens de zorginstelling sprake van dossiervoering zoals van een bekwaam beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. Het behandelplan, verslaglegging, onderzoek en uitvoeringsafspraken staan alle geformuleerd.
9. De voorwaarden gespecialiseerde GGz vanaf januari 2014 zijn niet juist nagekomen
De zorginstelling stelt dat de behandelaars gedurende de periode dat de patiënt in zorg was, zorgvuldig hebben gehandeld. Voorwaarden en richtlijnen met betrekking tot de gespecialiseerde gezondheidszorg zijn nagekomen.
10. Het niet reageren door [naam psychiater] op de vele klachtenbrieven voor september 2017
De zorginstelling stelt dat [naam psychiater] in de periode vanaf 2015 waarin de patiënt in de zorg bij haar was als reactie op verschillende brieven van patiënt hem steeds heeft uitgenodigd voor een gesprek. De patiënt heeft de gesprekken steeds afgehouden. In een later stadium, vanaf november 2017, is de zorginstelling inhoudelijk gaan reageren op de brieven van de patiënt.
11. Geen enkele nazorg na onzichtbare beëindiging
De zorginstelling stelt dat de behandeling van de patiënt in eerste instantie niet formeel beëindigd kon worden, omdat de patiënt niet uitgeschreven wilde worden. Hij wilde verder niet meer in gesprek met de betrokken hulpverleners. Ook een gesprek over een mogelijke verwijzing naar een andere hulpverlenende instantie heeft hierdoor niet kunnen plaatsvinden.
Sinds december 2015 stond de communicatie tussen de zorginstelling en de patiënt in het teken van zijn klachten, dit is nimmer gedeclareerd. Het dossier van de patiënt is enkel opengehouden voor de situatie dat de patiënt crisishulp nodig zou hebben. Ten tijde van de dossierinzage op
15 december 2017 is de optie van nazorg besproken, maar de patiënt was resoluut in zijn standpunt dat hij geen enkele hulp van de zorginstelling wenste te ontvangen.
12. Onrechtmatigheid DBC-systematiek
13. Zorgfraude met DBC-facturen, vele fictieve uren, specifiek medio 2015
De zorginstelling stelt dat de patiënt voor wat betreft de geschreven prestaties op
15 december 2017 inzage en toelichting heeft ontvangen, waaruit blijkt dat geen sprake is van foutieve uren. De patiënt heeft een kopie van de specificaties van de gefactureerde DBC’s ontvangen. De facturen voor zorg aan de patiënt zijn door de zorginstelling conform
DBC-regelgeving gefactureerd. Vanaf 2017 heeft geen tijdsregistratie meer plaatsgevonden. Voor alle tijd die is besteed aan de klachten en vragen van de patiënt en aan zijn ontslag is niets gefactureerd. De DBC die is gestart op 30 december 2014 eindigt op 29 december 2015.
[Naam psychiater] was in dat jaar formeel de hoofdbehandelaar van de patiënt. Sprake is van een rechtmatige declaratie, ook na de invoering van de DBC-systematiek in 2014. Voor die tijd werden geen namen van hoofdbehandelaars aan de DBC’s gekoppeld. Hoe de koppeling van namen aan DBC’s toen tot stand is gekomen, is onduidelijk. De inschatting is dat tijdens de conversie in december 2013 naar het huidige elektronisch patiëntendossier bepaalde namen van medewerkers als hoofdbehandelaar aan de DBC’s van 2008 tot en met 2013 zijn gekoppeld. Dit betreft uitdrukkelijk niet de daadwerkelijk uitgestuurde facturen.
14. Er was/is geen deugdelijke klachtenprocedure bij de zorginstelling
De zorginstelling stelt dat in de periode dat de patiënt onder behandeling was er altijd sprake is geweest van een adequate klachtenprocedure, geldend voor de zorginstelling. De zorginstelling verzoekt de patiënt niet-ontvankelijk te verklaren in deze klacht, omdat de commissie uitsluitend een oordeel kan geven over klachten voor zover deze zijn gericht op de eigen behandeling en deze klacht betreft geen klacht over de individuele behandeling van de patiënt.
15. Niet voldoende nagekomen zorgplicht
De zorginstelling stelt dat is gehandeld conform goed hulpverlenerschap. Zowel tijdens als na de behandeling is uiterste zorgvuldigheid betracht. Dit blijkt uit het medisch dossier en de correspondentie met de patiënt. Met betrekking tot de medewerking aan de diagnostische second opinion is zelfs zeer zorgvuldig gehandeld met betrekking tot het aanleveren van het medisch dossier bij het UMC Utrecht. Ook nadat de behandeling was gestagneerd, is steeds weer opnieuw geprobeerd om in contact te komen/blijven met de patiënt teneinde een behandeling tot stand te brengen. Ook is het dossier opengehouden voor de situatie waarin de patiënt crisishulp nodig zou hebben, mede omdat zijn nadrukkelijke wens was het dossier niet af te sluiten. Pas nadat de patiënt voldoende bevestiging had gekregen dat zijn klachtrecht ook na uitschrijving zou bestaan, was hij akkoord met uitschrijving.
16. Correctie/aanvulling medisch dossier
De zorginstelling stelt dat in het medisch dossier enkel aantekening wordt gehouden van de gegevens omtrent de patiënt voor zover dit voor een goede hulpverlening noodzakelijk is. Het is in het kader van de continuïteit van zorg juist uitermate zorgvuldig dat klachtdossiers niet worden vermengd met een medisch dossier. Daarbij komt dat de patiënt nimmer heeft gesproken over een wens tot correctie of een verklaring ter aanvulling van zijn dossier.
17. Het concrete opleidingsniveau van [naam hoofdbehandelaar] en [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] is de patiënt niet bekend
De zorginstelling stelt dat de patiënt bij brief van 17 april 2018 is geïnformeerd dat beide personen staan ingeschreven in het BIG-register en voldoende gekwalificeerd zijn voor hun functie.
18. Het onnodig stigmatiseren
De zorginstelling weerspreekt dat de patiënt onnodig is gestigmatiseerd. Hij was al jaren in behandeling van deze zorglijn. [Naam psychiater] heeft zich sinds de kennismaking juist ingespannen voor totstandkoming van een diagnostische second opinion en getracht met hem passende behandeldoelen proberen te formuleren. De patiënt wilde daaraan echter niet meewerken.
19. Onvoldoende toezicht van het bestuur op de juiste naleving van de wettelijke normen en richtlijn
De zorginstelling stelt primair dat de patiënt niet-ontvankelijk in deze klacht moet worden verklaard, omdat door de commissie uitsluitend een oordeel kan worden gegeven over klachten voor zover deze zijn gericht op de eigen behandeling van een klager. Subsidiair stelt de zorginstelling dat de klacht ongegrond moet worden verklaard, omdat er geen enkele aanleiding is die onvoldoende toezicht doet vermoeden. Ook het handelen van de betrokken hulpverleners geeft hiertoe geen enkele aanleiding.
20. Het bewust misleiden van de huisarts op 11 januari 2016
De zorginstelling stelt dat, gezien de ernstige verstoring binnen de behandelrelatie en gezien het feit dat er al langere tijd geen contact mogelijk was met de patiënt, contact met de huisarts noodzakelijk was teneinde een inschatting te kunnen maken over het toestandsbeeld van de patiënt. Alvorens de huisarts werd benaderd, is op verschillende wijzen getracht om toestemming te vragen aan de patiënt. De patiënt heeft hier nooit op gereageerd. Het contact met de huisarts is op grond van goed hulpverlenerschap en pas na intercollegiaal overleg tot stand gekomen.
Ter zitting is het standpunt van de zorginstelling nader toegelicht. Er is volgens de zorginstelling heel veel oud zeer bij de patiënt. Ten tijde van het kennismakingsgesprek in 2015 was dat oud zeer er al. De diagnose stond toen ook al in het systeem. De patiënt is medegedeeld dat een second opinion mogelijk is. Patiënt wilde dat destijds niet want het kon van invloed zijn op zijn uitkering. Er is gedegen onderzoek nodig om een diagnose te veranderen. Uiteindelijk is de diagnose in 2016 veranderd. Ook voor 2015 is de patiënt al gewezen op de mogelijkheid van een second opinion. De patiënt was onder behandeling van [naam]. [Naam] is weggegaan in de periode dat [naam psychiater] met zwangerschapsverlof was. [Naam] verving haar. Vanuit het medisch dossier was duidelijk wie de hoofdbehandelaar was. De patiënt heeft een aantal keer aangegeven dat hij deze hele klacht ziet als een hobby en dat hij nooit zal geloven wat de zorginstelling zegt. De zorginstelling heeft zich ingespannen om de patiënt zo goed mogelijk van antwoorden te voorzien. De zorginstelling vindt het vervelend dat de patiënt dit als hobby kiest, vooral omdat dit de reden was waarom de patiënt in zorg was. Hij kon zich zo vastbijten in procedures. Voor wat betreft de huisvredebreuk zit er een brief bij de stukken waarin staat aangegeven dat de kosten aan de patiënt zijn vergoed.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorginstelling vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorginstelling tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens de patiënt. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorginstelling. De tekortkoming moet aan de zorginstelling kunnen worden verweten en de patiënt dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.
Voor wat betreft de klachten 1 (het klakkeloos stellen van de diagnose schizofrenie paranoïde), 2 (het niet nakomen van de informatieplicht) en 3 (het jarenlang ondefinieerbaar bewust stukken achterhouden) is de commissie van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat zorgvuldig naar deze klachten door de zorginstelling is gekeken en dat, waar sprake was van omissies, dit op een juiste wijze is rechtgezet. Daarbij komt dat uit de stukken het de commissie niet is gebleken dat door de zorginstelling jarenlang bewust stukken zijn achtergehouden. De commissie verklaart deze klachten dan ook ongegrond. Voorts acht de commissie klacht 4 (schending van de geheimhoudingsplicht) ongegrond. Door de zorginstelling is juist uiterst zorgvuldig gehandeld. Dit blijkt onder meer uit het traject van het verkrijgen van toestemming van de patiënt voordat zijn medisch dossier voor het verkrijgen van een second opinion aan het UMC Utrecht werd verzonden. Daarnaast is de commissie van oordeel dat klacht 5 (het niet voortvarend mee willen werken aan een tweede mening) ongegrond is. Gelet op het hele traject tot aan de second opinion kan naar het oordeel van de commissie niet worden gesteld dat door de zorginstelling niet voortvarend is gehandeld. Ter zitting is nogmaals door de zorginstelling uitgelegd op welke wijze de second opinion tot stand is gekomen. In het kennismakingsgesprek op 21 juli 2015 is de patiënt een second opinion aangeboden. Dit aanbod is door de patiënt van de hand gewezen. Eind september 2015 is de procedure voor een second opinion in gang gezet, omdat de patiënt toch een second opinion wilde. De zorginstelling moest toestemming van de patiënt krijgen om de noodzakelijke medische informatie aan het UMC Utrecht te verzenden. Eerst begin maart 2016 heeft de patiënt daarvoor toestemming verleend met als voorwaarde dat een afschrift van het gehele dossier diende te worden opgestuurd. De zorginstelling had gelet op de omvang van het dossier niet eerder dan mei 2016 daartoe de gelegenheid. Verder acht de commissie de klachten 6 (er is nooit een bekwame en bevoegde (tijdige) diagnostiek verricht in Mauritzhof), 7 (het was nooit (tijdig) duidelijk wie eindverantwoordelijk was voor het behandeltraject), 8 (gebrekkige dossiervoering zonder up to date goede deskundige vastlegging van het behandelverloop en teamoverleg), 9 (de voorwaarden gespecialiseerde GGz vanaf januari 2014 zijn niet juist nagekomen), 10 (het niet reageren door [naam psychiater] op de vele klachtenbrieven voor september 2017) en 11 (geen enkele nazorg na onzichtbare beëindiging) ongegrond. Zo zijn de behandelaren in de gesprekken met de patiënt altijd duidelijk geweest wie op dat moment eindverantwoordelijkheid droeg en was de patiënt altijd op de hoogte wie zijn hoofdbehandelaar was. Ook is gebleken dat [naam psychiater] altijd, schriftelijk of mondeling, heeft gereageerd in de richting van de patiënt en is de behandeling van de patiënt nooit formeel beëindigd, omdat de klager niet meer in gesprek wilde met de zorginstelling. Hij wilde geen enkele hulp meer ontvangen van de zorginstelling. De klachten 12 (onrechtmatigheid DBC-systematiek) en 13 (zorgfraude met DBC-facturen, vele fictieve uren, specifiek medio 2015) acht de commissie niet-ontvankelijk. De Nederlandse Zorgautoriteit stelt de diagnose behandelcodes (DBC) voor de medisch specialistische zorg vast op basis waarvan een zorginstelling declaraties opstelt. De Nederlandse Zorgautoriteit stelt de tarieven vast en welke range van behandelingen onder een bepaalde code valt. De Nederlandse Zorgautoriteit heeft ook regels vastgesteld over het openen, sluiten en de lengte van behandeltrajecten. De zorginstellingen dienen deze regels toe te passen en mogen hiervan niet afwijken. De wenselijkheid van een dergelijk systeem gaat de bevoegdheid van de commissie te buiten. De commissie kan alleen bepalen of de regels goed zijn toegepast door de zorginstelling.
Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken dat de zorginstelling onjuist uitvoering heeft gegeven aan de DBC-systematiek, waarbij zij er overigens vanuit gaat dat de verrichtingen zijn geregistreerd door personen die daartoe bevoegd waren. De zorginstelling kan geen verwijt worden gemaakt, omdat zij heeft gehandeld volgens wat landelijk gangbaar is en waarover landelijk afspraken zijn gemaakt. Verder is de commissie van oordeel dat de klachten 14 (er was/is geen deugdelijke klachtenprocedure bij de zorginstelling), 15 (niet voldoende nagekomen zorgplicht), 16 (correctie/aanvulling medisch dossier), 17 (het concrete opleidingsniveau van [naam hoofdbehandelaar] en [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] is de patiënt niet bekend) en 18 (het onnodig stigmatiseren) ongegrond zijn. Het is de commissie niet gebleken dat er thans, en ten tijde van de behandeling van de patiënt, binnen de zorginstelling geen deugdelijke klachtenregeling is. Ook is door de zorginstelling voldoende aannemelijk gemaakt dat bij de werkzaamheden zorgvuldig is gehandeld en dat de patiënt op de hoogte is gesteld van het opleidingsniveau van [naam hoofdbehandelaar] en [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige].
De klacht 19 (onvoldoende toezicht van het bestuur op de juiste naleving van de wettelijke normen en richtlijn) acht de commissie niet-ontvankelijk. Het betreft immers een klacht die is gericht aan de raad van bestuur. Tot slot is de commissie van oordeel dat klacht 20 (het bewust misleiden van de huisarts op 11 januari 2016) ongegrond is. Onweersproken is dat, alvorens de huisarts werd benaderd, op verschillende manieren is geprobeerd om hierover in gesprek te gaan met de patiënt en aan de patiënt toestemming te vragen voor contact met de huisarts, maar dat daarop door de patiënt nooit is gereageerd. Op grond van goed hulpverlenerschap en pas na intercollegiaal overleg is vervolgens contact met de huisarts tot stand gekomen. Naar het oordeel van de commissie is zorgvuldig gehandeld.
Concluderend overweegt de commissie dat zij in de overgelegde stukken, noch in het verhandelde ter zitting gronden of aanwijzingen heeft aangetroffen die zouden moeten leiden tot een gegrondverklaring van een of meer van de door klager ingediende klachten. Op grond van voornoemde stukken en de toelichting van betrokkenen daarop ter zitting kan naar het oordeel van de commissie namelijk niet de conclusie worden getrokken dat de zorginstelling op deze punten tekort is geschoten. De behandeling is uitgevoerd door een BIG-geregistreerde psychiater. Bij de behandeling zijn de normen uit de WGBO nageleefd.
Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat er sprake is geweest van een tekortkoming in de medische behandeling. Op grond van het voorgaande volgt dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond;
De commissie wijst af de door de patiënt gevorderde schadevergoeding.
Aldus beslist op 5 december 2018 door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg.