Cliënt heeft vanwege de vertraging in de levering van de rolstoel/handbike geestelijk geleden. Daarnaast heeft cliënt te weinig (tijdige) zorg en begeleiding ontvangen. Daarvoor dient een schadevergoeding betaald te worden

  • Home >>
  • Gehandicaptenzorg >>
De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Gehandicaptenzorg    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 114309

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [plaats], en Stichting Siza, gevestigd te Arnhem.

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De mondelinge behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 16 februari 2018 te Eindhoven.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. Namens de cliënt zijn verschenen zijn ouders, [namen]. Namens de zorgaanbieder zijn [naam] (manager behandeling, kwaliteit en ontwikkeling) en [naam] (gedragskundige) verschenen.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de zorg die de cliënt van de zorgaanbieder heeft ontvangen en de manier waarop de zorgaanbieder met cliënt is omgegaan.

Standpunt van klager

Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van klager op het volgende neer.

Klager verwijt de zorgaanbieder nalatigheid, omdat niet werd onderkend dat sprake was van een trombosebeen bij cliënt. Juist daardoor was mobiliteit voor de cliënt van het hoogste belang. Voorts is door de zorgaanbieder niet juist gehandeld, zijn niet de juiste hulpmiddelen aangevraagd c.q. aangeschaft en heeft de beschikbaarheid daarvan voor cliënt te lang op zich laten wachten, waardoor medische complicaties zijn ontstaan. Door de zorgaanbieder wordt onvoldoende erkend dat ‘stilstand’ ernstige lichamelijke en psychische consequenties heeft. Daarnaast is cliënt door achteruitgang van zijn fysieke conditie niet meer in staat werk te verrichten waardoor hij nu naar de dagbesteding moet. Dit heeft inkomensverlies voor cliënt tot gevolg. Tot slot wordt de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van cliënt minder omdat hij niet de juiste hulpmiddelen heeft.

De klager verlangt juiste en degelijke hulpmiddelen zodat cliënt zelfstandig kan zijn. Daarnaast verlangt klager dat de kennis en kunde van het personeel wordt opgevijzeld, alsmede compensatie voor het psychische/fysieke lijden en vergoeding van het verschil tussen het inkomen uit werk en de Wajong vergoeding.

Ter zitting heeft klager het volgende nog aangevoerd.

In overleg met de revalidatiearts is afgesproken dat cliënt mobieler zou moeten worden. Door de ergotherapeut is besloten een nieuwe combinatie rolstoel/handbike aan te vragen, welke volledig automatisch zou zijn met een degelijke rolstoel erbij. Het duurde allemaal erg lang. Cliënt heeft in de tussentijd stil gestaan en als gevolg daarvan waarschijnlijk een trombosebeen in augustus 2016 ontwikkeld. De zorgaanbieder heeft miskend dat sprake was van trombose. Het trombosebeen is thans nog niet hersteld. Cliënt gebruikt nog steeds anti stollingsmiddelen en kousen. Bij voldoende beweging zou hij daarmee mogen stoppen. De fysiotherapie en het zwemmen zijn nog niet erg structureel.
De dagelijkse beweging moet cliënt zelf kunnen realiseren door middel van zijn rolstoel/handbike.
Cliënt heeft nu eindelijk een rolstoel/handbike, maar deze combinatie werkt nog niet optimaal. Deze rolstoel/handbike is al heel vaak teruggegaan ter reparatie. Ouders moeten daar zelf steeds achteraan. De ergotherapeut gaat kijken wat cliënt echt nodig heeft. Cliënt was 85 kg toen hij uit huis ging en weegt inmiddels 130 kg. De ziekte is van invloed op zijn gewicht. Maar een slecht eetgedrag en gebrek aan beweging zijn ongetwijfeld ook belangrijke oorzaken. Zorgaanbieder is hierin te passief geweest. De bewegelijkheid van cliënt is afgenomen. Er werd van cliënt verwacht dat hij zelf verantwoordelijkheid zou nemen voor zijn eetgedrag en voor het ondernemen van beweging, maar dat was nu juist het probleem. Cliënt kon het niet zelf doen. Cliënt is door dit alles per 1 januari 2018 zijn baan bij de sociale werkplaats kwijt geraakt. De zorgaanbieder moet ervoor zorgen dat cliënt verzorgd de deur uitgaat naar zijn werk. Elk jaar ziet klager een forse achteruitgang bij cliënt.
De rolstoel/handbike combinatie moet gewoon goed zijn. Er moet deugdelijk materiaal afgestemd op cliënt aanwezig zijn. Als de rolstoel/handbike kapot is dan moet het worden hersteld. Verder moet cliënt worden gestimuleerd om naar fysiotherapie te gaan en om goede voeding te eten. De laatste maanden gaat het stukken beter, maar de communicatie kan nog worden verbeterd. Klager is van mening dat er binnen zeer afzienbare tijd een zeer goed functionerende rolstoel voor cliënt moet komen. Klager weet niet precies wat de gemiste inkomsten van cliënt zijn. Cliënt ontvangt thans weer een Wajong-uitkering. Het verschil met zijn arbeidsinkomen zal ongeveer € 300,– netto per maand zijn. Klager gaat dan uit van een bedrag van bruto ongeveer € 5.000,– bruto per jaar. De immateriële schade is volgens klager niet te becijferen. Klager en zijn vrouw hebben veel zorg gehad. Zij wensen daarvan erkenning. Bij het inschakelen van een personal coach weet klager dat er in ieder geval toezicht is op cliënt.

Standpunt van de zorgaanbieder

Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie  naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder op het volgende neer.

De zorgaanbieder stelt allereerst dat de regie ten aanzien van de behandeling bij de zorgaanbieder ligt en dat de verantwoordelijkheid ten aanzien van de medische zorg bij de betrokken huisarts ligt die zijn eigen medische dossier voert.

Tot 1 januari 2017 voerde cliënt de volledige eigen regie en was er geen sprake van wettelijke vertegenwoordiging.

Na de eerste constatering in juli 2016 dat het been van cliënt pijnlijk en gezwollen werd, is na 1,5 week, toen het been ook rood werd, de huisarts bezocht. Vanuit de overdracht van de huisarts werd duidelijk dat er sprake zou zijn van een trombosebeen en een bloedpropje in de lies, waarvoor onder diens verantwoordelijkheid medische behandeling werd ingezet. Cliënt is hiervan hersteld.

De zorgaanbieder bevestigt dat bij cliënt sprake is van fysieke en cognitieve achteruitgang. Er is immers een chronische en progressieve aandoening gediagnosticeerd waarbij achteruitgang is te verwachten, zowel op fysiek als op cognitief gebied. Volgens de zorgaanbieder is niet aantoonbaar dat deze achteruitgang te wijten is aan haar nalatigheid.
Medio 2015 is in samenwerking met cliënt een multidisciplinair programma ingezet ten behoeve van een gezonde leefstijl en een gezonder gewicht. Op eigen initiatief heeft cliënt de begeleiding van de diëtiste in juli 2016 stopgezet. Hierdoor is de toen bestaande multidisciplinaire samenwerking in principe weggevallen. Medio 2016 is er onder andere vanwege een ongezonde leefstijl van cliënt overgegaan tot overplaatsing naar een ander type woonsetting waarbinnen 24-uurs nabijheid, toezicht en aansturing op het leef- en eetpatroon kan worden geboden.
Fysiotherapie is gestart waarbij cliënt vanaf januari 2017 twee keer per week deelneemt aan fysiofitness. In april 2017 zijn de afspraken hierover aangescherpt en is de therapietrouw van cliënt verbeterd. Vanwege de achteruitgang heeft cliënt zijn werk moeten beëindigen op de Diamantplaats. Volgens de zorgaanbieder is daarbij niet bepalend geweest dat de persoonlijke hygiëne van cliënt te wensen overliet. Met name de cognitieve achteruitgang is daarbij doorslaggevend geweest. Thans wordt ingezet op dagbesteding voor de cliënt.

De zorgaanbieder is ook van mening dat het lang heeft geduurd voordat er een oplossing gevonden werd voor de rolstoel handbike combinatie die niet voldeed. Volgens de zorgaanbieder is het echter niet aantoonbaar en ook niet aannemelijk dat het uitblijven van een (passende) handbike rolstoel combinatie leidt of heeft geleid tot onherstelbare fysieke en psychische achteruitgang. De zorgen over de algehele gezondheid van cliënt worden wel gedeeld.

In de afgelopen maanden is ingezet op persoonlijke gesprekken door een gedragsdeskundige met cliënt. Het doel daarvan was een betere aansluiting te verkrijgen tussen enerzijds de behandeling en begeleiding, en anderzijds zijn persoonlijke behoeften. Ook is gesproken over de zingeving die de cliënt ervaart. Verder is gesproken over de motivatie van de cliënt om zijn leefstijl te veranderen. Tot slot is door de gedragsdeskundige met de cliënt besproken hoe hij beter met zijn ouders zou kunnen communiceren, over de vraag of de wensen, behoeften en verlangens van de cliënt verenigbaar zijn met de wensen, behoeften en verlangens van zijn ouders.

Aangeboden is om een persoonlijke coach toe te wijzen aan cliënt ten behoeve van het verbeteren van zijn leefstijl, dit in plaats van de door klager gewenste financiële vergoeding.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder het volgende nog aangevoerd.

Cliënt eet mee met de gezamenlijke eetmomenten. Wat hij overigens eet, is niet te overzien. Er is namelijk geen sprake van een gesloten setting.
In 2015 is al geprobeerd om het bewegings- en eetpatroon te veranderen en een gezonder gewicht te bereiken. Het is lastig om het gedrag van cliënt te doorbreken. Er is stimulans nodig. De beperking die cliënt heeft, beperkt cliënt ook om te kunnen bewegen. Cliënt krijgt thans fysiotherapie. Een beter zitcomfort van de rolstoel en de wens cliënt beter te laten bewegen is eigenlijk niet te combineren in een rolstoel.
Sinds begin 2017 wordt vorm gegeven aan regie in een driehoek, te weten een samenwerking tussen cliënt, regiebehandelaar en regiebegeleider. Er zijn multidisciplinaire overleggen, geëvalueerd wordt hoe de behandeling/begeleiding verloopt. Het is geen statisch geheel. De vraag is hoe zelfredzaam je cliënt laat zijn. Bij een personal coach heb je het over een op een begeleiding. Het niveau waar cliënt op zit betreft groepsbegeleiding. Een personal coach zou wel goed zijn voor cliënt. De aansturing die al aanwezig is, blijkt namelijk niet voldoende te zijn. Het zorgkantoor kent niet zo maar dergelijke begeleiding toe. Dit zou dan ook in combinatie met een ander niveau zijn, welk niveau cliënt niet heeft. Hoeveel uur per dag cliënt een personal coach nodig heeft, zal worden afgestemd met cliënt en ouders. Het zou dan met name gaan om de eetmomenten en beweegmomenten. De levertijd van de rolstoel/handbike heeft in ieder geval te lang geduurd.
Er is sprake van een dilemma van de eigen regie die een persoon wil voeren en de open voorziening die de zorgaanbieder is. De zorgaanbieder ziet dat cliënt achteruit gaat. De ouders hebben een behoorlijke rugzak, hebben veel zorg op zich genomen. Er zijn dingen gebeurd die het vertrouwen hebben beschadigd. De zorgaanbieder wil graag opnieuw aan het vertrouwen werken. Er dient samen naar de toekomst worden gekeken, dit in het belang van cliënt.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) moet de zorgaanbieder goede zorg leveren. Dit is volgens datzelfde artikel zorg van goede kwaliteit en van goed niveau die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is, tijdig wordt verleend, en is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt.

Het Zorginstituut Nederland bevordert de kwaliteit van de gezondheidszorg in Nederland en adviseert over de inhoud van de verplichte zorgverzekeringen, waaronder de Wet langdurige zorg (Wlz) als publiekrechtelijke zorgverzekering. De website van het Zorginstituut Nederland vermeldt de volgende informatie met betrekking tot hulpmiddelen:
Bij verblijf en behandeling door dezelfde instelling vallen alle hulpmiddelen die noodzakelijk zijn om de zorg in de instelling te kunnen bieden onder de Wlz. Het gaat dan niet alleen om de zorg die nodig is in verband met de reden waarvoor de verzekerde een Wlz-indicatie heeft gekregen, maar om alle zorg die de instelling levert. Het kan onder meer gaan om hulpmiddelen die persoonsgebonden zijn. Deze zijn aangepast of op maat gemaakt. Bijvoorbeeld: steunkousen, een prothese of orthopedische schoenen. Het kan ook gaan om niet persoonsgebonden hulmiddelen, zoals verband- of incontinentiemateriaal of om een infuuspomp.

De cliënt heeft met ingang van 7 augustus 2017 een indicatie op grond van de Wlz. De zorgaanbieder levert aan de cliënt Lichamelijk Gehandicapten (LG) Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging. Dit is niveau 6. De omvang van de zorg is 24-uurszorg. De cliënt heeft een progressieve neurologische aandoening, waardoor lopen niet/nauwelijks mogelijk is.

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende is vastgesteld dat de zorgaanbieder te kort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst.
De aanwezigheid van een fout of een verwijtbaar nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder.

De commissie stelt vast dat niet in geschil is dat er veel vertraging is opgelopen bij het verkrijgen van hulpmiddelen, zoals de rolstoel/handbike, die voor cliënt van groot belang zijn. Voorts is niet in geschil dat de uiteindelijk geleverde rolstoel/handbike niet blijkt te voldoen. De wensen ten aanzien van een optimaal zitcomfort versus een optimaal bewegen blijken niet verenigbaar in een rolstoel. De zorgaanbieder zet thans in op aanpassing van de bestaande combinatie rolstoel/handbike met het aanmeten van een rugleuning op maat. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder ook een inspanningsverplichting heeft te zorgen dat de cliënt de rolstoel/handbike krijgt die hij nodig heeft. Dit vergroot de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de cliënt. De zorgaanbieder zal daarin actief moeten optreden.

De commissie overweegt dat zij niet kan oordelen of cliënt enkel en alleen, of hoofdzakelijk, als gevolg van het uitblijven van een passende rolstoel/handbike, en het in de ogen van klager te laat ontdekken van trombose door de zorgaanbieder, fysiek en psychisch achteruit is gegaan. Dit omdat achteruitgang van cliënt ook het gevolg kan zijn van zijn progressieve ziekte. Voorts is het de commissie niet gebleken dat de cliënt enkel en alleen als gevolg van zijn persoonlijke hygiëne, welke te wensen overliet, zijn werkzaamheden op de sociale werkplaats heeft moeten beëindigen. Hoewel het aan de zorgaanbieder is de cliënt op het vlak van persoonlijke hygiëne te begeleiden en dit op sommige momenten beter had gekund, zo is door de zorgaanbieder ook erkend, is het naar het oordeel van de commissie niet aantoonbaar dat de werkzaamheden van cliënt op de sociale werkplaats zijn beëindigd als gevolg van te weinig begeleiding door de zorgaanbieder, dat dan zou hebben geleid tot een onvoldoende tempo om het productieproces bij te houden, het vaak afmelden voor het werk, veel vergeten en een toenemende mate van vallen. Dit alles is ook niet weersproken door klager. Een financiële compensatie als gevolg van verlies van inkomsten ligt dan ook niet in de rede.

Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding geldt het volgende. Het toekennen van een vergoeding is mogelijk indien er geestelijk letsel is dat kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. De commissie acht onvoldoende aannemelijk dat klager zelf psychisch heeft geleden. Bovendien bestaat er geen contractuele relatie tussen de klager en de zorgaanbieder waarop zo’n vergoeding zou kunnen worden gebaseerd. Een vergoeding van immateriële schade ligt dan ook niet in de rede. Dit neemt niet weg dat de zorg voor de cliënt die klager en zijn vrouw op zich hebben genomen omdat zij vonden dat zij de zorg voor de cliënt onvoldoende konden toevertrouwen aan de zorgaanbieder een grote wissel heeft getrokken op hun eigen leven. De zorgaanbieder is zich hiervan blijkens de stukken ook bewust. De cliënt is nog steeds woonachtig in een instelling van de zorgaanbieder. Het basisvertrouwen van klager in de zorgaanbieder moet dan ook nog aanwezig worden geacht.

De commissie acht het, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, wel redelijk tegemoet te komen aan de cliënt door middel van het toekennen van een vergoeding. De commissie is van oordeel dat kan worden gesteld dat cliënt als gevolg van de vertraging in de levering van de rolstoel/handbike geestelijk heeft geleden. Hij is gedurende een bepaalde periode in zijn zelfstandigheid en zelfredzaamheid aangetast. Daarnaast is sprake geweest van suboptimale zorg doordat de begeleiding van de zorgaanbieder op het vlak van de persoonlijke hygiëne, voldoende beweging en gezond eetgedrag, op bepaalde momenten te wensen overliet. Dit terwijl er een indicatie is voor intensieve begeleiding en intensieve verzorging in 24uurs zorg.

De commissie is gelet op dit alles van oordeel dat cliënt te weinig (tijdige) zorg en begeleiding heeft ontvangen en dat tegen die achtergrond een vergoeding gerechtvaardigd is.

De commissie zal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het bedrag van de vergoeding vaststellen op € 2.500,–. Dit alles laat naar het oordeel van de commissie onverlet het voorstel van de zorgaanbieder om een personal coach voor cliënt te zoeken die hem helpt om gezond te leven en bewegen leuk te gaan vinden. Hieraan zal in overleg met klager en cliënt vorm moeten worden gegeven. Dit alles leidt tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht.

De commissie overweegt dat tijdens de zitting zowel door de zorgaanbieder als de klager uitdrukkelijk blijk is gegeven van de bereidheid om in de toekomst te komen tot een voortvarende afstemming over de noodzakelijke zorg en tot een goede onderlinge communicatie hierover. In het licht hiervan acht de commissie het niet noodzakelijk om op dit punt nadere bepalingen op te nemen.

Indien de klacht van de klager door de commissie geheel of gedeeltelijk gegrond wordt bevonden, wordt – zo bepaalt artikel 21 van het reglement van de commissie – in het  bindend advies tevens bepaald, dat de zorgaanbieder aan de klager het door deze betaalde klachtengeld ad € 52,50 geheel of gedeeltelijk moet vergoeden. Nu in dit geval sprake is van een gegrondverklaring en de klager voormeld bedrag heeft betaald, zal de commissie uitvoering geven aan deze bepaling.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de klacht van de klager gedeeltelijk gegrond;

– bepaalt dat de zorgaanbieder aan de cliënt een bedrag van € 2.500,– aan immateriële
 schadevergoeding dient te betalen, en dat die betaling binnen een maand na de verzenddatum
 van dit bindend advies plaatsvindt;

– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie aan de cliënt
 het klachtengeld ten bedrage van € 52,50 dient te vergoeden.

Aldus beslist op 16 februari 2018 door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg.