Cliënt had mogelijkheid van de Geschillencommissie op website van zorgaanbieder kunnen vinden

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: werkterrein commissie    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 113040/128575

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt wil een klacht indienen over het resultaat van zijn knieoperatie. De zorgaanbieder heeft deze aansprakelijkheid afgewezen en meer dan een jaar later, dus na de 12-maanden termijn, heeft de cliënt de klacht aan de commissie voorgelegd. De cliënt vraagt om uitstel op basis van het feit dat hij door de Raad van Bestuur, bij de afwijzing van de aansprakelijkheid, niet is gewezen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Geschillencommissie en dat de Raad van Bestuur zich zelf ook niet aan gestelde termijnen heeft gehouden. De zorgaanbieder stelt dat de cliënt te laat is met de klacht en dat hij een schadevergoeding eist van meer dan € 25.000,– en dat de klacht daardoor niet-ontvankelijk is. De commissie oordeelt dat de cliënt de geëiste schadevergoeding naar beneden heeft bijgesteld, dus dat de klacht op basis daarvan niet niet-ontvankelijk verklaard kan worden. Wel heeft de cliënt de 12-maanden termijn overschreden zonder dat zijn situatie om een uitzondering hierop vraagt. Hoewel de zorgaanbieder hem niet heeft gewezen op de mogelijkheid bij de Geschillencommissie, is dit geen reden tot uitzondering omdat de cliënt deze informatie ook op de website had kunnen vinden. De klacht wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [woonplaats]

en

Stichting OLVG, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2021 te Den Haag.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Beoordeling van de ontvankelijkheid
De commissie dient eerst te beoordelen of cliënt in zijn klacht kan worden ontvangen nu de zorgaanbieder in haar verweerschrift van 1 september 2021 een beroep op niet-ontvankelijkheid heeft gedaan. Zij heeft in dat verband aangevoerd dat niet toegekomen kan worden aan de inhoudelijke behandeling van het geschil.
De zorgaanbieder heeft hiervoor, onder verwijzing naar het reglement van de Geschillencommissie Ziekenhuizen, twee gronden aangevoerd te weten:
1. De commissie dient op grond van artikel 5 lid 1 sub c van het reglement cliënt ambtshalve niet ontvankelijk te verklaren nu cliënt een vordering indient die meer bedraagt dan € 25.000,–;
2. Cliënt heeft zijn klacht niet binnen de termijn van één jaar na afhandeling van de aansprakelijkheidstelling door de zorgaanbieder, zoals bepaald in artikel 6, lid 1 sub a van het reglement, ingediend.

De commissie overweegt als volgt.

De commissie heeft uit de overgelegde stukken opgemaakt dat de cliënt zijn claim heeft teruggebracht tot een bedrag van € 8.205,–. Gezien de hoogte van dit bedrag kan de commissie de klacht van cliënt in behandeling te nemen. De commissie oordeelt het niet-ontvankelijkheidsverweer van de zorgaanbieder met betrekking tot de hoogte van de vordering niet gegrond.

Ingevolge artikel 6, lid 1 sub a van het reglement van de commissie verklaart de commissie op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk indien de cliënt zijn geschil niet binnen 12 maanden na afhandeling van de klacht door de zorgaanbieder bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. In afwijking van deze bepaling kan de commissie besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de cliënt ter zake van de niet naleving van de voorwaarden naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft (artikel 6, lid 2).

Vast staat dat cliënt op 7 oktober 2019 de zorgaanbieder aansprakelijk heeft gesteld vanwege het resultaat van een knieoperatie. Op 20 januari 2020 heeft de zorgaanbieder de aansprakelijkheid afgewezen. Op 28 juni 2021 heeft cliënt zijn klacht aan de commissie voorgelegd, zeventien maanden nadat zijn aansprakelijkstelling was afgehandeld. Op grond van artikel 6, lid 1 van het reglement, is cliënt niet ontvankelijk vanwege deze termijnoverschrijding.

De cliënt heeft als bijzondere omstandigheid van deze termijnoverschrijding aangevoerd dat hij door de Raad van Bestuur bij de afwijzing van de aansprakelijkheidsstelling niet is gewezen op een klachtenprocedure bij de Geschillencommissie. Daarbij merkt hij op dat ook de Raad van Bestuur zich niet aan de gestelde termijnen heeft gehouden bij het beantwoorden van zijn aansprakelijkheidsstelling. Ook de klachtenfunctionaris die cliënt, naar aanleiding van zijn mail waarin hij de zorgaanbieder aansprakelijk heeft gesteld, telefonisch heeft gesproken, heeft niet op de procedure bij de Geschillencommissie gewezen.
De reden van de timing van zijn klacht bij de geschillencommissie is dat hij eerst helemaal uitbehandeld wilde worden bij zijn fysiotherapeut en weer kon voetballen. En dat is onlangs gebeurd.

Op grond van het vorenstaande overweegt de commissie dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn in de zin van artikel 6, lid 2, van het reglement, om cliënt wel ontvankelijk te verklaren.

Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder weliswaar verzuimd de cliënt te wijzen op een eventuele vervolgprocedure bij de Geschillencommissie. Dat had in de rede gelegen nu de zorgaanbieder zelf volgens haar verweer, de aansprakelijkheid heeft opgevat als klacht. Echter de ruime termijnoverschrijding in samenhang met de inactiviteit van de cliënt gedurende deze termijn maken dat dit verzuim van de zorgaanbieder niet leidt tot het rechtvaardigen van de termijnoverschrijding van de cliënt. Daarbij overweegt de commissie ook dat cliënt op de website van de zorgaanbieder uitgebreide informatie had kunnen vinden over de klachtenprocedure bij de zorgaanbieder en in het verlengde daarvan de procedure naar de Geschillencommissie.

Het argument dat de cliënt eerst helemaal uitbehandeld wilde zijn bij de fysiotherapeut kan naar het oordeel van de commissie niet als een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 6, lid 2 worden aangemerkt.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De cliënt wordt in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. J.F.A. van der Werff, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 1 november 2021.