Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
11694/14289
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt ging naar de Spoed Eerst Hulp van het ziekenhuis met een breuk in de grote teen. Volgens de cliënt is de behandeling ervan niet goed geweest. Volgens de commissie handelde de arts zoals van een orthopeed verwacht mag worden. Wel heeft de gipsmeester op een bepaald moment niet juist en conform de opdracht van de orthopeed gehandeld. Die klacht is ook door het ziekenhuis erkend.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats] en Groene Hart Ziekenhuis, gevestigd te Gouda (hierna te noemen: het ziekenhuis).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2020 te Utrecht. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënte werd vergezeld door haar echtgenoot, de heer [naam]. Namens het ziekenhuis zijn verschenen mevrouw [naam] en de heer [naam] (jurist). Ter zitting werd het ziekenhuis bijgestaan door mevrouw [naam] (advocaat).
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan het ziekenhuis. Het geschil betreft de behandeling van cliënte vanaf 14 januari 2019.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt puntsgewijs op het volgende neer.
1. Onjuiste behandeling SEH / Orthopedie
Op 14 januari 2019 is cliënte in het ziekenhuis geweest om een foto te laten maken van haar grote teen. Deze leek in eerste instantie niet gebroken, maar omdat cliënte pijnklachten hield is cliënte, na eerst bij de huisarts te zijn geweest, op 24 januari 2019 opnieuw verwezen naar het ziekenhuis. Op de SEH is geconstateerd dat de teen wel gebroken was en is cliënte geadviseerd een stevige schoen te dragen. Cliënte droeg echter al stevige schoenen omdat zij in het verleden met CRPS is gediagnosticeerd.
Op 25 januari 2019 heeft cliënte opnieuw contact opgenomen met het ziekenhuis. Er werd geadviseerd in geval van aanhoudende pijn langs de gipskamer te gaan om een Darco-schoen aan te laten meten.
Op 28 januari 2019 heeft de huisarts een spoedafspraak bij drs. [naam], orthopeed gemaakt. Cliënte moest lang wachten op de polikliniek voordat zij werd gezien. In eerste instantie werd cliënte gezien door een arts-assistent. Deze heeft cliënte doorverwezen naar de gipskamer, waar zij een Cellona-schoen kreeg aangemeten. Cliënte vond deze schoen niet goed zitten omdat hij op haar tenen drukte, waarna de gipsverbandmeester heeft geadviseerd een schoen zonder bovenstuk/lip te dragen. Cliënte is met een schoen naar huis gestuurd, die geen steun gaf en waarin haar voet ijskoud werd. Dat is bijzonder slecht voor iemand die bekend is met CRPS. De orthopeed heeft cliënte niet gezien. Op 4 februari 2019 ging cliënte opnieuw naar het ziekenhuis voor een afspraak bij drs. [naam]. Deze heeft een gemaakte gipsschoen geadviseerd. De eerdere Cellona-schoen werd door de gipsverbandmeester weggegooid en cliënte kreeg geen op maat gemaakte (afneembare) gipsschoen. Cliënte werd geadviseerd rust te nemen. Cliënte nam opnieuw contact op met drs. [naam] en de volgende dag is een nieuwe afspraak gepland op de gipskamer. Deze is goed verlopen. Op 20 februari 2019 is cliënte opnieuw naar de huisarts gegaan. Deze had nog geen informatie/brief ontvangen van drs. [naam] en er was geen behandelplan. Dat is voor cliënte echter wel essentieel omdat zij CRPS heeft. De dag ervoor was cliënte op de pijnpoli van een ander ziekenhuis door de heer [naam], anesthesist, geconstateerd dat in de teen CRPS was ontstaan. De teen stond bovendien scheef en bewoog niet. Cliënte kreeg zware pijnstillers mee voor de misselijkmakende pijn aan haar voet. Op 25 februari 2019 heeft de klachtenfunctionaris een spoedafspraak gemaakt bij drs. [naam]. Cliënte heeft twee uur moeten wachten bij alle loketten. Drs. [naam] heeft cliënte een minuut gesproken, beoordeelde de foto en gaf aan dat de breuk nog niet was geheeld. Wel waren er vage tekenen van herstel te zien. Dat de teen scheef stond was anatomisch geen probleem. Op het feit dat de huisarts na drie weken nog geen informatie had ontvangen gaf drs. [naam] aan dat dit wel eens voorkomt ingeval van drukte. Op 25 maart 2019 had cliënte een afspraak met drs. [naam] om de resultaten van de MRI te bespreken. De teen bleek op twee plaatsen gebroken te zijn geweest en de CRPS was aanwezig in de gehele voet. Drs. [naam] wist niet meer op welke wijze cliënte te behandelen en heeft haar terugverwezen naar dhr. [naam], anesthesist in Delft. Cliënte is vervolgens bij een orthopeed van het Erasmus MC geweest. De conclusie na onderzoek van de CT scan was: “Consolidatie van de halluxfractuur. Laterale angulatie distale falanx, met tekenen van (secundaire) artrose aan de latero dorsale zijde IP 1 gewricht.” Volgens cliënte kan deze conclusie beschouwd worden als gevolgschade na het te laat constateren van de breuken en het niet adequaat behandelen van de breuken. Cliënte zal in februari 2020 moeten worden geopereerd. Sinds december 2019 is cliënte volledig arbeidsongeschikt.
2. Organisatie van de behandeling
Cliënte is niet tevreden over de organisatie van de behandeling. Toen cliënte op de eerste hulp was, kwam er iemand naar haar toe die zei dat ze botontkalking had en zij is zonder pijnbestrijding naar huis gestuurd. Al bij binnenkomst had men extra alert moeten zijn gelet op de CRPS die eerder bij cliënte was gediagnosticeerd. Cliënte omschrijft de situatie op de SEH als chaos. Op de polikliniek werd zij met een andere naam aangesproken en dacht een medewerker dat zij last had van haar schouder. Cliënte heeft meerdere malen lang moeten wachten op de polikliniek.
3. Onjuiste behandeling en bejegening in de gipskamer
Ten onrechte is cliënte op 4 februari 2019 zonder een op maat gemaakte (afneembare) gipsschoen naar huis gestuurd.
4. Afhandeling van de klachten
De inhoud van het verhaal van drs. [naam] is niet gevalideerd door een deskundige. Evenmin is de communicatie met de huisarts gevalideerd. De klacht ging bovendien niet alleen over drs. [naam] maar ook over de behandeling op de spoedeisende hulp. De opmerking over botontkalking is op de SEH gemaakt, wat drs. [naam] hierover zegt is dan ook onjuist. Er is niet gereageerd op de procesgang en het abnormaal aantal bezoeken aan het ziekenhuis. Cliënte is niet door de klachtencommissie gehoord omdat er geen moeite is gedaan om een ander tijdstip voor de hoorzitting te vinden en een goede manier van vervoer. Cliënte is niet adequaat geïnformeerd over de voortgang van de klachtenafhandeling. Het ziekenhuis heeft op geen enkele manier gezorgd voor voortzetting van een orthopedische behandeling.
Cliënte verlangt een schadevergoeding van € 5.000,–
Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënte is in de periode 14 januari 2019 tot en met 25 maart 2019 onder behandeling geweest in verband met een breuk van de grote teen van de rechtervoet. Volgens het ziekenhuis is geen sprake van onzorgvuldig handelen. Voor een breuk in de grote teen is over het algemeen niet nodig om te immobiliseren met gips. Een stevige schoen-advies is gebruikelijk. Omdat cliënte pijnklachten hield, werd een celloneschoen voorgeschreven om de afwikkeling van de voorvoet te ontlasten. Dit hielp echter onvoldoende. Drs. [naam] heeft daarop alsnog een afneembare teenspica en geishaschoentje gegeven. Vervolgens was er nog sprake van stijfheid en pijnklachten, hetgeen niet ongebruikelijk is als gevolg van immobilisatie. Ook stelde drs. [naam] een normaal herstel vast en de fractuur toonde een goede stand. Er is door cliënte vanaf het begin gewezen op haar voorgeschiedenis met CRPS-1, daarvoor is door de behandelaars van het ziekenhuis ook altijd oog voor geweest. Juist vanwege deze voorgeschiedenis heeft drs. [naam] ingezet op een conservatieve behandeling. Voor het inzetten van Vitamine C is geen wetenschappelijk bewijs. De richtlijn CRPS-1 schrijft het niet voor. Het is niet zo dat drs. [naam] de behandeling heeft overgedragen aan dr. [naam], in die zin dat hij de behandelingsovereenkomst met cliënte zou hebben beëindigd. Niet gebleken is dat dr. [naam] van mening is dat het ingezette beleid door drs. [naam] onzorgvuldig was. Drs. [naam] heeft nooit de mogelijkheid dat de CRPS-1 weer zou opvlammen ontkend. Hij heeft deze echter niet tijdens de consulten in de toch korte periode na het ontstaan van de fractuur kunnen vaststellen. Posttraumatische artrose kan optreden in een gewricht waarin een breuk heeft gezeten. De klachtencommissie hoefde de reactie van drs. [naam] niet door een specialist of huisarts te laten verifiëren. Hetgeen cliënte verklaart komt niet altijd overeen met de reacties van drs. [naam]. Volgens het ziekenhuis gaat het hier om verschil van inzicht, maar ook om subjectieve beleving van wat er is gebeurd. De klachtencommissie kon op basis van de aangeleverde informatie onderzoek doen en daarna uitspraak doen. Door de klachtencommissie zijn de klacht van cliënte en de visie van drs. [naam] en het ziekenhuis uitgebreid uiteengezet. Er is voldoende aandacht geweest voor alle onderdelen van de klacht. Het aantal bezoeken was niet abnormaal. Het komt het ziekenhuis juist als terecht voor dat cliënte vanwege het aanhouden van de klachten, hetgeen niet past bij een geïmmobiliseerde breuk, terug kon komen voor aanvullend lichamelijk en beeldonderzoek. Aan cliënte is de mogelijkheid geboden om te verschijnen voor een hoorzitting. Zij heeft hierop geantwoord dat haar komst een toegevoegde waarde moest hebben en dat er op voorhand vragen moesten zijn. Ook vond cliënte dat het dossier voor zich sprak en dat zij een toelichting niet nodig vond. De klachtencommissie heeft hieruit afgeleid dat cliënte geen prijs stelde op een hoorzitting. Een hoorzitting is geen verplicht onderdeel in de klachtbehandeling. Achteraf was het netter geweest om cliënte te informeren dat er geen hoorzitting meer zou plaats hebben. Nu het ziekenhuis geen verwijt gemaakt kan worden, is er geen sprake van onzorgvuldig handelen en geen verplichting tot schadevergoeding aan cliënte.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis vereist is dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereen¬komst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en cliënte dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.
1. Onjuiste behandeling
Bij het eerste bezoek van cliënte aan het ziekenhuis op 14 januari 2019 is de breuk in de grote teen niet gezien. Achteraf gezien zou de breuk ook op de foto die op 14 januari 2019 is gemaakt te zien zijn geweest. Dit heeft echter niet geleid tot een onjuiste behandeling. Het conservatief beleid met het advies stevige schoenen bleef staan, zeker gelet op de eerder bij cliënte gediagnosticeerde CRPS-1. Ook daarna heeft de behandelaar gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwame orthopeed verwacht mag worden. Dat bij cliënte nadien artrose in het gewicht is ontstaan is geen gevolgschade van verkeerd handelen maar is een complicatie die bij een breuk kan voorkomen. Ook is niet gebleken dat het opvlammen van de CRPS-1 in de voet van cliënte is ontstaan door de behandeling door het ziekenhuis.
De klacht is dan ook ongegrond.
2. Organisatie behandeling
Dat er sprake was van chaos op de SEH, zoals door cliënte is gesteld, is door het ziekenhuis betwist. Dit is dan ook niet komen vast te staan. Het is de commissie bekend dat bij de SEH altijd sprake is van voor het oog enigszins ongeregelde behandeling. Dit is echter het logische gevolg van een afdeling als de SEH. Dat cliënte op de poli een aantal keren lang heeft moeten wachten had ermee te maken dat zij via een spoedafspraak tussen de reeds geplande afspraken was ingepland. Dat heeft tot gevolg gehad dat cliënte langer dan bij een “normale” afspraak heeft moeten wachten. De klacht is dan ook ongegrond.
3. Gipskamer
Door het ziekenhuis is erkend dat door de gipsmeester op 4 februari 2019 niet juist en conform de opdracht van de orthopeed is gehandeld. Deze klacht is dan ook gegrond.
4. Klachtafhandeling
Uit de overgelegde e-mail van 1 mei 2019 kan terecht de conclusie worden getrokken dat cliënte afziet van een mondelinge toelichting van haar klacht. Cliënte is vervolgens op de hoogte gesteld van de beslissing van de klachtencommissie. Cliënte gaat er ten onrechte van uit dat de klachtencommissie zelfstandig onderzoek moet doen naar de juistheid van de door partijen gegeven antwoorden.
De klacht is ongegrond.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Het causaal verband tussen het onjuist optreden in de gipskamer en de door cliënte gestelde financiële schade is niet komen vast te staan. De gevorderde schadevergoeding wordt dan ook afgewezen. Nu de klacht ten dele gegrond wordt verklaard, ziet de commissie wel aanleiding om te bepalen dat het ziekenhuis het klachtengeld aan cliënte dient te vergoeden. Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart klachtonderdeel 3 gegrond; verklaart klachtonderdelen 1, 2 en 4 ongegrond; wijst de verlangde schadevergoeding af; bepaalt dat het ziekenhuis overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 77,50 dient te vergoeden aan cliënte ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer prof. dr. B.J. van Royen, Orthopeed, de heer ir. H.J.A.M. Bodelier, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 10 januari 2020.