Commissie: Zelfstandige Klinieken
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
31566/40109
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klaagster klaagt over de uitvoering van een borstoperatie en neuscorrectie en het resultaat daarvan. Haar neus kreeg zijn oude vorm na een paar maanden weer terug en er waren ontstekingen in de borsten. Een tweede operatie heeft de ontstekingen verwijderd, maar de klaagster voelde zich nog steeds mismaakt. Zij verzoekt om een schadevergoeding, zodat zij ergens anders een hersteloperatie kan ondergaan. De zorgaanbieder stelt dat er zorgvuldig te werk is gegaan. De risico’s van de behandelingen zijn met de klaagster besproken. Door het tekenen van het informed consentformulier heeft de klaagster ingestemd dat een bepaald resultaat niet kon worden gegarandeerd. Daarnaast heeft de zorgaanbieder haar uiterste best gedaan om een passende oplossing aan te bieden. De commissie oordeelt dat zowel de borstoperatie als de neusoperatie zorgvuldig en op de gebruikelijke medische wijze zijn uitgevoerd. Het resultaat van de operaties ligt binnen de daarvoor gehanteerde maatstaven. De zorgaanbieder is niet toerekenbaar tekortgeschoten en hoeft dus ook geen schade te vergoeden. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
Klaagster, wonende te [woonplaats]
en
Boerhaave Medisch Centrum, gevestigd te Amsterdam (hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Bij brief van 17 september 2020 heeft het bureau van de commissie aan beide partijen bericht dat de commissie de behandeling van het geschil zal afdoen zonder mondelinge behandeling. De commissie heeft daartoe ook de bevoegdheid conform haar reglement. Alhoewel daartoe wel in de mogelijkheid gesteld, hebben geen van partijen aangegeven prijs te stellen op een mondelinge behandeling. Om die reden zijn partijen bij brief van 25 november 2020 geïnformeerd over de datum wanneer de commissie zal beslissen over het geschil.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 december 2020.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de uitvoering van een borstoperatie en neuscorrectie bij klaagster en het resultaat daarvan.
Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Klaagster heeft in juni 2018 een borstoperatie en neuscorrectie ondergaan bij de zorgaanbieder. Haar borsten waren na de operatie gelijk verprutst en haar neus kreeg zijn oude vorm na een paar maanden weer terug. Daarnaast was er ook nog sprake van ontstekingen. Uiteindelijk zouden de borsten van klaagster worden hersteld. Deze tweede operatie in 2019 werd tot € 500,– vergoed. De operatie voldeed echter weer niet aan de verwachtingen van klaagster. De ontstekingen waren verwijderd, maar klaagster voelde zich nog steeds mismaakt. Klaagster vraagt zich af of een en ander bij een derde operatie, uit te voeren door de zorgaanbieder, wel kan worden hersteld. De zorgaanbieder heeft haar immers misvormd. Klaagster lijdt al drie jaar.
Klaagster vordert een schadevergoeding van € 25.000,– voor zowel emotionele schade als lichamelijke schade, zodat zij elders een hersteloperatie kan ondergaan.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Voor zover klaagster het standpunt inneemt dat de zorgaanbieder jegens haar een resultaatsverbintenis heeft voor wat betreft haar behandeling, dient dat als een onjuiste gedachte te worden verworpen. Niet alleen heeft reeds in zijn algemeenheid te gelden dat een medische behandeling zelden of nooit kan worden geduid als een resultaatsverbintenis. In casu is door de zorgaanbieder juist aan klaagster voorgehouden dat aan de bij haar te verrichten medische ingreep risico’s verbonden zijn. Dat klaagster daarvoor is gewaarschuwd, blijkt uit het dossier. Door het plaatsen van haar handtekening onder het informed consentformulier en de brief van 2 augustus 2019 heeft klaagster er bovendien uitdrukkelijk mee ingestemd dat een bepaald resultaat niet kon worden gegarandeerd. De zorgaanbieder betwist dan ook dat uit het enkele feit dat klaagster niet tevreden is met het gewenste resultaat, een juridische verplichting volgt om aan klaagster schadevergoeding te betalen. De zorgaanbieder is zowel tijdens de consulten als de ingreep zorgvuldig te werk gegaan. Bovendien meent de zorgaanbieder dat zij aantoonbaar haar uiterste best heeft gedaan om klaagster alsnog een passende (en kosteloze) oplossing aan te bieden. Tot slot gaat het bij de waardering van het resultaat van een cosmetische ingreep om een grotendeels subjectief oordeel en kan aan dit subjectieve oordeel niet de conclusie worden verbonden dat (dus) onzorgvuldig zou zijn gehandeld.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en klaagster moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
Klaagster heeft op 12 november 2017 een eerste consult met dr. [arts 1]. Zij geeft aan dat zij ontevreden is over de neuscorrectie die zij in 1996 in Mexico heeft ondergaan. In de visie van de arts bestaat geen harde indicatie voor een verdere correctie.
Klaagster is op 25 november 2017 voor een second opinion gezien door drs. [arts 2]. Na het afnemen van de anamnese zijn klaagsters wensen besproken en is de neus onderzocht, waarbij is geconstateerd dat de hoek van de neus tot de lip vrij groot was. Op basis van de bevindingen uit anamnese en onderzoek is een voorstel gedaan tot behandeling middels een open rhinoplastiek, dat medisch verantwoord en meest passend bij klaagsters wensen is. Vervolgens zijn de risico’s op complicaties besproken. Tijdens een telefonisch gesprek op 17 februari 2018 geeft klaagster aan [arts 2] aan dat zij ook de protheses van haar borsten wil wisselen. Zij komt daarvoor op 19 februari 2018 op consult bij [arts 2]. Voorgesteld wordt om implantaten van [merknaam implantaten], 450 cc aan beide kanten, te plaatsen. Op 27 maart 2018 komt klaagster de protheses opnieuw passen. Op verzoek van klaagster wordt overgegaan tot het plaatsen van implantaten van [merknaam implantaten], 550 cc aan beide kanten. De risico’s en complicaties van dergelijke grote protheses zijn toegelicht. Klaagster is gewaarschuwd voor de kans op ptosis, zijnde de mate van verzakking. Op 31 mei 2018 is door klaagster verzocht om tijdens de ingreep ook een beperkte bovenbuikreductie te verrichten.
Voorafgaand aan de operatie op 20 juni 2018 heeft klaagster een informed consentformulier getekend. Hierin is het volgende vermeld: “Te beseffen dat het functioneel en/of cosmetisch resultaat, als ook symmetrie bij dubbelzijdige ingrepen, ondanks het feit dat de behandeling met zorgvuldigheid en volgens de regels der kunst wordt uitgevoerd, van te voren niet kan worden gegarandeerd en dat ontevredenheid met het esthetisch resultaat geen verplichting oplevert voor het medisch centrum om een tweede behandeling uit te voeren anders dan tegen de daarvoor geldende tarieven.” De operatie is ongecompliceerd verlopen. Tijdens een controle op 26 juni 2018 geeft klaagster aan dat het goed gaat. Bij onderzoek bleek geen sprake van bijzonderheden. Tijdens een controle op 4 juli 2018 bleek opnieuw geen sprake van bijzonderheden en wordt een controle voor drie maanden later afgesproken. Tijdens een controle op 28 augustus 2018 geeft klaagster aan dat zij zich zorgen maakt over haar neus. De tip is weer bol en rechts is wat dikker dan links. Klaagster is uitgelegd dat zij geduld moet hebben. De neustip is inderdaad wat dikker dan direct na de operatie, maar het verschil tussen rechts en links is nauwelijks te zien. Op 29 oktober 2018 komt klaagster voor een controle en geeft zij aan tevreden te zijn met het resultaat.
Begin februari 2019 wordt klaagster gezien door [arts 1]. Klaagster geeft aan niet helemaal tevreden te zijn met haar neus en de overgang van borst naar buik. Het resultaat is volgens haar niet zoals afgesproken. Tijdens een consult op 14 februari 2019 met [arts 3] geeft klaagster aan ontevreden te zijn met de plooi aan de mediale zijde van met name de rechterborst. Er wordt voorgesteld dit huidoverschot te corrigeren door een excisie van de huidplooi van de rechterborst mediaal uit te voeren in juni 2019. Op 17 juni 2019 is klaagster opnieuw gezien. Haar wens is wat lipofilling mediaal over de rimpels in de prothese heen. Bij onderzoek van de borsten is een palpabele verharding gevoeld, in verband waarmee klaagster is geadviseerd op korte termijn onderzoek te laten doen.
Op 18 juni 2019 is telefonisch contact met klaagster opgenomen vanwege haar bericht dat zij geen onderzoek wenst, waarbij is aangegeven dat klaagster niet zou worden geopereerd als de oorzaak van de verharding niet duidelijk zou zijn. Op 8 juli 2019 heeft een afspraak plaatsgevonden waarbij duidelijk werd dat sprake is van een verdenking op lekkage van de borstprothesen. Om die reden is klaagster een voorstel gedaan tot een kosteloze prothesewissel, waarmee klaagster akkoord is gegaan. De operatie is op 7 augustus 2019 door [arts 3] uitgevoerd en is ongecompliceerd verlopen. Het resultaat is goed. Bij een controle op 11 augustus 2019 is sprake van een na operatie gebruikelijke zwelling in verband waarmee klaagster gerust is gesteld. Op 15 augustus 2019 geeft klaagster aan dat zij aan de zijkanten van de borsten nog steeds stekende pijn heeft, maar zij is niet ziek en heeft geen koorts.
Bij onderzoek bleek geen sprake van bijzonderheden. Op 12 november 2019 is klaagster gezien door de chirurg die ook de operatie heeft uitgevoerd. Klaagster is goed genezen. Zij heeft geen pijn meer maar vindt de onderkant nog steeds niet mooi. Bij onderzoek is nog sprake van een centrale plooi, maar omdat het vanwege het nog in gang zijnde herstel niet mogelijk is om te concluderen dat dit ook het eindresultaat zou zijn, is afgesproken dat klaagster na een jaar zou terugkomen. Op 20 november 2019 en 8 januari 2020 is klaagster gezien door [arts 2], die met betrekking tot de centrale plooi heeft geadviseerd het beloop verder af te wachten en met betrekking tot de onvrede over de neus is besloten tot een behandeling middels Kenacort. Klaagster is uiteindelijk op 1 en 4 augustus 2020 beoordeeld door twee plastisch chirurgen, beiden verbonden aan de zorgaanbieder, in het kader van een second opinion. [Plastisch chirurg 1] durft het niet aan om klaagster aan haar neus te opereren, omdat klaagster de neus langer wil wat niet de gangbare maat is. [Plastisch chirurg 2] geeft aan geen garantie te kunnen geven voor het oplossen van het probleem aan de borsten, te weten de centrale plooi onderaan de borsten.
Na een op 20 juni 2018 uitgevoerde borstoperatie is sprake van een plooi aan de mediale zijde van met name de rechterborst. Op 7 augustus 2019 zijn de protheses van klaagster kosteloos verwisseld, omdat sprake was van een verdenking op lekkages van de protheses. Klaagster is hierop met de zorgaanbieder een behandelingsovereenkomst aangegaan. De uitgevoerde hersteloperatie heeft niet het uiteindelijk beoogde resultaat opgeleverd. Er is sprake van een centrale plooi. De zorgaanbieder heeft klaagster voorafgaand aan de operaties voldoende geïnformeerd en heeft geen garantie gegeven op het beoogde eindresultaat. Zo is klaagster nadrukkelijk gewaarschuwd voor ptosis als gevolg van de keuze van klaagster voor implantaten van 550 cc aan beide kanten. Dat beide borstoperaties niet tot het uiteindelijk beoogde resultaat hebben geleid dit omdat sprake is van een plooivorming, is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat de behandelend arts niet heeft gehandeld overeenkomstig hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam arts mag worden verwacht. Dit klemt temeer daar klaagster voor de operaties uitdrukkelijk op die mogelijkheid is gewezen. Bovendien is klaagster met betrekking tot de centrale plooi geadviseerd het beloop verder af te wachten. Voor wat betreft de neusoperatie is besloten
tot een behandeling middels Kenacort. Niet is gebleken dat dit uiteindelijk niet tot een voor klaagster voldoende resultaat heeft geleid, behalve dan de anamnese door [plastisch chirurg 1] op 1 augustus 2020 waarin wordt vermeld dat klaagster niet tevreden is over de neuscorrectie. Klaagster zelf heeft hierover verder niets meer gesteld.
Naar het oordeel van de commissie zijn de borstoperaties en ook de neusoperatie lege artis uitgevoerd, dat wil zeggen met de nodige zorgvuldigheid op de gebruikelijke medische wijze verricht. Het resultaat van de operaties ligt binnen de daarvoor gehanteerde maatstaven. Niet kan worden gesteld dat de arts niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld. Voorafgaand aan de operaties is klaagster onderzocht. Ook is de nodige nazorg gehanteerd.
Nu niet is komen vast te staan dat de zorgaanbieder toerekenbaar tekort is geschoten in de op haar rustende inspanningsverbintenis, komt niet meer aan de orde de vraag of en zo ja, in welke mate, klaagster schade heeft geleden.
Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht ongegrond verklaren.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond en wijst haar vorderingen af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. J.F.A. van der Werff, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris, op 10 december 2020.