Commissie: Zelfstandige Klinieken
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
117475
De uitspraak:
In het geschil tussen
Mevrouw [naam], wonende te [woonplaats],
(verder te noemen: de cliënte) en A Klinieken, gevestigd te Zevenaar, (verder te noemen: de kliniek).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. Het geschil is ter zitting behandeld op 6 september 2018 te Zwolle. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen voor de zitting. De cliënte heeft ter zitting haar standpunt toegelicht, waarbij zij is bijgestaan door haar gemachtigde mevrouw mr. [naam]. De kliniek heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting zijn standpunt toe te lichten.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de bij de cliënte door de kliniek uitgevoerde borstlift gecombineerd met protheses (hierna: de borstoperatie).
Standpunt van de cliënte
In de kern komt het standpunt van de cliënte – voor zover thans van belang – op het volgende neer.
Op 15 juli 2015 heeft de kliniek, in de persoon van plastisch chirurg de heer dr. Van Onselen, de voornoemde operatie uitgevoerd. Met het resultaat daarvan was en is de cliënte ontevreden. Dit omdat een double-bubble deformiteit zichtbaar was. De cliënte wijst op de beoordeling van dr. [naam tweede plastisch chirurg], waarin cliënte bevestigd ziet dat de behandeling door de kliniek niet goed is uitgevoerd. Er is gekozen voor een verkeerde techniek (peri-areolaire lifting in plaats van reguliere Wise-techniek); daarnaast is de gekozen hechttechniek matig.
Op 15 maart 2016 is de cliënte gezien door de consulente – niet de plastisch chirurg – waarbij deze voorstellen heeft gedaan voor operatieve hersteltechnieken. De cliënte heeft zich vervolgens op 23 februari 2017 voor een second opinion gewend tot dr. [naam tweede plastisch chirurg].
Bij de afspraak op 11 april 2017 met de plastisch chirurg voelde de cliënte zich wederom in haar klachten niet serieus genomen. Zij stelt dat zij een second opinion heeft aangevraagd/gekregen en dat zij in het [naam Ziekenhuis] de hersteloperatie wil laten uitvoeren, nu zij geen vertrouwen meer heeft in de kliniek.
Zij heeft bij brief van 24 april 2017 gevraagd om inzicht in de klachtenprocedure, (nogmaals) om toezending van haar medisch dossier en terugbetaling van het voor de operatie betaalde bedrag van
€ 6.000,– verzocht.
Op 17 mei 2017 heeft zij een digitaal klachtenformulier verstuurd. Bij brief van 29 mei 2017 heeft zij haar klacht aangetekend verzonden. Zij heeft niet gehoord of haar klacht door de directie van de kliniek is ontvangen en in behandeling is genomen.
Daarnaast heeft de cliënte haar medisch dossier meerdere malen opgevraagd, voor het eerst schriftelijk op 22 december 2016, en heeft zij dit pas na juridische inmenging ontvangen op 13 december 2017.
Bovendien is het medisch dossier niet compleet. Hieruit blijkt namelijk niet waarom voor de gebruikte operatie- en hersteltechniek is gekozen en welk lichamelijk onderzoek daaraan ten grondslag ligt. Daarnaast blijkt niets over het consult van 20 oktober 2015 en missen postoperatieve foto’s van de rechterzijde.
Tijdens de zitting heeft de cliënte herhaald dat zij een hersteloperatie zal laten uitvoeren. Hier maakt ze zich ook zorgen over en dat zou niet nodig zijn geweest als de operatie in één keer goed was uitgevoerd.
Bij het indienen van haar klacht heeft de cliënte gevorderd dat de commissie haar een schadevergoeding van € 6.000,– toekent. Dit bedrag komt overeen met de in rekening gebrachte kosten van de behandeling. Bij brief van 30 augustus 2018 heeft de cliënte een overzicht toegestuurd van de, zoals haar gemachtigde schrijft, tot nu toe voorzienbare schade. Dit komt neer op een bedrag van € 7.569,44. De gemachtigde benadrukt dat het overzicht onvolledig is, aangezien de meeste schadeposten ook afhankelijk zijn van het verloop van het herstel na een hersteloperatie.
Standpunt van de kliniek
De kliniek heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt aan de commissie kenbaar te maken.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van de beschikbare stukken en het door de cliënte gestelde overweegt de commissie het volgende.
De overeenkomst die partijen met elkaar hebben gesloten, kwalificeert als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek. De cliënte is van mening dat de uitvoering van die overeenkomst door de kliniek niet tot het door haar beoogde resultaat heeft geleid. Zij houdt de kliniek hiervoor aansprakelijk.
Voor aansprakelijkheid van de kliniek is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de kliniek tekort is geschoten in de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. De tekortkoming moet aan de kliniek kunnen worden verweten en de cliënte moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de kliniek bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de kliniek die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verbintenis die voor een hulpverlener voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverbintenis, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverbintenis, waarbij de hulpverlener zich verbindt zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie is van oordeel dat de kliniek toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van de overeenkomst. De kliniek (de behandelend plastisch chirurg) heeft bij de borstoperatie gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die in vergelijkbare omstandigheden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. De commissie heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Allereerst is de intake ten onrechte niet uitgevoerd door (of onder supervisie van) de plastisch chirurg. Pas dan kan een juiste indicatie worden gesteld. De commissie kan niet uitsluiten dat dit mogelijk het resultaat van de operatie (nadelig) heeft beïnvloed.
De kliniek heeft daarbij de stelling van de cliënte dat de operatie niet correct is uitgevoerd, niet weersproken. Dr. [naam tweede plastisch chirurg] stelt daarenboven als conclusie in zijn brief van 23 februari 2017: “Status na een, op zijn zachtst gezegd matige, mammalifting plus augmentatie. Wat opvalt is dat er gekozen is voor peri-areolaire lifting, waarbij overigens ook voor een wat matige hecht-techniek gekozen is, terwijl duidelijk is dat e.e.a. via een reguliere Wise-techniek zou dienen te geschieden. Er bestaat een reële indicatie tot re-do mammalifting, nu volgens Wise techniek om de situatie nog enigszins te redden.” De commissie acht dan ook, het vorenstaande in aanmerking genomen, aannemelijk geworden dat de kliniek bij de operatie van de cliënte een verkeerde techniek heeft gebruikt.
Wat betreft de door de cliënte gevorderde schadevergoeding overweegt de commissie het volgende. Nu de kliniek tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenis jegens de cliënte en daarvoor aansprakelijk is, dient de kliniek de door de cliënte daardoor geleden materiële en immateriële schade te vergoeden.
Wat betreft de omvang van de door haar geleden schade heeft de cliënte in eerste instantie een bedrag van € 6.000,– gevorderd, waarna zij haar eis kort voor de zitting heeft vermeerderd. Nu de kliniek niet is verschenen, kan de commissie, wanneer zij een bedrag aan schadevergoeding vaststelt, in ieder geval geen hoger bedrag dan een bedrag van € 6.000,– toekennen. Artikel 130 Burgerlijke rechtsvordering bepaalt dat een vermeerdering van eis tegen een partij die niet in het geding is verschenen, uitgesloten is. Deze bepaling acht de commissie van overeenkomstige toepassing op deze bindend advies zaak.
Thans dienen de diverse schadeposten van de cliënte te worden beoordeeld.
De cliënte heeft vergoeding van de betaalde kosten van de borstoperatie ten bedrage van € 6.000,– gevorderd. Zij wenst een hersteloperatie elders te laten uitvoeren, nu zij geen vertrouwen meer heeft in de kliniek, hetgeen de commissie begrijpelijk voorkomt. De cliënte heeft een factuur ontvangen d.d. 9 mei 2017 van het [naam Ziekenhuis in [plaats ziekenhuis] voor de door haar gewenste hersteloperatie. Deze factuur komt op een bedrag van € 4.250,–. De commissie ziet geen aanleiding een hogere vergoeding voor de hersteloperatie toe te kennen. Nu de hoogte van dit bedrag voorts niet door de kliniek is weersproken, komt dit bedrag voor vergoeding in aanmerking.
Daarnaast wenst de cliënte een vergoeding van de reiskosten second opinion ten bedrage van
€ 105,04 en vergoeding voor de reiskosten voor de (herstel)operatie en controles ten bedrage van
€ 374,40. De commissie acht voldoende aannemelijk dat de cliënte deze reiskosten heeft gemaakt respectievelijk zal maken ten gevolge van de onzorgvuldig uitgevoerde borstoperatie. Nu de hoogte van deze bedragen voorts niet door de kliniek is weersproken, komen deze bedragen voor vergoeding in aanmerking.
Dat de cliënte voorts fysiek en psychisch heeft geleden ten gevolge van de onzorgvuldig uitgevoerde borstoperatie, neemt de commissie aan. De commissie kan zich voorstellen dat de gebrekkige communicatie/inadequate reactie(s) vanuit de kliniek tevens heeft bijgedragen aan het leed van de cliënte. Aldus ligt een vergoeding van immateriële schade in de rede. De commissie ziet aanleiding deze schade in redelijkheid en billijkheid te bepalen op een bedrag van € 500,–, ervan uitgaande dat de nadelige gevolgen van de operatie volledig worden verholpen door de hersteloperatie.
De commissie ziet evenwel geen aanleiding voor een schadevergoeding vanwege extra benodigde huishoudelijke hulp. Deze post ziet op de ingeschatte hulp na de hersteloperatie en het is naar het oordeel van de commissie onvoldoende zeker dat deze kosten gemaakt moeten worden en dat deze ook toe te rekenen zijn aan de oorspronkelijke fout van de kliniek.
Uit bovenstaande volgt derhalve een totaal bedrag aan schade – voor zover deze op dit moment is vast te stellen – van € 5.229,80.
De commissie overweegt verder als volgt. Uit de door de cliënte geschetste situatie, welke door de kliniek niet is weersproken, en de overgelegde stukken is het de commissie gebleken dat de interne klachtenprocedure niet op orde is dan wel niet is gevolgd. Bij behoorlijke zorgverlening hoort tenslotte ook een goed functionerende interne klachtenregeling. De kliniek dient een schriftelijke regeling te hebben voor een effectieve en laagdrempelige opvang en afhandeling van klachten. Die regeling dient op een daarvoor geschikte wijze onder de aandacht van de cliënten te worden gebracht. Wanneer een klacht is ingediend, dient die klacht zorgvuldig te worden onderzocht en de procedure gericht te zijn op het bereiken van een voor partijen bevredigende oplossing. De cliënten dienen daarnaast op de hoogte te worden gehouden van de voortgang van de behandeling van de klacht. Dit alles ontbreekt bij de kliniek, zo komt het de commissie voor.
Ook acht de commissie het onzorgvuldig dat de cliënte bijna anderhalf jaar heeft moeten wachten op toezending van haar medisch dossier. Ook wat dat betreft is de klacht van de cliënte gegrond. Gesteld en niet weersproken is voorts dat het toegezonden medisch dossier onvolledig is. Nu de commissie voorts niet heeft geconstateerd dat dit anders is, is ook deze klacht van de cliënte gegrond.
De commissie concludeert dan ook dat de klachten van de cliënte gegrond dienen te worden verklaard voor zover deze zien op de behandelingsovereenkomst, klachtafhandeling en de late toezending van het – bovendien onvolledige – medisch dossier. Gezien het vorenstaande zal de commissie bepalen dat de kliniek aansprakelijk is en aan de cliënte dient te vergoeden een bedrag van € 5.229,80.
Ingevolge het reglement van de commissie dient de kliniek aan de cliënte ook het door haar betaalde klachtengeld van € 52,50 te vergoeden.
Verder merkt de commissie op dat zij het betreurt dat de kliniek tegen wie de klachten zijn gericht, niet ter zitting aanwezig was om zijn zienswijze te vermelden en toe te lichten.
Derhalve beslist de commissie als volgt.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klachten gegrond;
– bepaalt dat de kliniek aan de cliënte een vergoeding dient te betalen van € 5.229,80. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de kliniek bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies;
– bepaalt dat de kliniek overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 dient te vergoeden aan de cliënt ter zake van het klachtengeld. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de kliniek bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies;
– wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist op 6 september 2018 door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken.