Blind worden aan één oog niet gevolg van uitgevoerde staaroperatie

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 66656/93479

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënte is bij de zorgaanbieder geopereerd aan staar en is na de operatie blind geworden aan één oog. Volgens de cliënte kwam zij bij de zorgaanbieder vanwege een second opinion bij een gespecialiseerde oogarts, maar kreeg zij alleen een arts-assistent te spreken. Daarnaast is zij onvoldoende gewezen op de risico’s van de operatie, die, vanwege een glaucoom, voor haar groter waren dan normaal. Ook heeft de oogarts geen toestemming gevraagd om artsen in opleiding mee te laten kijken tijdens de operatie. Volgens de zorgaanbieder is de operatie zorgvuldig en goed uitgevoerd. De commissie oordeelt dat de operatie zorgvuldig en goed is uitgevoerd. De cliënte heeft gekozen voor een opleidingsziekenhuis waarbij hoort dat een patiënt gezien kan worden door een arts in opleiding. De uiteindelijke beslissing over de operatie en de uitvoering daarvan is door de gespecialiseerd arts gedaan. Daarnaast is het aannemelijk dat de risico’s besproken zijn en heeft de cliënte het formulier ondertekend. Voor het meekijken van artsen in opleiding hoefde geen toestemming gevraagd te worden omdat de arts zelf de operatie uitvoerde. Verder was de cliënte zonder deze operatie ook blind geworden aan haar linker oog. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen

[Cliënte], wonende te [woonplaats]

en

Stichting Radboud universitair medisch centrum, gevestigd te Nijmegen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2021 te Utrecht.

Cliënte werd ter zitting vergezeld door [naam].

De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam], oogspecialist en [naam], gezondheidszorg jurist.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het resultaat van een staaroperatie en gebrek aan informed consent.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte is sinds jaren onder behandeling bij de [oogafdeling van ander ziekenhuis] in verband met glaucoom aan haar linkeroog. In november 2018 werd cliënte geadviseerd om een staaroperatie te laten uitvoeren. Omdat de oogartsen in het ziekenhuis tegengesteld adviseerden over deze operatie, is cliënte op haar verzoek doorverwezen naar de zorgaanbieder voor een second opinion.

Cliënte houdt de zorgaanbieder verantwoordelijk voor de volgende punten:

Klacht 1. Op 1 april 2019 heeft cliënte met een arts-assistent haar second opinion gesprek gevoerd, terwijl zij juist naar de zorgaanbieder was verwezen voor de opinie van de oogspecialist zijnde een oogarts;

Klacht 2: Pas op aandringen van cliënte heeft de arts-assistent de oogarts geraadpleegd, die op basis van onderzoek van 30 seconden haar heeft meegedeeld dat zij de staaroperatie moest ondergaan. Niemand heeft cliënte expliciet gewezen op de gevaren en de verhoogde risico’s van deze ”standaardoperatie” voor cliënte vanwege glaucoom aan haar linkeroog. Als zij van tevoren deze risico’s had geweten, had cliënte ervoor gekozen om de operatie niet te laten uitvoeren. De arts-assistent heeft verteld dat het na de operatie allemaal goed zou komen en dat cliënte nog wel even moest ondertekenen dat zij toestemming gaf voor de operatie anders mocht deze niet plaatsvinden.

Klacht 3: Toen cliënte werd geopereerd op 17 juni 2019, is haar geen toestemming gevraagd dat de oogarts de operatie zou uitvoeren met twee jonge artsen in opleiding als toeschouwers terwijl op pagina 2 van de uit 6 pagina’s bestaande folder van de zorgaanbieder, die zij bij haar eerste bezoek op 1 april 2019 ontving, in verband met toekomstige operatie, de volgende zin staat: “Radboud is een opleidingsziekenhuis. (….) Het kan zijn dat een oogarts in opleiding, samen met een oogarts, opereert en de operatie onder zijn/haar supervisie uitvoert. We vragen hiervoor vooraf altijd uw toestemming”.

Klacht 4: Cliënte is niet tevreden met het resultaat van deze operatie: zij heeft vrij snel na de operatie veel pijnklachten gekregen en een lange tijd een infectie gehad in haar linkeroog. Cliënte is nu aan haar linkeroog volledig blind geraakt. Vanwege de extra belasting op haar rechteroog heeft cliënte last van hoofdpijn en recentelijk epilepsieaanvallen. Voor de operatie, zelfs met zich ontwikkelende glaucoom aan het linkeroog, kon zij nog goed zien met haar linkeroog.

Cliënte vordert van de zorgaanbieder een schadevergoeding voor het verlies van haar oog tussen de € 10.000,– en € 15.000,–.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Bij brief van 12 december 2018 is cliënte vanuit [ander ziekenhuis] naar de zorgaanbieder verwezen vanwege een second opinion wegens de verhoogde risico’s inzake een cataractoperatie. Op 1 april 2019 is tijdens het eerste polibezoek op de afdeling Oogheelkunde een anamnese afgenomen, een oogheelkundig onderzoek uitgevoerd en is na een informed consent besloten tot een cataractoperatie. Op 17 juni 2019 heeft de operatie plaatsgevonden. De nacontroles vonden plaats in het [andere ziekenhuis] en cliënte is ook tweemaal op 9 juli 2019 en 18 juli 2019 op afdeling Oogheelkunde van de zorgaanbieder gezien in verband met klachten over minder zicht.

Door de zorgaanbieder wordt niet ontkend dat de operatie niet het gewenste resultaat heeft gehad. Het doel en de verwachting van de operatie was het verbeteren van het zicht en dat is helaas niet gelukt. Dit betekent niet dat de zorgaanbieder schadeplichtig is. Bij de oogoperatie zoals uitgevoerd bij cliënte is sprake van een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting. Alhoewel het beoogde resultaat van de operatieve ingreep niet is bereikt, is geen sprake geweest van onzorgvuldig handelen aan de zijde van de behandelend oogarts.

Klachten:
Klachten 1 en 2: De zorgaanbieder is een opleidingsziekenhuis. Dat betekent dat er binnen het ziekenhuis arts-assistenten in opleiding (aios) tot specialist werkzaam zijn. Zij werken, afhankelijk van hun opleidingsjaar, zelfstandig, maar altijd onder supervisie van een staflid. Tijdens het eerste polibezoek op 1 april 2019 is onderzoek bij cliënte uitgevoerd door een aios oogarts. Het uitvoeren van dit polibezoek behoort tot de bevoegdheden en bekwaamheden van die aios. Voor de beslissing inzake de cataractoperatie heeft de aios supervisie gevraagd van een staflid. De zorgaanbieder is van mening dat op dit punt geen sprake is van onzorgvuldigheden.
Informed consent: Blijkens de verwijsbrief en de anamnese tijdens het polibezoek op 1 april 2019 was reeds voorafgaand aan de operatie sprake van zichtproblemen en slechte visus. In de conclusie van het polibezoek op 1 april 2019 wordt gesproken over “glaucomateuze gezichtsvelduitval”. Ten aanzien van de risico’s verbonden aan de operatie blijkt uit de verwijsbrief van 12 december 2018 dat juist de aanwezigheid van glaucoom en de daaraan verbonden risico’s aanleiding waren voor de second opinion. In het medisch dossier van het [andere ziekenhuis] staat hierover genoteerd: “Wel iets verhoogd risico in verband met glaucoom” en: “Patiënte wenst; gezien de verhoogde risico’s (…) geopereerd te worden in het Radboud-umc”. Ook uit de verslaglegging van het polibezoek van 1 april 2019 blijkt dat met cliënte is gesproken over de risico’s verbonden aan de operatie. In het medisch dossier van de zorgaanbieder staat hierover genoteerd: “Risico’s besproken (itis, bloeding, CME (cystoid macula syndroom), achterste kapseldefect, dropped nucleus, ablatio retinoe)”. Na deze uitgebreide informatievoorziening heeft cliënte blijkens het medisch dossier aangegeven de informatie te begrijpen en akkoord te gaan met de voorgestelde ingreep, te weten een staaroperatie: “Patiënte heeft informatie begrepen en gaat akkoord met ingreep”. Uit de dossieraantekeningen blijkt ook dat gesproken is over mogelijke alternatieven (“torische of multifocale IOL”) en dat ook de vooruitzichten zijn benoemd als gekozen zou worden de operatie niet uit te voeren (“een langzame verdere achteruitgang van de visus”). De stelling van cliënte dat niet gesproken is over het verhoogde risico in verband met glaucoom en de risico’s verbonden aan de operatie en de alternatieven wordt niet onderschreven. Uit de dossieraantekeningen blijkt dat deze risico’s wel zijn besproken en dat cliënte heeft ingestemd met de ingreep.

Klacht 3: De operatie op 17 juni 2019 is uitgevoerd door een staflid oogheelkunde. Bij de operatie waren twee aios oogheelkunde aanwezig, maar deze hebben alleen meegekeken en geen operatieve handelingen verricht. Het was dus in deze situatie niet nodig toestemming te vragen. In de brief van 29 november 2019 beschrijft cliënte dat de oogarts tijdens de operatie bezig was met uitleg aan de artsen in opleiding en zij verbindt hieraan de conclusie dat de arts niet al zijn aandacht besteedde aan de chirurgische ingreep. De zorgaanbieder betwist dit. De operatie is technisch volledig lege artis uitgevoerd. Het operatieverslag alsmede de beeldopname van de operatie bevestigen dit ook.

Klacht 4: Na de operatie is geen achteruitgang van de visus opgetreden maar de visus is ook niet verbeterd, hetgeen wel het beoogde resultaat van de operatie was. Cliënte had preoperatief een visus van 1/60 en postoperatief was de visus nog steeds 1/60. Echter, sinds de operatie klaagde cliënte over toename van de reeds voor de operatie aanwezige centrale uitval. Voor deze (ervaren) toename van de centrale uitval kunnen redelijkerwijs twee mogelijke oorzaken worden genoemd. De eerste mogelijkheid is dat door de staaroperatie, waarbij de door staar vertroebelde ooglens is verwijderd, de reeds preoperatief bestaande centrale gezichtsuitval beter zichtbaar voor cliënte is geworden en daardoor als meer hinderlijk wordt ervaren. De tweede mogelijkheid is dat de (ervaren) toename van het gezichtsverlies het gevolg is van de oogdrukstijging c.q. oogdrukschommelingen die onvermijdelijk optreden rondom een staaroperatie. Deze oogdrukschommelingen kunnen een reeds door glaucoom beschadigde oogzenuw extra schade toebrengen. Deze oogdruk schommelingen hebben zich ook bij cliënte voorgedaan, waarbij ook haar inconsistente medicatiegebruik een rol kan hebben gespeeld.
De operatie is lege artis uitgevoerd. Tijdens de operatie zijn geen tekortkomingen opgetreden die de gestelde schade van cliënte tot gevolg hebben gehad. Daarbij merkt de zorgaanbieder op dat in de medische stukken niets staat vermeld over een infectie die na de operatie zou zijn ontstaan in het linkeroog.

De zorgaanbieder wijst alle aansprakelijkheid af en verzoekt in het verlengde daarvan ook de financiële vordering af te wijzen.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt op grond van het over en weer gestelde en de door partijen overgelegde stukken het volgende.

Cliënte houdt het ziekenhuis aansprakelijk voor het verlies van het zicht in haar linkeroog na een uitgevoerde staaroperatie en het gebrek aan informed consent.

Voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor het ziekenhuis uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet het ziekenhuis bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat het ziekenhuis die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval het ziekenhuis) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

Cliënte heeft vier klachten aan de commissie voorgelegd.

Klachten 1 en 2: Cliënte heeft gesteld dat zij verwachte dat zij naar aanleiding van haar verzoek om een second opinion zou worden gezien door een oogspecialist. In plaats daarvan werd de anamnese afgenomen door een aios.
De commissie overweegt dat cliënte heeft gekozen voor een onderzoek in een opleidingsziekenhuis. Dit betekent dat zij ook wordt gezien door een aios. Ter zitting is voor de commissie voldoende komen vast te staan dat de uiteindelijke beslissing of een operatie zou kunnen worden uitgevoerd is genomen door de supervisor, zijnde een specialist, een oogarts, en juist gespecialiseerd op glaucoom en staar. Deze heeft de ingreep ook uitgevoerd.
Cliënte heeft gesteld dat zij niet op de risico’s van de operatie is gewezen. De commissie acht dit zeer onwaarschijnlijk. Cliënte was al langdurig onder behandeling van een oogspecialist in verband met glaucoom. Ter zitting is komen vast te staan dat cliënte al meerdere jaren last had van staar maar dat de arts de staaroperatie had uitgesteld vanwege een verhoogd risico dat cliënte zou lopen vanwege haar aandoening. Cliënte heeft er zelf voor gekozen om, vanwege de aanwezigheid van een glaucoom die zou kunnen zorgen voor complicaties na een operatie, een second opinion te vragen aan de zorgaanbieder juist vanwege zijn specialisme op het terrein van glaucoom en cataract. De commissie ontkomt dan niet aan het oordeel dat juist die mogelijke complicatie moet zijn besproken door de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft naar het oordeel van de commissie daarom voldoende aannemelijk gemaakt dat met cliënte vooraf de risico’s zijn besproken. Daarnaast heeft cliënte het informed consent ondertekend.
De commissie verklaart de klachten 1 en 2 ongegrond.

Klacht 3: Cliënte stelt dat zij geen toestemming heeft gegeven dat bij de operatie twee artsen in opleiding aanwezig waren. Volgens cliënte was de oogarts tijdens de operatie meer bezig met het geven van uitleg aan de artsen in plaats van al zijn aandacht te besteden aan de chirurgische ingreep.
De commissie is van oordeel dat de arts aan cliënte geen toestemming hoefde te vragen, immers de operatie werd door hem zelf uitgevoerd. Dat daarbij de aios als toeschouwer aanwezig waren is evident. De zorgaanbieder is immers een opleidingsziekenhuis. Cliënte stelt ook niet dat de aios tijdens de operatie medische handelingen hebben verricht.
Dat de arts minder aandacht zou hebben besteed aan de operatie komt de commissie zeer onaannemelijk voor nu de arts op dat moment juist de artsen in opleiding instrueerde hoe een dergelijke operatie lege artis moet worden uitgevoerd.
De commissie verklaart deze klacht ongegrond.

Klacht 4: Cliënte is niet tevreden met het resultaat.
Naar het oordeel van de commissie is de staaroperatie lege artis uitgevoerd. Alhoewel het beoogde resultaat van de operatieve ingreep niet is bereikt, is geen sprake geweest van onzorgvuldig handelen aan de zijde van de behandelend oogarts.

Cliënte heeft gesteld dat zij voor de operatie nog alles kon zien met haar linkeroog. De commissie twijfelt aan deze stelling van cliënte. Ter zitting heeft de commissie vastgesteld dat het glaucoom in het linkeroog van cliënte in het eindstadium was. Haar zicht zou alleen maar verslechteren. De oogarts heeft gesteld dat met de staaroperatie is geprobeerd om het weinige zicht dat cliënte nog had enigszins te verbeteren door de vertroebelde lens te vervangen.

Uit de metingen staat vast dat cliënte preoperatief een visus van 1/60 had en postoperatief eveneens een visus van 1/60 had. Objectief gezien is er na de operatie dus geen verslechtering opgetreden.
De oogarts heeft ter zitting uitgelegd dat na de staaroperatie, doordat de troebele lens is vervangen, de reeds preoperatief bestaande centrale gezichtsuitval voor cliënte beter zichtbaar is geworden en zij de gezichtsuitval als meer hinderlijk is gaan ervaren. De (ervaren) toename van gezichtsverlies kan ook het gevolg zijn van de oogdrukstijging c.q. oogdrukschommelingen die onvermijdelijk optreden rondom een staaroperatie. Deze oogdrukschommelingen kunnen een reeds door glaucoom beschadigde oogzenuw extra schade toebrengen. Om dit te voorkomen is het noodzakelijk dat de oogdruppels die na de operatie zijn voorgeschreven gedisciplineerd worden toegediend. De commissie volgt deze uitleg van de oogarts en maakt dit tot de hare.
Uit het overgelegde medisch dossier maakt de commissie voorts op dat cliënte ook direct na de ingreep niet altijd therapietrouw is geweest en de voorgeschreven oogdruppels op bepaalde momenten niet op de juiste wijze zichzelf heeft toegediend. Hierdoor zijn naar alle waarschijnlijkheid de oogdrukschommelingen verergerd. Tenslotte merkt de commissie op dat haar ambtshalve bekend is dat een vergevorderde glaucoom onomkeerbaar is en uiteindelijk altijd zal leiden tot verlies van het zicht. Zonder de staaroperatie had cliënte het zicht in haar linkeroog ook verloren.

Conclusie.
De commissie is van oordeel dat de staaroperatie lege artis is uitgevoerd en de betrokken oogarts geen onzorgvuldig handelen kan worden verweten. Van een toerekenbare tekortkoming ter zake van de informatieverstrekking in zijn geheel door de zorgaanbieder is, zoals hiervoor is overwogen, evenmin sprake.

De commissie verklaart alle klachten ongegrond.

Vordering tot schadevergoeding:
Voor aanspraak op een schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de zorgovereenkomst. Nu hiervan niet is gebleken wijst de commissie de vordering af.

Op grond van het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klachten van cliënte ongegrond en wijst haar vordering af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. H.M.A. Brink, de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 22 november 2021.