Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
110889
De uitspraak:
In het geschil tussen:
[Cliënte], wonende te [plaats] en Stichting Zaans Medisch Centrum, gevestigd te Zaandam.Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 30 november 2017 te Amsterdam. Beide partijen zijn ter zitting verschenen. Cliënte werd bijgestaan door haar ouders. De gemachtigde van cliënte is niet verschenen. Namens het ziekenhuis waren aanwezig [naam klachtenfunctionaris] en [naam medewerker]. Partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een aantal medische ingrepen dat volgens cliënte op onjuiste wijze is uitgevoerd.
Standpunt van cliënte
Het standpunt van cliënte luidt in hoofdzaak als volgt.
Cliënte is een aantal keren behandeld in verband met een ontstoken sinus pilonidalis. In november 2014 heeft zij een (eerste) spoedoperatie ondergaan. Omdat de wond niet goed genas, is cliënte op 24 februari 2015 opnieuw behandeld. In verband met een teveel aan weefselvorming (hypergranulatieweefsel) is bij cliënte in juli 2015 opnieuw een medische ingreep uitgevoerd. Vanwege de slechte genezing en de pijn, is cliënte voor een second opinion op 7 september 2015 te rade gegaan bij het VUMC. Daar is vastgesteld dat de eerdere operaties niet goed zijn uitgevoerd, aldus cliënte.
De arts trof nog twee evidente resten van de sinus pilonidalis in de open wond aan met daarbij een actieve ontsteking. Cliënte is toen wederom geopereerd. In verband met onvoldoende genezing van de wond heeft cliënte in Turkije opnieuw een behandeling, dit keer met behulp van methyleenblauw, ondergaan.
Cliënte stelt dat de medische ingrepen in het ziekenhuis niet op een professionele en zorgvuldige wijze zijn uitgevoerd. Na de operaties is het probleem blijven bestaan doordat niet al het geïnfecteerde weefsel is weggehaald. Dit had voorkomen kunnen worden door in de eerste, dan wel de tweede, operatie al gebruik te maken van gekleurde vloeistof om het besmette weefsel aan te merken, zoals dat uiteindelijk in Turkije met goed resultaat is gedaan.
Cliënte stelt het ziekenhuis aansprakelijk voor de schade die zij als gevolg van de op onjuiste wijze uitgevoerde ingrepen heeft geleden: gederfde inkomsten, kosten voor medische behandeling in Turkije, reiskosten, studievertraging van één jaar.
Ter zitting heeft cliënte haar standpunt nader toegelicht. Cliënte is na de derde medische ingreep in het ziekenhuis voor een second opinion naar het VUMC gegaan. De arts heeft nog geïnfecteerd weefsel aangetroffen. Dit is uiteindelijk in het Amstelland ziekenhuis verwijderd. De operatie is daar wel goed uitgevoerd alleen genas de wond niet goed, waarschijnlijk omdat de hechtingen niet wasbaar waren. Zij is toen naar Turkije gegaan. Daar is zij opnieuw behandeld volgens een andere methode, waarbij het ontstoken gebied met methyleenblauw gemarkeerd werd. De arts heeft de wond gedurende een aantal weken na de operatie verzorgd. Nu is het probleem verholpen.
Op 12 november 2016 heeft cliënte aan het ziekenhuis, ter attentie van de klachtenfunctionaris, een klachtbrief geschreven. Zij heeft nooit een antwoord op haar brief ontvangen.
Tot slot heeft cliënte zich, naast haar klacht over de op onjuiste wijze uitgevoerde medische ingrepen, ter zitting ook beklaagd over het feit dat zij bij elk bezoek aan de polikliniek een andere arts kreeg toegewezen ondanks haar uitdrukkelijk verzoek om door slechts één arts te worden behandeld. Voorts is haar vader, die bij elk doktersconsult aanwezig was, onvoldoende geïnformeerd over de gebruikte technieken bij de ingrepen en is hij door de arts niet op de hoogte gesteld van de voor- en nadelen van de verschillende behandelmethodes, zodat de keuzemogelijkheid cliënte en haar vader in feite is ontnomen.
Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de brief van 7 november 2017. Het verweer van het ziekenhuis luidt in hoofdzaak als volgt.
De aandoening sinus pilonidalis is een bekende en vaak recidiverende aandoening. Gezien de leeftijd van cliënte is als eerste spoedbehandeling ervoor gekozen om het abces open te leggen, het ontstoken gebied te verwijderen en de wond te draineren. Een ruimere incisie in besmet terrein was op dat moment geen goede optie vanwege de grote kans op wondinfectie en gestoorde wondgenezing. Beperkte excisie van de afwijking geeft een snellere wondgenezing maar meer kans op recidief. Een ruime excisie van de afwijking geeft minder kans op recidief maar een veel langduriger wondgezing. Het is dus kiezen uit twee kwaden en het blijft een dilemma hoe uitgebreid je een dergelijke ingreep uitvoert. In het acute stadium met een abces is alleen drainage met secundaire wondgenezing verantwoord.
Het ziekenhuis stelt dat er geen sprake is geweest van het onvoldoende verwijderen van weefsel in februari 2015.
Ter zitting heeft de klachtenfunctionaris, voor zover mogelijk nu de behandelend arts – met voorafgaande kennisgeving – niet aanwezig kon zijn, het standpunt nader toegelicht.
Zoals in de folders, die ook via de website zijn te raadplegen, is aangegeven, is het in de praktijk bijna onmogelijk om telkens een consult bij dezelfde arts te krijgen gezien de dienstenroosters.
De klachtbrief van cliënte is helaas niet bij de klachtenfunctionaris terecht gekomen. Waarschijnlijk is de brief opgevat als een claim en rechtstreeks naar de verzekeraar gestuurd. De klachtenfunctionaris betreurt de gang van zaken en had graag voorafgaande aan deze procedure een gesprek met cliënte en haar ouders gevoerd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen door hen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, het volgende overwogen.
Naast de (hoofd)klacht zoals cliënte die in haar klaagschrift heeft neergelegd, heeft cliënte zich ter zitting nog over twee andere punten beklaagd, te weten 1) het gebrek aan informatieverstrekking door de arts aan haar vader over de verschillende technieken die bij de ingrepen zouden kunnen worden gebruikt en de voor- en nadelen die de verschillende technieken met zich brengen, en 2) dat ondanks haar duidelijke verzoek om een vaste behandelaar, zij bij elk consult telkens een andere arts te zien kreeg.
De commissie overweegt dat zij zich over deze twee nieuwe klachten, die cliënte pas voor het eerst ter zitting heeft geformuleerd, zal onthouden van een oordeel, daar deze klachten niet eerst aan het ziekenhuis zijn voorgelegd en het ziekenhuis hierop nog niet inhoudelijk heeft kunnen reageren, laat staan dat deze door een (interne) klachtencommissie zijn beoordeeld.
Wel merkt de commissie hierbij op dat namens het ziekenhuis ter zitting is aangegeven het te betreuren dat er geen voorafgaand gesprek over de (hoofd)klacht met cliënte heeft plaatsgevonden, nu de klachtbrief van cliënte onverhoopt niet bij de klachtenfunctionaris is terecht gekomen. Ook de commissie acht een dergelijke gang van zaken betreurenswaardig en gaat er vanuit dat klachten over het ziekenhuis voortaan binnen het ziekenhuis ook daadwerkelijk als klacht worden aangemerkt en de daarvoor ontworpen route bewandelen. Het ziekenhuis heeft zich ter zitting bereid verklaard met cliënte alsnog een nader gesprek te voeren. De commissie geeft partijen hierbij in overweging deze twee ter zitting opgeworpen klachten eveneens in dat gesprek te betrekken.
Met betrekking tot de (hoofd)klacht overweegt de commissie als volgt.
De cliënte en het ziekenhuis hebben met elkaar een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gesloten. Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek.
Cliënte houdt het ziekenhuis aansprakelijk voor de door haar geleden schade en pijn als gevolg van de behandeling door de gastro-enterologisch chirurg van het ziekenhuis. Voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor het ziekenhuis uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënte moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet het ziekenhuis bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat het ziekenhuis die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval het ziekenhuis) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
Cliënte heeft het ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de op onjuiste wijze uitgevoerde medische ingrepen die zij heeft ondergaan in november 2014, februari 2015 en juli 2015.
Cliënte is van oordeel dat het ziekenhuis onprofessioneel en onzorgvuldig heeft gehandeld bij de behandeling van de aandoening sinus pilonidalis. Volgens haar heeft het ziekenhuis de verkeerde operatietechniek toegepast waardoor ontstekingsweefsel in de wond is achtergebleven dat ervoor heeft gezorgd dat de aandoening telkens terugkwam en de wond niet heeft kunnen genezen. De arts had bij de medische ingrepen methyleenblauwe kleurstof moeten gebruiken om de uitgebreidheid van de ontsteking beter in kaart te brengen en dan al dit weefsel weg moeten halen. Dan waren de andere ingrepen niet meer nodig geweest. Cliënte heeft gedurende lange tijd erg veel pijn geleden.
Het ziekenhuis heeft zich op het standpunt gesteld dat er verschillende operatietechnieken bij de be-handeling van sinus pilonidalis mogelijk zijn die elk zowel voor- als nadelen hebben. Gezien de leeftijd van cliënte is in november 2014 besloten voor een beperkte excisie vanwege de snellere wondgenezing. In februari 2015 is cliënte opnieuw behandeld en is een iets ruimere incisie over een lengte van 6 centimeter gemaakt. Een nog ruimere excisie, al dan niet met behulp van de kleurstof methyleenblauw was, gezien de leeftijd van cliënte op dat moment, medisch gezien niet de juiste optie vanwege de grote kans op wondinfectie en de langdurige wondgenezing. Vanwege hypergranulatie (teveel aan weefselvorming) is er in juli 2015 voor gekozen om een teveel aan weefsel weg te halen om zo de wondgenezing te bevorderen.
De commissie is van oordeel, gelet op het verhandelde ter zitting en de overgelegde stukken, dat niet kan worden geoordeeld dat de arts in deze niet de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Niet is komen vast te staan dat de behandelend arts zich onvoldoende heeft ingespannen met betrekking tot de medische behandelingen of bij die inspanning een fout heeft gemaakt.
Daarbij neemt de commissie in aanmerking dat een aandoening als sinus pilonidalis naar zijn aard recidiverend is. Ondanks het operatief verwijderen van weefsel blijft de kans bestaan dat de aandoening weer terug komt. De behandelend arts heeft een inspanningsverplichting om de aandoening zo goed mogelijk te behandelen. Dit is echter geen resultaatsverplichting.
Naar het oordeel van de commissie heeft de arts bij de verschillende medische ingrepen verschillende (operatie)technieken toegepast die – gezien de leeftijd van cliënte op dat moment – in zijn algemeenheid gebruikelijk zijn voor deze aandoening. Hierbij merkt de commissie nog op dat er nu eenmaal meerdere technieken mogelijk zijn die elk hun eigen voor- en nadelen hebben. Niet is komen vast te staan dat de betreffende arts de door hem gekozen techniek niet had mogen kiezen. Naar het oordeel van de commissie heeft de arts gehandeld conform de voor hem geldende professionele standaard.
De commissie is op grond van hetgeen zij hiervoor heeft overwogen van oordeel dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van het ziekenhuis in de nakoming van de uit de behandelings-overeenkomst voortvloeiende inspanningsverplichting. De klacht van cliënte dient dan ook ongegrond verklaard te worden.
Cliënte verlangt een vergoeding van de schade die zij als gevolg van de onjuist uitgevoerde medische ingreep heeft geleden.
Voor aanspraak op materiële en/of immateriële schadevergoeding is ten minste vereist dat het ziekenhuis in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Zoals hiervoor is overwogen, acht de commissie de klacht van cliënte ongegrond. Dat betekent dat van een toerekenbare tekortkoming geen sprake is, dat aan cliënte geen aanspraak op schadevergoeding toekomt en dat de door haar verlangde schadevergoeding, die overigens niet is onderbouwd, zal worden afgewezen.
Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Beslissing
De commissie
I. verklaart de klacht met betrekking tot de op onprofessionele en onzorgvuldige uitgevoerde medische ingrepen ongegrond;
II. wijst haar vordering tot schadevergoeding af.
Aldus beslist op 30 november 2017 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.