Besnijdenis uitgevoerd op medische gronden, niet volgens religieuze normen

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On) zorgvuldigheidSchade    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 158517/178076

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft een niet volgens religieuze normen uitgevoerde besnijdenis. Na de ingreep bleek dat er geen volledige besnijdenis had plaatsgevonden. De zorgaanbieder stelt geen besnijdenissen op religieuze gronden te verrichten, waarbij de KNMG advies over besnijdenissen bij kinderen wordt gevolgd. Dit is tijdens de eerste afspraak ook aan de cliënt meegedeeld. De zorgaanbieder betreurt dat hier miscommunicatie over is ontstaan. De besnijdenis zelf is volgens de regelen der kunst uitgevoerd.

De commissie beaamt dat een besnijdenis op religieuze gronden bij jonge kinderen, die niet in staat zijn om zelfstandig een beslissing hierover te nemen, niet wordt uitgevoerd in een ziekenhuis. De besnijdenis is op medische gronden verricht en is goed uitgevoerd. Ook is goede nazorg verleend. Wel had de zorgaanbieder beter kunnen communiceren over de (resultaten van de) besnijdenis op medische gronden. De klacht van de cliënt is ten dele gegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam klager], wonende te [woonplaats]  (hierna te noemen: klager), namens zijn zoon [naam cliënt] (hierna te noemen: cliënt)

en

Stichting Rijnstate, gevestigd te Arnhem

(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2022 te Utrecht.

Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader verwoord. Klager werd ter zitting bijgestaan door [naam vertegenwoordiger]. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam uroloog], en [naam juridisch adviseur].

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een niet volgens religieuze maatstaven uitgevoerde circumcisie.

Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënt is op 29 mei 2020 geopereerd aan zijn penis en heeft hierbij een circumcisie gehad in verband met een vernauwing bij de plasbuis. Voorafgaand aan de behandeling is besproken om gelijk over te gaan tot een volledige circumcisie. Dit omdat een gedeelte weghalen nodig was in verband met het vrijmaken van de urinebuis. Daarnaast wilde klager zijn zoon traditioneel laten besnijden. Om cliënt niet twee keer te laten opereren is met de arts besproken om over te gaan tot een traditionele besnijdenis.

Hierdoor zouden de problemen van cliënt worden verholpen en zou er voldaan worden aan de tradities. Klager was vol vertrouwen dat de circumcisie volgens de religieuze richtlijnen zou worden verricht. Na de ingreep bleef de penis bloeden wat door middel van een koud doekje door een ambulancemedewerker is gestopt. Cliënt bleef last houden van zijn penis maar bij de controleafspraak op 6 juli 2020 was volgens de arts alles prima aan het helen. Er werd wel een slijmpropje gezien die vanzelf weg zou gaan. Desondanks bleef cliënt last houden van zijn penis.

Op 28 september 2020 is er opnieuw bekeken wat er aan de hand was en bleek het velletje bij de huid (het slijmpropje) waar de hechtingen zaten niet goed vast te zitten waardoor cliënt veel pijn aan zijn penis ervoer. Nadat de arts voorstelde om cliënt opnieuw te opereren, heeft klager zicht tot de besnijdeniskliniek gewend. Daar kreeg hij een zalf mee waarmee de klacht uiteindelijk is verholpen.

Na de ingreep is gebleken dat er geen sprake is geweest van een volledige circumcisie terwijl dit wel was afgesproken. De voorhuid van penis zit nog om de eikel heen. Volgens de arts in de besnijdeniskliniek moest er nog zeker 1-3 cm huid verwijderd worden om de eikel bloot te leggen en zo te voldoen aan de traditionele besnijdenis.

De klager verzoekt een schadevergoeding voor de geleden materiele en immateriële schade. Tot op heden weigert de zorgaanbieder met een voorstel tot vergoeding van de schade te komen. Er wordt niet erkend dat er een fout is gemaakt.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder betreurt het dat de circumcisie van cliënt niet het resultaat heeft gehad waarop zijn familie had gehoopt. Bij de zorgaanbieder worden geen besnijdenissen op religieuze gronden verricht. Daarmee volgt de zorgaanbieder het advies van de KNMG over circumcisies bij kinderen. Dat de zorgaanbieder dergelijke besnijdenissen niet uitvoert, is direct bij het eerste poliklinische bezoek aan de klager meegedeeld. Alleen omdat cliënt klachten had die niet met een zalf konden worden opgelost, is in tweede instantie een besnijdenis op medische gronden wel als mogelijke behandeling voorgesteld. De zorgaanbieder trekt het zich aan dat daarbij blijkbaar onvoldoende duidelijk is gemaakt hoe een penis eruit komt te zien na een medisch geïndiceerde besnijdenis. Hierdoor zijn bij klager mogelijk verkeerde verwachtingen gewekt. Voor de ontstane verwarring zijn reeds tijdens de gesprekken die in de tweede helft van 2020 zijn gevoerd excuses aangeboden. Om te voorkomen dat anderen in vergelijkbare situaties eenzelfde ervaring zullen hebben, is dit onderwerp bovendien binnen de vakgroep urologie uitgebreid besproken en is hiervoor een verbetertraject afgesproken.

Onderdeel daarvan was het opstellen van een nieuwe folder over klachten aan de voorhuid bij kinderen. De zorgaanbieder betreurt het dat cliënt na de circumcisie nog klachten had. De circumcisie is geheel lege artis uitgevoerd.

Ook na de ingreep is door de behandelend uroloog gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden. Toen enig wild vlees (slijmvliespropje) werd geconstateerd is terecht besloten eerst af te wachten of dit vanzelf zou verdwijnen.

Dat niet is gekozen om te behandelen met een oogzalf, die niet voor dit soort klachten geregistreerd staat is alleszins begrijpelijk. De uroloog kan niet worden verweten dat zij bij dit probleem niet aan een dergelijke zalf heeft gedacht.

Gezien het voorgaande meent de zorgaanbieder dat zij niet aansprakelijk is voor enige door klager of zijn zoon geleden schade, omdat – afgezien van de te beperkte informatieverstrekking – bij de behandeling van cliënt geen sprake is geweest van enig toerekenbaar tekortschieten. Door klager is geen causaal verband aangetoond tussen het handelen (of nalaten) van de zorgaanbieder en de door hem gestelde schade. Hier komt bij dat de door hem gestelde schade door klager onvoldoende is onderbouwd of gespecificeerd.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt op grond van het over en weer gestelde en de door partijen overgelegde stukken het volgende.

Klager houdt de zorgaanbieder aansprakelijk voor het resultaat van een uitgevoerde circumcisie behandeling. De circumcisie zou niet voldoen aan de eisen die de religie van klager stelt.

Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

De commissie is er ambtshalve mee bekend dat een circumcisie op religieuze gronden bij jonge kinderen, die niet in staat zijn om zelfstandig een beslissing hierover te nemen, niet wordt uitgevoerd in een ziekenhuis. Deze ingreep wordt ook niet door de zorgverzekeraar vergoed.

Dat de behandelend arts in eerste instantie deze ingreep niet wilde uitvoeren, acht de commissie in het licht van het vorenstaande, zeer begrijpelijk. Ter zitting heeft de behandelend arts aangegeven dat zij uiteindelijk heeft ingestemd met een circumcisie op medische gronden vanwege de aanhoudende klachten van cliënt. Zij heeft zich niet gerealiseerd dat bij een circumcisie op medische gronden minder voorhuid wordt weggesneden dan, zoals klager stelt, bij een circumcisie volgens religieuze normen het geval is.

De commissie is van oordeel dat de circumcisie lege artis is uitgevoerd. De arts heeft bij de ingreep gehandeld volgens de regels die binnen de beroepsgroep worden gehanteerd. Ambtshalve is de commissie van oordeel dat bij het verwijderen van te veel voorhuid bij kleine kinderen, zoals klager wenst, er een risico bestaat op complicaties op latere leeftijd. De betrokken uroloog heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelende uroloog in dezelfde situatie zou hebben gehandeld. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Klager heeft gesteld dat de behandelend arts onvoldoende nazorg heeft verleend toen er sprake was van een complicatie.

De commissie is van oordeel dat de behandelend arts zorgvuldig heeft gehandeld door eerst af te wachten en daarna te adviseren, mocht de restzwelling (medisch wondoedeem) niet vanzelf wegtrekken, dit via een kleine ingreep te verwijderen. Dat uiteindelijk klager via de besnijdeniskliniek een zalf heeft gekregen voor deze complicatie maakt dit niet anders. Het gaat hier om een oogzalf die niet staat geregistreerd als zalf geschikt voor toepassingen op de huid ter verwijdering van dit soort restzwellingen. Het valt de arts niet te verwijten dat zij niet voor de behandeling van dit probleem aan oogzalf heeft gedacht. De commissie is van oordeel dat de toevalligheid dat dit wondoedeem goed reageerde op de antibioticazalf voor het oog gezien dient te worden als meer uitzondering dan standaardtherapie.

De commissie zal ook deze klacht ongegrond verklaren.

Zowel in de stukken als ter zitting heeft de zorgaanbieder erkend dat zij in haar communicatie met klager duidelijker had moeten zijn over het resultaat van een circumcisie op medische gronden. Inmiddels is de folder in die zin aangepast. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Schadevergoeding.
Ter zitting heeft klager aangegeven dat cliënt nu opnieuw moet worden besneden in een besnijdeniskliniek. Deze ingreep wordt niet vergoed.

Voor aanspraak op een schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de zorgovereenkomst. Indien sprake is van een tekortschieten in de nakoming van de zorgovereenkomst, dient er een causaal verband te bestaan tussen deze tekortkoming en de schade een cliënt heeft geleden. De commissie heeft vastgesteld dat de behandelaar heeft gehandeld volgens de professionele standaard.

Wel is communicatie over de uitvoering van de behandeling voor klager niet duidelijk genoeg geweest.

De commissie wijst het verzoek om een schadevergoeding af nu enig causaal verband ontbreekt tussen deze tekortkoming en het nadeel dat cliënt als gevolg daarvan heeft geleden.

Ten overvoede merkt de commissie in dit verband op dat klager, indien cliënt geen medische klachten had gehad, de kosten voor de besnijdenis in de besnijdeniskliniek zelf had moeten dragen omdat deze niet worden vergoed door de zorgverzekeraar.

Nu de klacht voor wat betreft de communicatie gegrond zal worden verklaard, zal de commissie, onder verwijzing naar artikel 21 van het reglement, de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding aan klager van het door hem betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 127,50

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

verklaart de klacht voor zover het de communicatie betreft gegrond;

verklaart de overige klachten ongegrond;

veroordeelt de zorgaanbieder tot vergoeding aan klager van het door hem betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 127,50;

wijst het anders of meer gevorderde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. M.T.W.T. Lock, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 8 december 2022.