Belang cliënte gaat voor, ook als dit ingaat tegen wens klager

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 44549/119897

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De klager heeft het gevoel dat hij door de zorgaanbieder is tegengewerkt in zijn wens om de cliënte eerst thuis te verzorgen en later over te brengen naar een verpleeghuis. Daarnaast voelt de klager zich niet serieus genomen en heeft de houding van de zorgaanbieder gezorgd voor onenigheid binnen de familie. Volgens de zorgaanbieder was de klager het niet eens met de PG-indicatie en bemoeilijkte dit de situatie van de cliënte. De zorgaanbieder heeft in het belang van de cliënte gehandeld en de klager had zelf kunnen inzien dat de cliënte niet meer zelfstandig zou kunnen wonen. De commissie oordeelt dat de zorgindicatie van de cliënte duidelijk maakt dat de cliënte niet meer in staat was om zelfstandig te wonen. De zorgaanbieder heeft goed en zorgvuldig gehandeld in de verzorging van de cliënte en voldoende dagbesteding en activiteiten georganiseerd. Daarnaast heeft de zorgaanbieder terecht het belang van de cliënte voor laten gaan, ook als dit inging tegen de wens van de klager en is de thuiszorg het huis alleen binnengegaan in het kader van de zorgtaak. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen

[Klager], nabestaande van [cliënte], wonende te [woonplaats]

en

Stichting Nusantara Zorg, gevestigd te Ugchelen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 december 2021 te Utrecht.

Partijen hebben per zoom-verbinding de zitting bijgewoond. Namens de zorgaanbieder waren digitaal aanwezig [naam], bestuurder, en [naam], manager zorg en welzijn.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de zorgverlening aan cliënte. Daarnaast stelt klager dat de klachtenprocedure niet voldoet aan de wettelijke eisen.

Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Klager heeft een aantal klachten aan de commissie voorgelegd die betrekking hebben op de zorgverlening aan cliënte. Klager wenste cliënte in eerste instantie thuis te verzorgen en later over te brengen naar een verpleeghuis, maar dit werd door de zorgaanbieder tegengewerkt. Klager voelde zich niet serieus genomen door de zorgaanbieder. De houding van de zorgaanbieder heeft geleid tot een tweespalt in de familie.

Klager vordert van de zorgaanbieder een schadevergoeding van € 40.000,– welk bedrag hij later heeft verminderd.
Cliënte heeft onder meer schade geleden omdat zij haar huis heeft aangehouden en de kosten van de huur zijn blijven doorlopen, totaal € 10.026,56, en zij een eigen bijdrage aan het CAK € 16.658,04 en servicekosten aan de zorgaanbieder € 2.010,00 heeft moeten betalen, totaal € 26.895,80.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Klager betwist de PG-indicatie op basis waarvan cliënte werd opgenomen in Patria. Het feit dat op enig moment zijn zuster ervoor koos om zijn motivaties en zijn mentorschap te betwisten, is iets wat buiten de zorgaanbieder ligt, maar maakte de situatie wel complex. In het belang van cliënte heeft de zorgaanbieder gestuurd op het opgenomen houden van cliënte in een verpleeghuis. Klager wil nu een vergoeding hebben voor geleden materiële en immateriële schade. Materieel gaat het dan met name om een vergoeding van de kosten van de doorlopende huur van het appartement in complex [naam complex] en overige kosten die hij gemaakt heeft omdat hij zich niet neerlegde bij de PG-indicatie van cliënte. Klager heeft ervoor gekozen om deze huurwoning langere tijd na november 2014 aan te houden terwijl voor hem voldoende duidelijk moet zijn geweest dat cliënte niet meer (permanent) zelfstandig zou kunnen wonen. De zorgaanbieder verzoekt de vordering van klager af te wijzen.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

Klager heeft de volgende klachten aan de commissie voorgelegd:

1. Cliënte is opgenomen onder het mom van revalidatie maar later bleek dat de opname permanent was. Klager is door de zorgaanbieder tegengewerkt bij het terugplaatsen van cliënte naar haar aanleunwoning en later naar een geschikt verpleeghuis.

Klager heeft ter zitting gesteld dat iedere keer als hij cliënte wilde meenemen hij dit vooraf moest melden aan de zorgaanbieder. Cliënte stond er zelf op om terug naar huis te gaan na haar revalidatie.
De zorgaanbieder heeft gesteld dat het vanaf de opname al duidelijk was dat cliënte in verband met haar lichamelijke beperkingen en geestelijke achteruitgang niet meer zelfstandig kon wonen. Voor cliënte is een WLZ-indicatie zzp-5 afgegeven. Vanaf 10 november 2011 was cliënte al bekend met beginnende dementie. De instellingsarts heeft op allerlei wijzen getracht klager te overtuigen van de ernst van de dementie van cliënte en van de risico’s die zij daardoor liep als zij weer terug zou gaan naar wonen op [naam complex]. Dit heeft onder andere geresulteerd in de formele stellingname van de toenmalige bestuurder van de zorgaanbieder, dat als klager werkelijk cliënte zou ophalen naar huis, hij dit zou melden bij de Inspectie (brief 5 februari 2016).
Ter zitting heeft de zorgaanbieder aangegeven dat zij een verhuizing naar een ander verpleeghuis niet in de weg heeft willen staan. Maar op dat moment was er een sterk vermoeden dat klager cliënte weer permanent thuis wilde laten gaan wonen. Klager bleef de ernst van de PG-indicatie van cliënte in twijfel trekken.

De commissie is van oordeel dat gelet op de WLZ-indicatie zzp-5 voldoende duidelijk was dat cliënte niet meer in staat was om zelfstandig te wonen. De huisarts heeft dit bevestigd. Hoewel de commissie begrijpt dat klager graag zelf voor zijn moeder had willen zorgen ging het medisch belang van verpleeghuiszorg voor cliënte vóór de wens van klager. Daarbij merkt de commissie op dat, toen klager cliënte toch had meegenomen naar huis, zij de volgende dag opnieuw is opgenomen bij de zorgaanbieder nadat de thuiszorg haar alleen en liggend op de vloer aantrof. De commissie verklaart deze klacht ongegrond.
De stelling dat er sprake is geweest van een tegenwerking van de zorgaanbieder bij het overplaatsen van cliënte naar een ander verpleeghuis is naar het oordeel van de commissie onvoldoende onderbouwd. De commissie acht ook deze klacht ongegrond.

2. Ontbreken van kennis over opvang en begeleiding van ouderen met alzheimer of dementie; geen sprake van cultuurspecifieke opvang; het ontbreken van kennis over Nederlands-Indië.
De zorgaanbieder heeft dit betwist.
De commissie is van oordeel dat klager deze klachten onvoldoende heeft onderbouwd en verklaart deze klachten vanwege onvoldoende onderbouwing ongegrond.

3. Zeer slechte medische verzorging. Dubieuze rol instellingsarts. Medisch rapport is aangepast en klopt niet met de werkelijkheid en dementietest ontbreekt.

Ter zitting heeft klager deze klachten toegelicht. Het betreft de wondverzorging van een doorligplek aan de hiel, het ontbreken van goed schoeisel, de te trage bestrijding van het Norovirus en het geven van te sterke antidepressiva waardoor cliënte ’s nachts onrustig werd.
De zorgaanbieder heeft betwist dat cliënte niet werd behandeld aan de doorligplek. Op het moment van haar verhuizing was de wond dicht. Zij heeft een speciaal matras en kussen gekregen om de hiel te ondersteunen. Nieuwe schoenen waren nog niet aangemeten omdat dit eerder nog niet mogelijk was in verband met de wond en de zorgaanbieder daar later niet meer aan toegekomen was voor de verhuizing. Daarbij merkt de zorgaanbieder op dat cliënte graag in bed wilde blijven liggen en erg passief was. Toen het Norovirus was vastgesteld is direct het betreffende protocol in werking getreden. De zorgaanbieder heeft uit het medisch verslag niet kunnen opmaken dat er antidepressiva aan cliënte zijn verstrekt.
Gelet op de toelichting ter zitting is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder voldoende aandacht voor de wond heeft gehad en dat met betrekking tot het Norovirus conform het beleid is gehandeld. Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond. Ten aanzien van de toediening van antidepressiva is de commissie is van oordeel dat klager deze klachten onvoldoende heeft onderbouwd en verklaart deze klachten daarom ongegrond. De commissie betrekt daarbij dat indien bepaalde medicatie destijds is voorgeschreven, er in beginsel van mag worden uitgegaan dat een arts daar voldoende redenen voor gehad zal hebben.

4. Slechte sfeer binnen de groep; het ontbreken van een dagbesteding.
De zorgaanbieder heeft dit betwist. Er is iedere dag een activiteit: afwisselend dansen, zingen, bakken en woordspelletjes en daarnaast drie keer per week groepsfysiotherapie. Deelname aan de dagbesteding wordt gestimuleerd maar kan niet worden afgedwongen.
De commissie is van oordeel, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de zorgaanbieder, dat deze klachten door klager onvoldoende zijn onderbouwd en verklaart om die reden deze klachten ongegrond.

5. Manipuleren gezinsleden.
De commissie overweegt dat de zorgaanbieder werd geconfronteerd met het feit dat de zus van klager het niet eens was met het handelen van klager en dat zij het mentorschap van klager in rechte heeft aangevochten. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder buiten deze familiekwestie stond. Dat er sprake zou zijn geweest van manipulatie is door klager wel gesteld maar niet onderbouwd. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld door op grond van het advies van de KNMG het belang van cliënte te laten voorgaan ook al ging dit tegen de wens van klager in.
De commissie verklaart deze klacht ongegrond.

6. Huisvredebreuk door het personeel.
De commissie heeft ter zitting vastgesteld dat cliënte, nadat zij door klager weer naar huis was gebracht, opnieuw thuiszorg heeft gekregen. De thuiszorg heeft cliënte op de vloer gevonden en cliënte is vervolgens weer opgenomen.
De commissie oordeelt dat er geen sprake is geweest van huisvredebreuk. De thuiszorg kwam binnen bij cliënte in het kader van de uitoefening van haar zorgtaak. Deze klacht is ongegrond.

7. Klachtenprocedure voldoet niet aan de wettelijke eisen. De klachtenfunctionaris is tevens bestuurssecretaris en daarmee komt de onafhankelijkheid in het geding. Geen objectieve benadering en bemiddeling.
De zorgaanbieder heeft gesteld dat deze klacht niet eerder aan de zorgaanbieder is voorgelegd.

Artikel 13 van de Wkkgz bepaalt dat de zorgaanbieder schriftelijk een regeling treft, rekening houdende met de aard van de zorg en de categorie van cliënten waaraan zorg wordt verleend, voor een effectieve en laagdrempelige opvang en afhandeling van hem betreffende klachten. Ingevolge artikel 15 van de Wkkgz dient een zorgaanbieder een daartoe geschikt te achten persoon aan te wijzen, die een klager op diens verzoek gratis van advies dient met betrekking tot de indiening van een klacht en bijstaat bij het formuleren van de klacht en het onderzoeken van de mogelijkheden om tot een oplossing voor de klacht te komen. De zorgaanbieder waarborgt dat de aangewezen persoon, indien deze in dienst is van de zorgaanbieder, zijn functie onafhankelijk kan uitvoeren.

Klager heeft gesteld dat de klachtenprocedure niet voldoet aan de wettelijke eisen. De commissie is echter van oordeel dat klager niet heeft onderbouwd waarom de klachtenfunctionaris niet onafhankelijk heeft kunnen optreden en waarom er geen sprake was van een objectieve benadering en bemiddeling. Het is de commissie ook overigens niet gebleken dat de klachtenfunctionaris niet onafhankelijk kon optreden dan wel dat de klager door de klachtenfunctionaris, vanwege diens functie als bestuurssecretaris, op enigerlei wijze is benadeeld. Zij oordeelt deze klacht derhalve ongegrond.

Alles overziende is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder bij het verlenen van de zorg aan cliënte heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld. Alle klachten van klager worden ongegrond verklaard.

Vordering tot schadevergoeding:
Voor aanspraak op een schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de zorgovereenkomst. Nu hiervan niet is gebleken, wijst de commissie de vordering af.

Op grond van het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klachten van klager ongegrond en wijst zijn vordering af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 13 december 2021.