Behandelplan niet elke keer juist bijgesteld, klachten over bejegening en begeleiding zijn deels gegrond

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 114104

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Volgens (de mentor van) klager ontbreekt het aan behandelplannen, waardoor er (te) weinig voortgang is geboekt met de behandeling. Ook klaagt hij over de bejegening door de medewerkers van de zorgaanbieder en over een te weinig actieve begeleiding. Volgens de zorgaanbieder was er wel een behandelplan opgesteld en is deze met enige regelmaat geëvalueerd en bijgesteld. Ondanks enkele moeilijke periodes tijdens de behandeling van klager is er ook een langzame vooruitgang te zien. De commissie oordeelt dat het behandelplan niet elke keer juist is bijgesteld. De zorgaanbieder had klager ook niet mogen overvallen met de vraag of hij het wel eens is met het indienen van de klacht door de mentor. Andere klachten over de bejegening en de begeleiding zijn niet gegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Klager], wonende te [woonplaats], gemachtigde: [naam], mentor, en Lentis, gevestigd te Zuidlaren,

(verder te noemen: de zorgaanbieder), gemachtigde: [naam], bestuurssecretaris

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de

Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

Het volgende is voorafgegaan.

De oorspronkelijke klacht is ingediend bij het Landelijk Meldpunt Zorg op 8 november 2017.

Op 7 maart 2018 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden van de commissie in de samenstelling:

[naam], (voorzitter), [naam], (lid) en [naam], (lid). [Naam] heeft de commissie bijgestaan als secretaris.

Op 5 december 2018 heeft een tweede hoorzitting van de commissie plaatsgevonden in dezelfde samenstelling.

Op 12 december 2018 heeft de mentor de commissie gewraakt.

Bij bindend advies van 8 februari 2019 heeft de wrakingscommissie het verzoek tot wraking van de voorzitter en de leden van de commissie toegewezen.

Op 7 juni 2019 heeft er in Zwolle een hoorzitting plaatsgevonden van de commissie in een nieuwe samenstelling, te weten: de heer mr. M.M. Verhoeven (voorzitter), mevrouw drs. F. Zwanepol (lid) en de heer dr. J. Zomerplaag (lid). De commissie is bijgestaan door mevrouw mr. C. Koppelman als secretaris.

De commissie (in de nieuwe samenstelling) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. De commissie zal de klacht beoordelen betreffende de periode tot aan de eerste behandeling van de klacht door de vorige commissie op 7 maart 2018.

Klager is op 7 juni 2019, vergezeld door zijn mentor ter zitting verschenen. Namens de zorgaanbieder zijn [naam] (klinisch psycholoog-psychotherapeut), verder te noemen [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut], [naam], (jurist gezondheidsrecht), verder te noemen [naam jurist gezondheidsrecht], ter zitting verschenen.

Onderwerp van het geschil
Het onderwerp van het geschil betreft de bejegening, behandeling, begeleiding en verzorging van klager in de periode van eind 2015 tot 7 maart 2018.

De mentor heeft op 8 november 2017 het geschil tegen de zorgaanbieder bij de commissie aanhangig gemaakt.

Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken, die betrekking hebben op de periode tot 7 maart 2018. De door klager overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. Voorts verwijst de commissie – in hoofdlijnen – naar de verklaring van klager en zijn mentor ter zitting.

Klager heeft voordat hij een klacht heeft ingediend bij de commissie, geen klacht ingediend bij de klachtencommissie van de zorgaanbieder.

Het geschil betreft volgens klager – in hoofdlijnen – het volgende.

Klager verblijft vanaf december 2014 bij Lentis. Vanaf 21 november 2016 verblijft klager bij Lentis op vrijwillige basis. Van december 2014 tot april 2017 heeft klager op de afdeling Eikenstein en vanaf april 2017 tot en met heden op de afdeling De Es verbleven. Volgens klager ontbreekt het aan behandelplannen en is er onder andere dientengevolge in ieder geval vanaf eind 2015 tot maart 2018 (te) weinig voortgang geboekt met de behandeling. Klager heeft verklaard dat er telkens aan hem is gevraagd een behandelplan te tekenen, maar dat het steeds ging om kopieën van voorgaande behandelplannen, waarin zijn verhaal niet was opgenomen en die hij daarom heeft geweigerd te tekenen. De mentor heeft verklaard tot de indiening van de klacht bij de commissie nooit een behandelplan te hebben gezien. Er was volgens de mentor voortdurend sprake van evaluatie, maar er werd weinig vooruitgang geboekt.

Naast het ontbreken van een behandelplan betreft de klacht ook de bejegening van klager door medewerkers van de zorgaanbieder. Als voorbeelden van gebreken in de bejegening van klager hebben klager en zijn mentor de volgende voorbeelden genoemd. Klager stelt in gesprek te zijn geweest met een schoonmaakster in de inloopkast waarin de schoonmaakbenodigdheden zijn opgeborgen. Tijdens dit gesprek kwam er een behandelaar binnen die niet reageerde op de groet van klager. De schoonmaakster merkte dit tegen klager op. Volgens klager mocht de schoonmaakster de dag erna niet meer met klager praten. Een ander voorbeeld is het ’s ochtends kloppen of bonzen op de deur van zijn kamer. Volgens de mentor is bij de instelling bekend dat klager geen ochtendmens is en dat hij niet, of in ieder geval niet door kloppen of bonzen op de deur van zijn kamer, wil worden gewekt.

Dit wordt volgens de mentor ook geaccepteerd in het kader van het verblijf bij en de behandeling door de zorgaanbieder. Desondanks wordt klager met regelmaat ’s ochtends gewekt doordat er op zijn deur wordt gebonsd. Dit irriteert klager. Volgens klager is in zijn behandelplan opgenomen dat er niet op de deur mag worden gebonsd. Voorts wordt de kamer van klager, volgens klager, terwijl hij aanwezig is regelmatig betreden zonder zijn toestemming. Klager ervaart dit als een inbreuk op zijn privacy en deze werkwijze irriteert hem eveneens. Wat betreft het schorten aan een juiste bejegening noemt de mentor ook het feit dat [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] en [naam jurist gezondheidsrecht] klager op 7 februari 2018 op zijn kamer hebben bezocht en klager hebben gevraagd of hij het wel eens is met het indienen van de klacht door de mentor. Volgens de mentor blijkt onder andere daaruit dat de bereidheid om samen te werken nul is.

Volgens klager en zijn mentor is er ook sprake van een gebrek aan dossierkennis en aan inlevingsvermogen bij de zorgaanbieder. Volgens de mentor heeft hij in diverse stadia van de opname van klager bij Lentis handreikingen en aanbevelingen gedaan over hoe met klager in contact te komen en om iets, onder andere op het gebied van behandeling, met klager op te bouwen, maar is dit niet van de grond gekomen, omdat er weinig mee wordt gedaan door de zorgaanbieder. Wensen van klager, zoals op het gebied van het volgen van muziektherapie, maar ook de wens om fietsenmaker te worden of om zich te verbeteren in het schaakspel worden niet of nauwelijks opgepakt. Behoeften en interesses van klager worden niet gesignaleerd, zodat klager overal in vastloopt. Als voorbeeld noemt de mentor ook dat klager reeds jarenlang financiële problemen ondervindt, maar dat [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] niet wist dat klager geen bewindvoerder heeft. De financiële problemen veroorzaken volgens de mentor veel spanningen bij klager. De mentor heeft verklaard dat hij niet weet wie het eventuele aanstellen van een bewindvoerder zou moeten regelen en dat hij zich afvraagt of het aanstellen van een bewindvoerder de oplossing is.

Klager heeft verklaard dat de door KPN en VGZ gestelde vorderingen op hem niet terecht zijn. Volgens klager heeft een medewerker van de zorgaanbieder buiten zijn medeweten zijn telefoonabonnement met een half jaar verlengd en is hij niet verantwoordelijk voor de vordering die daardoor volgens KPN is ontstaan. Volgens klager kan hij wat betreft de door VGZ gestelde vordering aantonen dat die vordering niet terecht is. Klager weigert daarom op de volgens KPN en VGZ bestaande vorderingen te betalen.

Volgens de mentor is er geen klik tussen [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] en klager, maar is de zorgaanbieder niet bereid een andere behandelaar aan te stellen. Volgens de mentor wordt door de zorgaanbieder – in strijd met de waarheid – beweerd dat er sprake zou zijn van een goede verstandhouding tussen [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] en klager.

Standpunt van de zorgaanbieder
Het standpunt van de zorgaanbieder zoals dat blijkt uit de door de commissie ontvangen stukken, in het bijzonder uit het verweer van de zorgaanbieder van 16 februari 2018, en – in hoofdlijnen – uit de verklaring ter zitting, luidt als volgt.

De zorgaanbieder heeft ten aanzien van de mogelijke niet-ontvankelijkheid van klager in zijn klacht, omdat klager niet de weg van het voorafgaand indienen van een klacht bij de klachtencommissie van de zorgaanbieder heeft gevolgd, verklaard zich niet op niet-ontvankelijkheid te beroepen.

Volgens [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] wordt er kort nadat een patiënt is opgenomen een behandelplan opgesteld dat wordt besproken met de patiënt.

Het behandelplan wordt met enige regelmaat geëvalueerd en bijgesteld. Volgens [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] was er ten tijde van het verblijf op Eikenstein sprake van een behandelplan. Begin 2017 heeft er door het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) een onderzoek plaatsgevonden met als onderzoeksvraag hoe de relatie tussen klager en zijn hulpverleners kan worden verbeterd. Volgens [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] is tot het najaar van 2017 het behandelplan van Eikenstein nog gebruikt en heeft er in het najaar van 2017 voor het eerst een aanpassing van het behandelplan plaatsgevonden. Volgens [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] heeft er in verband met en naar aanleiding van de onderzoeksresultaten veelvuldig overleg met klager en de mentor plaatsgevonden en zijn er aangepaste behandelplannen opgestuurd naar klager en zijn mentor, maar is daarin niet altijd direct vermeld wat er in overleg over bejegening en behandeling is afgesproken, hetgeen volgens [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] wel verstandig was geweest en misschien ook wel had gemoeten. De ene keer wordt er volgens [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] meer bestaande tekst in het nieuwe behandelplan overgenomen dan de andere keer. Het behandelplan is niet door klager ondertekend. Ondertekening is volgens [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] wel gebruikelijk. Volgens [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] is er nooit slechts een kopie van een vorig behandelplan aan klager voorgelegd.

Volgens de zorgaanbieder is er ondanks enkele moeilijke periodes tijdens de behandeling van klager een langzame vooruitgang te zien. Volgens de zorgaanbieder heeft klager het naar zijn zin op De Es en gaat het over het algemeen goed met hem.

[Naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] heeft ten aanzien van het beleid wat betreft het kloppen op de kamerdeuren en het betreden van de kamer van de patiënt verklaard dat er niet zonder kloppen wordt binnengetreden, maar dat als de patiënt niet reageert op kloppen of aanbellen, de deur kan worden opengedaan. [Naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] heeft verklaard dat hij elke week een gesprek met klager heeft gehad, waarbij zij vaak hebben gewandeld over het terrein. Tijdens die gesprekken kwamen dromen, wensen en verlangens van klager aan de orde en is er veel gelachen volgens [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut]. Het waren prettige contacten, maar dat wilde niet zeggen dat het klager is gelukt om bijvoorbeeld naar de schaakclub te gaan, waarvoor hij wel is uitgenodigd, terwijl de schaakclub vrij toegankelijk is. Het kost klager moeite om de schaakclub binnen te lopen. [Naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] heeft verklaard zich niet te herinneren dat hij niet wist dat klager geen bewindvoerder heeft. [Naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] heeft erop gewezen dat er door de sociaaljuridisch medewerker zeer veel tijd is gestoken in het oplossen van de financiële problemen van klager, maar dat klager van mening is dat hij bepaalde bedragen niet hoeft te betalen, zodat de problemen moeilijk zijn op te lossen. Volgens [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] vond de mentor het aanstellen van een bewindvoerder geen oplossing en was de mentor er zelfs op tegen. [Naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] heeft bestreden dat het aan dossierkennis en inlevingsvermogen ontbreekt.

Ten aanzien van het bezoek aan klager door [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] en [naam jurist gezondheidsrecht] op 7 februari 2018 met de vraag aan klager of hij het wel eens is met het indienen van de klacht door de mentor heeft [naam jurist gezondheidsrecht] verklaard dat [naam jurist gezondheidsrecht] naar aanleiding van het indienen van de klacht bij de geschillencommissie met diverse personen binnen de zorgaanbieder heeft gesproken en dat de indruk is ontstaan dat klager in mindere mate dan de mentor ontevreden was over de dienstverlening door de zorgaanbieder. Volgens [naam jurist gezondheidsrecht] viel er met klager totdat de klacht is ingediend goed te praten over onvrede en mogelijke oplossingen. In het eerste gesprek met klager over de klacht op 7 februari 2018 bleek klager niet volledig op de hoogte van de inhoud van de ingediende klacht. Klager is de gelegenheid gegeven hierover contact met zijn mentor op te nemen en een dag later hebben [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] en [naam jurist gezondheidsrecht] van klager vernomen dat hij achter de klacht staat.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen klager en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige

behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek.

Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met cliënt.

Nu de zorgaanbieder geen beroep heeft gedaan op niet-ontvankelijkheid van klager in zijn klacht op grond van het feit dat klager voorafgaande aan het indienen van de klacht bij de commissie niet de procedure bij de klachtencommissie van de zorgaanbieder heeft gevolgd en de commissie het niet aangewezen acht in dit stadium van de procedure klager op deze grond nog niet-ontvankelijk te verklaren en de commissie ook geen andere gronden aanwezig acht op grond waarvan klager niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in zijn klacht, is de commissie van oordeel dat klager ontvankelijk is.

De commissie concludeert dat de communicatie tussen de mentor en de zorgaanbieder in de loop der jaren verstoord is geraakt en dat deze situatie min of meer is geëscaleerd na het indienen van de klacht bij de commissie voor klager door de mentor. De commissie concludeert ook dat dit zijn weerslag heeft gehad op de relatie tussen klager en zorgaanbieder. Nu klager en de mentor de zorgaanbieder hiervoor verantwoordelijk houden, zal de commissie beoordelen of en zo ja in welke mate dit, naar het oordeel van de commissie, het geval is.

De commissie zal dit voor de overzichtelijkheid doen in de onderverdeling:

  1. Behandeling,
  2. Bejegening en 
  3. Begeleiding/Verzorging.

Ad A Behandeling

Ten aanzien van het behandelplan concludeert de commissie dat er wel een behandelplan is, maar dat de zorgaanbieder met klager niet tot overeenstemming heeft kunnen komen over de inhoud van het behandelplan. Van zorgaanbieder mag worden verwacht dat te onderbouwen met de inspanningen die gedaan zijn om tot overeenstemming te komen en wat haar heeft doen besluiten het behandelplan eenzijdig vast te stellen. Daarnaast heeft de zorgaanbieder erkend dat afspraken over behandeling en bejegening die met name naar aanleiding van het onderzoek door CCE zijn gemaakt niet altijd volledig en tijdig in het behandelplan zijn verwerkt, zodat het behandelplan niet elke keer juist is bijgesteld. De commissie is dan ook van oordeel dat het deel van klachtonderdeel A dat ziet op het onvoldoende bijstellen van het behandelplan naar aanleiding van evaluatie en gemaakte afspraken gegrond is (verder aan te duiden als klachtonderdeel A.a.). De commissie acht niet aannemelijk geworden dat dit ook tot gevolg heeft dat er geen vooruitgang in de behandeling van klager is waar te nemen.

Ad B Bejegening

Wat betreft bejegening van klager in de zin van de gang van zaken op de afdeling waarbij klager voorbeelden heeft gegeven van het ‘deurbeleid’, waaronder het betreden van zijn kamer in zijn aanwezigheid, en contacten met bijvoorbeeld een schoonmaker, acht de commissie niet aannemelijk geworden dat er onzorgvuldig is gehandeld door de zorgaanbieder. De commissie is van oordeel dat dit wel het geval is wat betreft het benaderen van klager in zijn kamer door [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] en [naam jurist gezondheidsrecht] op 7 februari 2018 om bij hem zonder medeweten van en buiten aanwezigheid van de mentor te informeren naar de mate waarin hij de door de mentor voor hem ingediende klacht steunt. De commissie is van oordeel dat [naam klinisch psycholoog-psychotherapeut] en [naam jurist gezondheidsrecht] klager hiermee niet in zijn eentje hadden mogen ‘overvallen’, ongeacht dat zij klager in de gelegenheid hebben gesteld een dag later te reageren. Dit deel van klachtonderdeel B. Bejegening is gegrond (verder aan te duiden als klachtonderdeel B.a.).

Ad C Begeleiding/Verzorging

De commissie acht niet aannemelijk geworden dat er onvoldoende door de zorgaanbieder is gewerkt aan vervulling van wensen als bijvoorbeeld het volgen van muziektherapie en het deelnemen aan schaken. De commissie is op grond van de stukken en de verklaringen ter zitting van oordeel dat er door de zorgaanbieder is getracht zich in te leven in de denkwereld van klager en om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de behoeften en interesses van klager, waaronder ook bij de behoefte om hem te ondersteunen bij financiële zaken. De commissie acht aannemelijk geworden dat de zorgaanbieder zich optimaal heeft ingespannen om de financiële zaken te regelen, ook in de zin van het vinden van oplossingen voor betaling van schulden. Dat dit niet is gelukt, leidt volgens de commissie niet tot het oordeel dat de zorgaanbieder onzorgvuldig zou hebben gehandeld.

Op grond van het voorgaande komt de commissie tot de conclusie dat de klacht wat betreft de klachtonderdelen A.a. en B.a. gegrond is en dat de klacht voor het overige ongegrond is. Dientengevolge is de commissie van oordeel dat als volgt dient te worden beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht van klager wat betreft de klachtonderdelen A.a. en B.a. gegrond;

De commissie verklaart de klacht van klager betreffende het overige ongegrond;

Bepaalt dat de zorgaanbieder, nu de klacht gedeeltelijk gegrond is, overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan klager dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;

Aldus beslist op 7 juni 2019 door de Geschillencommissie voor Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, mevrouw drs. F. Zwanepol, en

de heer dr. J. Zomerplaag, leden, waarbij mevrouw mr. C. Koppelman als plaatsvervangend secretaris fungeerde.