Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: dienstverlening
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring
Uitkomst: onbevoegd
Referentiecode:
205604/222686
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
In deze uitspraak wordt er gekeken naar de bevoegdheid van de commissie om zich inhoudelijk uit te laten over dit geschil. De zorgverlening door de zorgaanbieder is opgelegd door de strafrechter. De cliënt is echter niet tevreden met de verleende zorg. De commissie heeft naar verschillende wetten gekeken die nodig zijn voor de klachten van de cliënt. Daaruit is gebleken dat het klachtenregime van de Wkkgz niet van toepassing is en daardoor is de commissie onbevoegd om dit geschil te behandelen. Cliënt kan voor zijn geschil eventueel naar de strafrechter of de gewone rechter.
De uitspraak
In het geschil tussen
de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Stichting Reinier van Arkel, gevestigd te ‘s-Hertogenbosch
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.
De Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juli 2023 te Den Haag.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
Voordat de commissie zich kan uitlaten over de inhoud van het geschil dient zij te oordelen over haar bevoegdheid om dit geschil te behandelen, nu de zorgverlening aan de cliënt is opgelegd door de strafrechter.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt is niet tevreden over de forensische zorg, zoals verleend door de zorgaanbieder. Hij voert daartoe het volgende aan.
Ten eerste zijn mondelinge afspraken en toezeggingen die werden gedaan niet nagekomen. Professionele zorg op het gebied van Asperger en seksualiteit door een seksuoloog was toegezegd, maar heeft de cliënt niet ontvangen. Volgens de zorgaanbieder was hier geen indicatie voor; de cliënt heeft dit pas vlak voor het evaluatiemoment vernomen.
Ten tweede werd de behandeling volgens de cliënt vanaf het begin beïnvloed door de reclassering. De cliënt acht zich onschuldig en is gedwongen tot behandeling bij de zorgaanbieder. De behandelaren hadden beloofd dat met de reclassering niet inhoudelijk over de behandeling van de cliënt gesproken zou worden, maar dat is toch gebeurd.
Ten derde klaagt de cliënt over het eenzijdig beëindigen van de behandeling en het daaraan voorafgaande evaluatiemoment. Pas kort voor de evaluatie hoorde de cliënt dat de zorgaanbieder van oordeel is dat motivatie en commitment bij hem ontbreekt. Bij de cliënt was achteruitgang in zijn mentale gezondheid merkbaar, de oorzaak hiervan is echter niet geëvalueerd en ook zijn geen oplossingen besproken. Bij een vervolggesprek met de zorgaanbieder en de reclassering moest de cliënt zich verdedigen en zich excuseren, terwijl hij niet wist waarvoor. Ook werd hem verteld dat hij zich moet committeren aan het behandelplan, terwijl hij dat al deed.
Ten slotte ziet de klacht van de cliënt op de wijze van de behandeling. De zorgaanbieder deed geen pogingen om de cliënt te leren kennen en de cliënt kreeg na één afspraak al een diagnose, die volgens hem geen recht doet aan zijn persoon. Vragen die de cliënt aan de behandelaar en de patiëntvertrouwenspersoon heeft gesteld, werden niet beantwoord.
Beoordeling van de bevoegdheid van de commissie
De commissie heeft het volgende overwogen.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de cliënt zorg ontvangt als (bijzondere) voorwaarde voor schorsing van een voorlopige hechtenis (artikel 80 Wetboek van Strafvordering). Bij de commissie ligt de vraag voor of zij op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) bevoegd is zich inhoudelijk uit te laten over dit geschil.
De beantwoording van deze vraag behoeft naar de mening van de commissie nadere uiteenzetting van de verschillen tussen de diverse wetten in de zorg en de bijbehorende klachtenregimes.
Verschillende klachtenregimes
Op grond van artikel 19 lid 1 van de Wkkgz heeft de commissie tot taak om geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten. Uit de definitieomschrijving in het eerste artikel van de wet blijkt dat dit zorg op grond van de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet en andere zorg betreft (bijvoorbeeld andere handelingen op het gebied van de geneeskunde, onderzoek, cosmetische ingrepen of complementaire zorg).
Ook andere wetten in de zorgsector kennen klachtenregimes, waaronder de Wet verplichte ggz (hierna: Wvggz). De Wvggz richt zich op cliënten met een psychische stoornis. Op grond van de Wvggz kan verplichte zorg worden geleverd op grond van een crisismaatregel of een zorgmachtiging. Indien een cliënt een klacht heeft over zorg die is verleend op grond van de Wvggz, dan kan de cliënt deze klacht indienen bij de klachtencommissie waarbij de zorgaanbieder (verplicht) is aangesloten. De Wvggz kent een limitatieve opsomming van 24 onderwerpen waarover op grond van die wet een klacht ingediend kan worden (zie art. 10:3 lid 1 Wvggz). Is de cliënt het oneens met de beslissing van de klachtencommissie, dan kan de cliënt beroep instellen bij de gewone rechter (art. 10:7 lid 1 Wvggz). Tegen de beslissing van de gewone rechter staat geen hoger beroep open (art. 10:9 lid 3 Wvggz) maar alleen cassatieberoep.
Wanneer is welk klachtenregime van toepassing?
De Wkkgz kent geen bepaling waaruit blijkt dat de wet niet op klachten over verplichte zorg op grond van de Wvggz van toepassing is. Maar als een cliënt zich kan beroepen op het klachtenregime van de Wvggz, dan geldt het klachtenregime van de Wkkgz niet. Dit blijkt uit artikel 10:1 lid 2 Wvggz. Ook uit de Memorie van Toelichting van de Wkkgz (p. 58) volgt dat de bepalingen over klachten in de Wvggz de “lex specialis” is ten opzichte van de bepalingen over klachten in de Wkkgz. Kort gezegd wordt eerst gekeken of een klacht binnen het bereik van de Wvggz valt. Is dat niet zo dan is in beginsel het klachtenregime van de Wkkgz van toepassing.
De scheidslijn tussen klachten die in het vrijwillige dan wel het verplichte kader vallen, is echter niet altijd even scherp. Klachten kunnen over zowel de zorgverlening in het kader van de Wkkgz als zorgverlening in het kader van de Wvggz gaan. De commissie verwijst in dit verband naar de conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, waarin hiervan een helder voorbeeld wordt gegeven: een cliënt kan op hetzelfde klachtformulier klagen over zowel de gedwongen toediening van voedsel als over de kwaliteit van dat voedsel (ECLI:NL:PHR:2023:460, alinea 3.13). In een dergelijk geval kan het zijn dat de commissie slechts dat deel van de klachtonderdelen kan behandelen die onder de Wkkgz vallen, in het bovengenoemde voorbeeld de kwaliteit van het gedwongen toegediende voedsel.
Wet forensische zorg (Wfz)
Weliswaar is uit het bovenstaande gebleken wanneer welk klachtenregime van toepassing is, maar in het onderhavige geschil is sprake van een andere situatie nu de zorgverlening door de strafrechter is opgelegd.
Op grond van artikel 80 Sv kan de rechter (bijzondere) voorwaarden verbinden aan de schorsing van een voorlopige hechtenis, wat in het onderhavige geval is gebeurd. Uit de stukken is gebleken dat behandeling ter vermindering van het recidiverisico één van de opgelegde voorwaarden is. Het forensisch FACT-team van de zorgaanbieder voert deze behandeling uit.
Een schorsing van de voorlopige hechtenis met voorwaarden op grond van artikel 80 Sv valt onder één van de (op dit moment 28) forensische zorgtitels. Hierop is de Wet forensische zorg (Wfz) van toepassing. Forensische zorg is geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en verstandelijke gehandicaptenzorg, die onderdeel is van een (voorwaardelijke) straf of maatregel of de tenuitvoerlegging daarvan, dan wel een andere justitiële titel.
Uit de schakelbepaling van artikel 2.3 Wfz volgt dat de (straf)rechter uit eigen beweging of op verzoek van de Officier van Justitie een zorgmachtiging in de zin van de Wvggz kan afgeven. Dat ten aanzien van de cliënt in deze zaak een zorgmachtiging is verleend, is niet gebleken. Vanwege het ontbreken van een zorgmachtiging of crisismaatregel valt de forensische behandeling van de cliënt niet onder “verplichte zorg”, zoals bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz. De beantwoording van de vraag of het klachtenregime van de Wvggz alsnog van toepassing is op de klacht van de cliënt, valt buiten de beslissingsbevoegdheid van de commissie die zij heeft op grond van de Wkkgz.
Is het klachtenregime van de Wkkgz van toepassing?
Rest de vraag of de klacht van de cliënt onder het “algemene” klachtenregime van de Wkkgz behandeld kan worden. De commissie overweegt als volgt.
In tegenstelling tot de interne klachtencommissie van de zorgaanbieder is de commissie van oordeel dat de klachten van klager zich niet richten op gedragingen waarop de Wkkgz van toepassing is. Uit de uitspraak van de klachtencommissie blijkt overigens ook niet waar de klachtencommissie die beslissing op heeft gebaseerd.
Nu de klacht van de cliënt zich richt op de inhoud en uitvoering van de forensische behandeling, althans het (deels) ontbreken daarvan, en dit direct verband houdt met de (bijzondere) voorwaarde(n), zoals opgelegd door de strafrechter, valt dit niet onder de Wkkgz en daarmee buiten het werkgebied van de commissie. De cliënt is immers van mening dat de opgelegde behandeling niet volledig dan wel niet goed wordt uitgevoerd door de zorgaanbieder. Indien de cliënt deze mening is toegedaan, dient hij zich hiervoor tot de strafrechter te wenden die de voorwaarde(n) heeft opgelegd.
Samenvatting en conclusie
De behandeling die de cliënt van de zorgaanbieder ontvangt, is opgelegd door de strafrechter. In dit geschil is het klachtenregime van de Wkkgz daarom niet van toepassing. Of het klachtenregime van de Wvggz van toepassing is, is niet aan de commissie om te beslissen. Hoe het ook zij, de cliënt kan zich met zijn klacht tot de strafrechter wenden óf, indien het klachtenregime van de Wvggz van toepassing is, via de “regionale” klachtencommissie tot de gewone rechter wenden.
Op grond van het voorgaande acht de commissie zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Knap, mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 12 juli 2023.