Begeleiding van cliënte was onvoldoende en opzegging van de zorgovereenkomst was niet rechtmatig

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Zorg Algemeen    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 121205

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De commissie vindt dat de begeleiding van de cliënte onvoldoende was. Daarnaast is de zorgovereenkomst volgens de regels opgezegd, omdat daarvoor geen belangrijke reden is genoemd. In relatie tot de verstandelijke beperking van cliënte kon het standpunt van de zorgaanbieder over de uithuiszetting intimiderend overkomen. Cliënte heeft daarom recht op een schadevergoeding.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats], in rechte vertegenwoordigd door haar curator [naam curator], wonende te [plaats], en Acuut Zorggroep BV, gevestigd te Eindhoven, (verder te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de stukken die door partijen zijn overgelegd. Het geschil is ter zitting behandeld op 15 maart 2019 te Breda.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De cliënte, vergezeld van [naam curator] en [naam], is ter zitting verschenen. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen [naam algemeen coördinator] en [naam advocaat]. Partijen hebben hun standpunten (nader) toegelicht.

Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de aan de cliënte verleende zorg, de overtreding van wet- en regelgeving en de communicatie.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de cliënte op het volgende neer.

De belangen van de cliënte zijn langdurig, structureel en ernstig door de zorgaanbieder geschonden, nu de noodzakelijke en contractueel overeengekomen zorg en begeleiding niet is verleend, geen dan wel onvoldoende toezicht op de cliënte is uitgeoefend, sprake is van geen, onjuiste of inadequate informatieverstrekking en/of verslaglegging en tot slot zorg en begeleiding wordt verleend met een groot gebrek aan kwaliteit en professionaliteit. Dit alles terwijl de zorgaanbieder wist welke ernstige gevolgen het niet verlenen van de contractueel overeengekomen zorg en begeleiding voor de cliënte zou hebben.

De zorgaanbieder heeft niet alleen haar zorgplicht jegens de cliënte ernstig verzaakt, maar zich ook schuldig gemaakt aan wanprestatie nu belangrijke onderdelen van de overeengekomen zorg en begeleiding niet in de woning van de cliënte is geboden. Voorts heeft de zorgaanbieder zich nimmer bekommerd om de zorgdomeinen Financiën en Administratie, dit terwijl de zorgvergoeding ook op het verlenen van zorg en begeleiding op deze zorgdomeinen is gebaseerd. Daarnaast is de vader van de cliënte nimmer door de zorgaanbieder geïnformeerd over de structurele problemen op het werk van de cliënte, dit terwijl de zorgaanbieder gedurende langere tijd de begeleiding van de cliënte op haar werk voor haar rekening heeft genomen, althans moest nemen. De inadequate begeleiding op het werk wordt als een ernstige schending van de zorgplicht gezien. Ook is de vader van de cliënte relevante informatie onthouden met betrekking tot de ontruiming van de woning van de cliënte in het begeleid wonen traject door haar ex-vriend en de zorgwekkende relatie met haar ex-vriend. Ontruiming had bovendien door de zorgaanbieder moeten worden voorkomen. Verder blijkt de continuïteit van zorg en begeleiding van de cliënte niet geborgd. Van relevante zorg en begeleiding is geen sprake, noch in de woning noch op het werk. De zorg en begeleiding door de zorgaanbieder stelt niets meer voor dan de volstrekt zinloze korte gesprekken op kantoor. Op niet één zorgdomein voorziet de zorgaanbieder nog in zorg en begeleiding. Ook zijn meerdere elkaar opvolgende begeleiders onwetend van de aard van de beperking van de cliënte. Bovendien laat de zorgaanbieder na te onderzoeken onder welke omstandigheden de cliënte in de periode mei 2017 tot en met oktober 2017 elders verblijft en wordt de vader van de cliënte niet geïnformeerd over het feit dat de cliënte niet meer in haar woning woont maar elders. De zorgaanbieder voert de aan haar door Veilig Thuis toebedeelde signaalfunctie niet dan wel onvoldoende uit en onderhoudt in strijd met de gemaakte afspraken toch contact met de ex-vriend van de cliënte.

De zorgaanbieder heeft de zorgovereenkomst in strijd met de wet- en regelgeving eenzijdig opgezegd. Bovendien heeft de zorgaanbieder haar zorgplicht jegens de cliënte geschonden door de aan de eenzijdige opzegging van de zorgovereenkomst gestelde eisen niet in acht te nemen. Ook heeft de zorgaanbieder herhaaldelijk gedreigd de cliënte zonder geldige titel en dus op strafbare wijze uit haar woning te zetten.

De zorgaanbieder heeft een veel te lange termijn, namelijk 28 weken, genomen om het zorgdossier toe te zenden aan de cliënte. Het heeft de cliënte ook de nodige moeite gekost om uiteindelijk over het volledige zorgdossier te kunnen beschikken.

Ter zitting is door en namens cliënte nog het volgende aangevoerd.

Tot juli 2017 verliep de zorgverlening in beginsel naar behoren. Het was de bedoeling dat de begeleiding in de woning van de cliënte zou plaatsvinden maar de begeleiding vond eigenlijk alleen op het kantoor van de zorgaanbieder plaats. Zo werd er aan de cliënte gevraagd of zij boodschappen had gedaan en als zij dan bevestigend antwoordde dan werd daarmee genoegen genomen. Er werd in de woning van de cliënte niet gecontroleerd of er daadwerkelijk boodschappen waren gedaan. Begeleiding vond met name via de Whatsapp plaats. Er was goed contact met begeleider [naam], die wel eens is mee geweest naar het werk van de cliënte. De begeleider die daarna kwam, [naam], was wat makkelijker naar de cliënte toe. Cliënte heeft wel eens gezegd dat zij niet kon afspreken, maar dat was omdat zij dan geen zin had.

De zorgaanbieder had moeten aandringen op het maken en nakomen van afspraken. De cliënte kent haar eigen zorgvragen niet, dit is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder. Er was budget voor vijf zorgdomeinen, dit terwijl er maar begeleiding was bij drie zorgdomeinen. Uit een gesprek op 25 oktober 2017 kwam naar voren dat de cliënte recht had op tien uur zorg per week. Nu sprake was van een Wlz-indicatie moest worden uitgegaan van de omstandigheid dat meer zelfstandigheid niet zou komen en dat ook in de toekomst sprake zou zijn van permanente begeleiding. Nadat de cliënte in een enorme chaos was beland, wilde [naam curator], vader van de cliënte, een bevestiging van de oorspronkelijke afspraken tussen de cliënte en de zorgaanbieder. Door de vader van de cliënte niet te waarschuwen over de problematische relatie met haar ex-vriend heeft de zorgaanbieder de verantwoordelijkheid bij zichzelf gehouden. Besloten is dan ook dat de cliënte in formele zin in bescherming moest worden genomen en is met spoed een ondercuratelestelling door de vader van de cliënte verzocht. Vanaf dat moment had de zorgaanbieder de plicht om de vader van de cliënte, als curator, te informeren. De zorgaanbieder had de cliënte duidelijk moeten maken dat de relatie niet toekomstbestendig is. Toen er op 18 oktober 2017 een andere jongen in beeld kwam is de vader van de cliënte echter weer niet geïnformeerd. Op het door de vader van de cliënte op 16 november 2017 ingediende klaagschrift wordt zes weken lang niets vernomen. Het CBKZ meldt zich pas na elf weken in een procedure die al is afgerond. Cliënte kan dan met haar klacht alleen bij De Geschillencommissie terecht. Vanaf 15 november 2017 is er geen zorg meer aan de cliënte verleend. Met de overtreding van wet- en regelgeving doelt de cliënte op de omstandigheid dat de zorgovereenkomst door de zorgaanbieder niet conform de wet is opgezegd. Met het veronachtzamen van de persoonlijke veiligheid van cliënte wordt gedoeld op de signaalfunctie die door de politie en Veilig Thuis aan de zorgaanbieder was toebedeeld nadat de cliënte door haar ex-vriend was mishandeld, en die door de zorgaanbieder niet in acht is genomen. Bedreiging en intimidatie zoals genoemd in het klachtenformulier slaat op het eigenhandig en zonder rechterlijke titel op straat dreigen zetten van de cliënte.

Cliënte vordert een schadevergoeding van € 1.339,38 voor door haar ex-vriend weggenomen huisraad, een smartengeldvergoeding van € 10.000,– en een schadevergoeding voor gederfd huurgenot van € 5.147,50.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder op het volgende neer.

De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat zij aan de door haar te geven begeleiding heeft voldaan. De zorgaanbieder is een begeleidingsorganisatie en geen behandelingsorganisatie, het tegen de wil van een cliënt bieden van begeleiding is daarbij niet mogelijk.

Uit het zorgdossier blijkt dat de cliënte voldoende begeleiding bij haar werk is geboden. Daarnaast zijn diverse malen gesprekken bijgewoond, is de cliënte toen het nodig was naar haar werk gebracht en daar weer opgehaald en is zo goed als mogelijk geprobeerd de cliënte aan het werk te houden en haar in haar keuzes op dit gebied te begeleiden. De vader van de cliënte is bij alle (grote) onderwerpen en belangrijke beslissingen betrokken. Met hem is nauw contact onderhouden. Ook was er wel degelijk contact met de werkgever van de cliënte, maar deze begeleiding is op enig moment op verzoek van de vader van de cliënte gestopt. De begeleiding van de zorgaanbieder was adequaat, regelmatig en van een bij de cliënte passend niveau. Begeleiding bij het huishouden, bij sociale contacten en het werk is gegeven. Deze begeleiding was deels in persoon en deels via de Whatsapp. De cliënte was met periodes veelvuldig afwezig. Het is niet gebruikelijk de begeleiding in de woning te geven. Woonruimtes van cliënten worden nimmer zomaar zonder toestemming betreden.

Alle ondersteuning om zelfredzaamheid en regievoering over het eigen leven te stimuleren is door de zorgaanbieder aan de cliënte gegeven. De begeleiding was gericht op het zo goed mogelijk zelf en zelfstandig deelnemen aan het maatschappelijk leven. Bijzondere aandacht is uitgegaan naar de sociale zelfredzaamheid van de cliënte, in het bijzonder op het gebied van haar (liefdes)relaties.

De zorgaanbieder had geen enkele reden te vermoeden dat de cliënte onder zorgwekkende omstandigheden elders verbleef en dat daarom actie zou moeten worden ondernomen. Uit het dossier blijkt niet dat de cliënte in de periode mei tot en met oktober 2017 structureel elders verbleef. In de aanloop naar oktober wordt dat anders. Er vindt dan telefonisch contact met de vader van de cliënte plaats en er wordt besproken dat de cliënte wel degelijk richting de moeder van haar nieuwe vriend kan worden begeleid en dat het blijven weigeren van samenwonen op de lange termijn ook geen optie is. De begeleiding zou dan op ambulante basis door de zorgaanbieder kunnen plaatsvinden, dit wordt ook door de vader van de cliënte belangrijk gevonden. De vader van de cliënte was er ook van op de hoogte dat de cliënte steeds meer bij haar vriend in [plaats] verbleef. De ontruimde staat van de woning van de cliënte was eind september 2017 wel degelijk bekend bij de zorgaanbieder, maar ook logisch gelet op de wens van de cliënte om te gaan samenwonen. De vader van de cliënte was ook hiervan op de hoogte. De zorgaanbieder had niet zonder meer de nieuw ontwikkelende relatie van de cliënte aan de vader van de cliënte moeten melden. Dat was primair aan de cliënte zelf. Indien en voor zover er signalen waren die zouden (kunnen) wijzen op een onveilige situatie, zou anders zijn gehandeld. Er zijn met Veilig Thuis ook nimmer afspraken gemaakt over de door de vader van de cliënte voorgestane signaalfunctie.

De vader van de cliënte is wel degelijk deugdelijk geïnformeerd. Hij was prima op de hoogte van zijn dochter, hoe het met haar ging en waar zij zich bevond. De zorgrapportages waren voldoende. De verwachtingen van de vader van de cliënte sloten op dit vlak wellicht niet aan bij hetgeen hij ook daadwerkelijk kon en mocht verwachten.

De zorgaanbieder betwist dat sprake is geweest van bedreiging. Overigens kan de commissie zich ook niet uitlaten over de vraag of in dit geval sprake is geweest van gedragingen die strafrechtelijk kunnen worden gekwalificeerd als bedreiging. Er is ook nooit enige druk toegepast.

De toezending van het zorgdossier had zeker sneller gekund. De zorgaanbieder heeft hiervan geleerd.

Voor wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding stelt de zorgaanbieder dat de door haar geboden begeleiding conform de gemaakte afspraken was. Het was duidelijk dat geleidelijk aan spullen uit de woning van de cliënte naar het huis van haar vriend in [plaats] werden vervoerd en ook de vader van de cliënte was hiervan op de hoogte. Dat de spullen zijn beschadigd, is niet het (oorzakelijk) gevolg van enig handelen of nalaten van de zorgaanbieder. Bovendien is de schade op geen enkele wijze onderbouwd. De zorgaanbieder betwist ook dat zij verantwoordelijk is voor de door de cliënte gestelde immateriële schade. Er wordt ook geen nadere onderbouwing gegeven. Gesteld noch gebleken is dat de beweerdelijk geleden immateriële schade daadwerkelijk is geleden. Tot slot is ook geen sprake van gederfd huurgenot. Er waren geen gebreken aan de woonruimte van de cliënte, de cliënte wilde er zelf niet langer verblijven.

De zorgaanbieder concludeert tot gegrondverklaring van de klachten die betrekking hebben op de communicatie. De zorgaanbieder had ook sneller moeten zorgdragen voor verzending van alle gevraagde stukken uit het zorgdossier. Dit alles betekent echter niet dat de begeleiding door de zorgaanbieder onder de maat was. Nu geenszins van enige tekortkoming aan de zijde van de zorgaanbieder met betrekking tot de begeleiding is gebleken bestaat er geen grond voor het vergoeden van de gevorderde materiële en immateriële schade en de derving van het huurgenot.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder nog het volgende aangevoerd.

Er is niet volledig voldaan aan de bij de zorgovereenkomst behorende zorgbeschrijving. Op sommige momenten is meebewogen met cliënte, er wordt dan alleen zorg verleend als de cliënte aangeeft dat zorg nodig is. Er zijn weken geweest van minder contact, maar ook weken van meer contact. De begeleiding had als doel de cliënte te begeleiden naar een volledig participerende inzet in de maatschappij. Dat dit voor de cliënte te snel is gegaan, daar kan de zorgaanbieder inkomen. Er vindt ook begeleiding in de woning plaats, naast de gesprekken op kantoor. Het is beleid de woning van een cliënt niet te betreden als daartegen weerstand is. Voor het grootste gedeelte is voldaan aan de zorgvraag van de cliënte. Daarover is summier gerapporteerd. Er is te weinig rekening gehouden met de zorgvraag om begeleiding juist in de woning van de cliënte te laten plaatsvinden. Het uitgangspunt is dat cliënte zoveel mogelijk zelf moet kunnen en blijven doen. Er is ingeschat dat de cliënte meer kon doen dan dat [naam curator] voor ogen had. Achteraf bezien had op sommige vlakken meer moeten worden geanticipeerd. Op een gegeven moment is geconstateerd dat de mogelijkheden van de cliënte stelselmatig zijn overschat. Geprobeerd is te voldoen aan de vragen die voorlagen. Getracht werd een balans te vinden tussen wat de cliënte zelf mag vinden en wat niet, maar het blijft een lastige situatie. De liefde is besproken met de cliënte zelf en met haar is contact daarover gehouden en niet met haar vader. Indien de zorgaanbieder van mening is dat geen sprake is van een veilige situatie dan wordt daarvan een melding gedaan bij Veilig Thuis en het regieteam plus. Er moet dan wel eerst dossiervorming hebben plaatsgevonden. Cliënte is wel meerdere keren onderwerp van gesprek geweest. Het is steeds een punt van zorg geweest. Met cliënte is ook besproken dat het niet kon dat zij na de verbreking van haar relatie gelijk weer een nieuw vriendje had. Maar het betreft geen gesloten setting, waardoor het moeilijk is om iemand dan te beschermen. De relatie met de
ex-vriend van cliënte is geëscaleerd, vóór die tijd waren er echter geen signalen dat het de verkeerde kant op zou gaan. De communicatie en het samen optrekken met het netwerk van de cliënte had anders gemoeten. Op sommige momenten is door de zorgaanbieder een verkeerde inschatting gemaakt. De zorg voor en begeleiding van de cliënte is steeds leidend geweest. Ergens eind augustus 2017 is de deur van de woning van de cliënte opengemaakt omdat er geen contact meer met cliënte was. Door de zorgaanbieder is niet geconstateerd dat de woning van de cliënte op enig moment was ontruimd. In september 2017 is er telefonisch contact met de vader van de cliënte geweest over het samenwonen van cliënte. Bij de opzegging van de zorgovereenkomst is inderdaad niet een waarschuwing vooraf gegaan. De vraag is echter of dat nog aan de orde was gelet op de onderlinge verhoudingen. Bovendien blijkt uit de brief van 30 januari 2018 dat de opzegging niet een harde deadline betrof. Duidelijk was dat partijen uit elkaar moesten. De zorgaanbieder zet nooit iemand op straat, maar de bewoning was gekoppeld aan begeleiding. Er is vaak geprobeerd contact te zoeken met de voormalig advocaat van de cliënte, maar daar werd geen contact mee verkregen. Zo werd niet gereageerd op de door de zorgaanbieder verzonden brieven.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie dient de vraag te beantwoorden of er verwijtbare fouten zijn gemaakt bij de begeleiding van cliënte tijdens de uitvoering van de vooraf opgestelde behandelingsovereenkomst (zorgovereenkomst).

De commissie stelt voorop dat voor de aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder.

De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en cliënt moet door deze
tekortkoming schade zijn toegebracht. Daarbij geldt in het geval als het onderhavige dat sprake is van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. Dat wil zeggen dat pas kan worden gesproken van een tekortschieten indien vast komt te staan dat de betrokken behandelaar zich
onvoldoende heeft ingespannen; de behandelaar hoeft niet in te staan voor een bepaald resultaat.

De commissie zal als leidraad nemen voor de beoordeling van de klacht van de cliënte de acht
klachtonderdelen die in het vragenformulier zijn opgenomen. Dit is ook zo met partijen ter zitting
besproken.

De klachtonderdelen 1 (schending zorgplicht/wanprestatie), 2 (langdurige afwezigheid in instelling voor begeleid wonen zonder kennisgeving en zonder adequate begeleiding), 3 (ontruiming woning door derden en wekenlange leegstand alvorens ontruiming opgemerkt wordt) en 5 (veronachtzamen persoonlijke veiligheid) lenen zich naar het oordeel van de commissie voor een gezamenlijke
beoordeling.

Ad 1.

De commissie stelt vast dat, gelet op de zich in het dossier bevindende zorgaantekeningen, de
zorgaanbieder niet (volledig) aan de zorgbeschrijving, onderdeel van de tussen partijen ondertekende overeenkomst, heeft voldaan. Zo kan uit de zorgaantekeningen niet worden afgeleid dat er sprake is geweest van begeleiding in de woning van de cliënte en dat er dagelijks aandacht is geweest voor het huishouden. Hieruit kan de commissie niet anders dan afleiden dat de zorgaanbieder niet de zorg heeft geleverd zoals tussen partijen is overeengekomen. Dit is ook al door de zorgaanbieder ter zitting erkend door aan te geven dat niet volledig is voldaan aan de bij de zorgovereenkomst behorende zorgbeschrijving. Daarbij komt dat tussen de zorgaanbieder en de vader van de cliënte (de curator) een verschil van inzicht bestaat over in hoeverre de cliënte zelf de regie kan en mag hebben over haar leven. De zorgaanbieder heeft ook ter zitting aangegeven dat de mogelijkheden van de cliënte

stelselmatig lijken te zijn overschat. Gelet hierop acht de commissie dit klachtonderdeel gegrond.

Ad 2. en 3.

De commissie kan niet vaststellen of sprake is geweest van langdurige afwezigheid van de cliënte in haar appartement en dat mitsdien gedurende die periode geen sprake is geweest van begeleiding. Dit geldt eveneens voor de klacht dat de woning van de cliënte wekenlang heeft leeggestaan voordat de ontruiming door de zorgaanbieder werd opgemerkt. De vraag is of de cliënte inderdaad per direct, in mei 2017, bij haar toenmalige vriend is ingetrokken en of haar woning toen door derden, de
commissie leest de toenmalige vriend van de cliënte, al is leeggeruimd of dat op een later moment de verhuizing van de spullen in gang is gezet.

Ad 4.

Met betrekking tot de klacht over het niet in acht nemen van de wet- en regelgeving overweegt de commissie als volgt. De commissie is met de cliënte van oordeel dat de eenzijdige beëindiging van de
zorgovereenkomst door de zorgaanbieder bij brief van 16 januari 2018 niet conform de toen geldende wet- en regelgeving is gegaan. Een zorgovereenkomst mag alleen worden opgezegd als sprake is van een gewichtige reden in de zin van artikel 7:460 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De hoofdvraag in het onderhavige geschil luidt dan ook of er voor de zorgaanbieder een gewichtige reden bestond om de zorgovereenkomst met de cliënte op te zeggen. Wat een gewichtige reden voor opzegging is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Wanneer de zorgontvanger in hoge mate

afhankelijk is van de geboden zorg, dienen hoge eisen te worden gesteld aan het bestaan van een gewichtige reden. Deze eisen hebben niet alleen betrekking op de inhoud van de gewichtige reden, maar ook op de procedure die is gevolgd voordat op grond van een gewichtige reden is opgezegd.

Indien de gewichtige reden (mede) gelegen is in het gedrag van de zorgontvanger, dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger, mag van de zorgaanbieder in beginsel verwacht worden dat hij, alvorens tot opzegging over te gaan, (1.) de zorgontvanger concreet gewezen heeft op diens ongewenste

gedrag, (2.) op wijziging van dat gedrag heeft aangedrongen, (3.) de zorgontvanger ook de

gelegenheid heeft geboden diens gedrag te wijzigen en (4.) ook heeft aangegeven dat indien dat niet gebeurt de overeenkomst zal worden opgezegd. In voormelde brief constateert de zorgaanbieder dat elke basis die nodig is voor een inhoudelijke begeleiding ontbreekt. Door toedoen van naasten van de

cliënte zijn ernstige spanningen met de begeleiders en de organisatie ontstaan waardoor voortzetting van zorgvuldige begeleiding van de cliënte niet meer mogelijk is, aldus de zorgaanbieder. De
zorgaanbieder zegt vervolgens de zorgovereenkomst met de cliënte op. Uit die brief kan de commissie niet afleiden dat volgens de zorgaanbieder sprake is van een gewichtige reden en wat die gewichtige reden dan inhoudt, mede gelet op het hiervoor overwogene ten aanzien van deze gewichtige redenen. Evenmin is hieruit af te leiden dat de zorgvuldigheidseisen door de zorgaanbieder in acht zijn
genomen, laat staan op welke wijze. Dit leidt tot het oordeel dat de zorgaanbieder de
zorgovereenkomst niet conform de in acht te nemen regels heeft opgezegd.

Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

Ad 5.

Voor wat betreft de klacht van het veronachtzamen van de persoonlijke veiligheid van de cliënte is de commissie van oordeel dat daarvan geen sprake is geweest voor zover deze ziet op de mishandeling van de cliënte door haar ex-vriend. De zorgaanbieder is geen gesloten instelling, waardoor de
bevoegdheden van de zorgaanbieder beperkt zijn. De zorgaanbieder wist van de relatie van de cliënte met haar toenmalige vriend, en had, zoals hiervoor reeds overwogen, een ander beeld van wat cliënte aan kon en waartoe de cliënte in staat was. Daarnaast, en dat is het belangrijkste argument, is de zorgaanbieder in het geheel niet verantwoordelijk voor de daden van deze ex-vriend.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad 6.

De cliënte heeft ter zitting toegelicht dat zij met de klacht over bedreiging en intimidatie doelt op de uithuiszetting waarmee de zorgaanbieder volgens haar heeft gedreigd. De commissie is van oordeel dat geen sprake is van bedreiging. De zorgaanbieder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat zij meermalen contact heeft gezocht met de voormalig advocaat van cliënte maar dat deze niet
reageerde. De zorgaanbieder kon dan op een gegeven moment ook niet anders dan een standpunt innemen. De commissie neemt daarbij in aanmerking dat de verlening van zorg is gekoppeld aan de huisvesting. Het verblijf in een woning van de zorgaanbieder is slechts mogelijk in het kader van
begeleid wonen voor de periode zolang de indicatie en de zorgovereenkomst loopt. De duur van het tijdelijk verblijf is onlosmakelijk gekoppeld aan de duur van de zorgovereenkomst. Evenwel is de commissie van oordeel dat het standpunt, zoals dat is ingenomen door de zorgaanbieder, ondanks het uitblijven van een reactie van de gemachtigde van de cliënte, wel erg stellig is en daarmee
intimiderend kan overkomen op de cliënte, temeer nu zij verstandelijk beperkt is. Dat haar vader
inmiddels als curator optrad maakt dat niet anders, gelet op de door de zorgaanbieder gebruikte
bewoordingen en het feit dat het erop neerkwam dat alsnog de woning van een verstandelijk
beperkte cliënte ontruimd zou gaan worden waardoor zij op straat zou komen te staan.

De klacht is op dit punt van de intimidatie dan ook gegrond.

Ad 7. en 8.

Tussen partijen is niet meer in geschil dat de klacht van de cliënte over de verstrekking van het
zorgdossier en communicatie gegrond is.

De toezending van het zorgdossier heeft erg lang op zich laten wachten. De zorgaanbieder had

hierover, alsmede over de verstrekking van de zorgrapportages, dienen te communiceren.

De commissie volstaat hier dan ook met een gegrondverklaring dienaangaande.

Gelet op het voren overwogene is de commissie van oordeel dat gebleken is dat voor wat betreft de klachtonderdelen 1, 2, 4, 6, 7 en 8 de zorgaanbieder in deze niet heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwaam professional. Die klachten van de cliënte worden dan ook gegrond verklaard. De overige klachten van de cliënte zullen ongegrond worden verklaard.

Schadevergoeding
Voor aanspraak op schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Nu uit het voorgaande blijkt dat dit het geval is, zal de commissie thans beoordelen of en in hoeverre de verlangde schadevergoeding moet worden toegewezen.

De cliënte vordert een schadevergoeding van € 1.339,83 die onder meer betrekking heeft op een bed, een kast, een beschadigde eethoek en kleding. Cliënte stelt dat deze spullen als gevolg van de ontruiming van haar woning door haar toenmalige vriend verloren zijn gegaan. Volgens haar had de zorgaanbieder die ontruiming kunnen en moeten voorkomen. Door tijdige signalering door de zorgaanbieder had kunnen worden voorkomen dat de huisraad moest worden teruggehaald nadat de relatie was ontspoord.

De commissie zal dit verzoek om schadevergoeding afwijzen, nu niet is gebleken van enig causaal verband. Niet is gebleken dat de beschadiging van de huisraad het gevolg is van enig handelen of nalaten van de zorgaanbieder. Daarbij komt dat de gestelde schade door de cliënte niet is onderbouwd.

Voorts vordert de cliënte een immateriële schadevergoeding. De cliënte ondervindt de gevolgen van de door de zorgaanbieder geschonden zorgplicht. Zij heeft op het gebied van het voeren van een eigen huishouding, het ordenen van haar sociale leven en op het gebied van werk geen enkele vooruitgang geboekt. Haar algemene ontwikkeling is juist gestagneerd. Het gevoel in haar eigen woning een veilige haven te hebben is haar ontnomen. Ook heeft de cliënte maandenlang als gevolg van stress en een tekort aan slaap niet kunnen werken. Zij heeft zich nodeloos langdurig onbegrepen en onzeker gevoeld waardoor haar zelfvertrouwen een enorme knauw heeft opgelopen. De cliënte heeft een lange periode aan angst en onzekerheid blootgestaan. Het vertrouwen van de cliënte in mensen in het algemeen, maar in hulpverleners in het bijzonder, is fundamenteel geschonden en het gevoel van veiligheid en vertrouwen is verstoord. De cliënte stelt op grond van artikel 6:106 BW aanspraak te maken op een passende smartengeldvergoeding wegens door haar ondergaan leed, stress, ongemak en wegens de bij haar ontstane psychische klachten en wegens aantasting van haar persoon. Een smartengeldvergoeding van € 10.000,– vindt zij passend.

De commissie overweegt ten aanzien van de verzochte immateriële schadevergoeding als volgt. Vastgesteld kan worden dat stelselmatig onvoldoende zorg en begeleiding aan de cliënte is geboden. Zij heeft onvoldoende sturing gehad op sociaal en emotioneel gebied, wat tot nachtmerries, slaapproblemen en stress heeft geleid. Deze zijn uiteindelijk met traumabehandeling aangepakt. Gelet op deze omstandigheden staat naar het oordeel van de commissie vast dat de cliënte schade heeft geleden. Alles afwegende stelt de commissie de aan de cliënte toekomende schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 3.000,–.

Tot slot vordert de cliënte nog huurmatiging als gevolg van derving van huurgenot. De commissie zal dit verzoek om schadevergoeding afwijzen nu niet is gebleken van enig causaal verband.

Niet is gebleken dat de gestelde derving van het huurgenot het gevolg is van enig handelen of nalaten van de zorgaanbieder. Daarbij komt dat niet is gebleken van enige gebreken aan de woning van de cliënte.

Klachtengeld

Conform het reglement van de commissie zal de commissie tevens bepalen dat, nu de klacht deels gegrond is verklaard, de zorgaanbieder aan de cliënte het door haar betaalde klachtengeld van € 52,50 dient te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

  • verklaart de klachten 1, 2, 4, 6, 7 en 8 gegrond;
  • verklaart de klachten 3 en 5 ongegrond;
  • bepaalt dat de zorgaanbieder een bedrag van € 3.000,– aan de cliënte dient te vergoeden ter zake van door haar geleden immateriële schade;
  • wijst de vordering van de cliënte tot vergoeding van de materiële schade voor het overige af;
  • bepaalt dat de zorgaanbieder een bedrag van € 52,50 aan de cliënte dient te vergoeden ter zake van het door haar betaalde klachtengeld;
  • bepaalt dat de zorgaanbieder het klachtengeld en de schadevergoeding binnen 14 dagen na de p pagina 1 van dit bindend advies vermelde datum van verzending aan de cliënte dient te voldoen.

Aldus beslist op 15 maart 2019 door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit
mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers en de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris.