Arts mocht informatie niet zonder expliciete toestemming verstrekken aan andere arts

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Zorg Algemeen    Categorie: Informatie    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 131880/134016

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënte stelt dat de behandelend arts gevoelige en persoonlijke informatie heeft verstrekt aan de kinderarts van het ziekenhuis. Dit berust op een fout, aangezien haar zoon ten tijde van de informatieverstrekking al ontslagen was uit het ziekenhuis. De informatie had dus nooit gedeeld mogen worden, aldus cliënte. Zij verzoekt een schadevergoeding. De zorgaanbieder geeft een andere voorstelling van zaken en beweerd dat het verstrekken van informatie tussen de artsen was besproken met cliënte. De commissie is van oordeel dat de arts expliciet toestemming had moeten vragen aan cliënte om informatie over haar te verstrekken met de kinderarts. De arts had niet mogen veronderstellen dat zij dit kon doen. De klacht is gegrond. De cliënte heeft haar schadeclaim niet voldoende onderbouwd en er is geen direct verband tussen de gestelde schade en het voorval aangetoond, dus de cliënte heeft geen recht op schadevergoeding.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam cliënte], wonende te [naam woonplaats]

en

Stichting CJG Rijnmond, gevestigd te Rotterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 11 april 2022 te Den Haag.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

De cliënte stelt dat de zorgaanbieder zonder haar toestemming zeer gevoelige en persoonlijke informatie heeft gedeeld met de kinderarts van het ziekenhuis. Van noodzaak voor de behandeling was geen sprake.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Het zoontje van de cliënte is dysmatuur geboren en had daardoor moeite met drinken. Hij is hiervoor twee weken opgenomen geweest op de afdeling Neonatologie van het ziekenhuis. Na de opname is de cliënte met haar zoontje bij de zorgaanbieder langs geweest. De cliënte heeft met de arts besproken dat er veel was gebeurd.

Zonder haar toestemming heeft de arts zeer gevoelige en persoonlijke informatie van de cliënte gedeeld met de kinderarts van het ziekenhuis. Dit werd via Whatsapp aan de cliënte meegedeeld. In het dossier van het zoontje van de cliënte heeft de arts genoteerd dat zij de informatie had verstrekt omdat de cliënte zo open was en ervanuit ging dat de cliënte dit wel ‘oké’ zou vinden. Omdat cliënte aangaf het niet eens te zijn met het verstrekken van de informatie zeggen de stafarts en de manager ineens dat het “noodzakelijk was voor de behandeling”.

Van noodzaak is geen sprake. Het zoontje was al met ontslag en er zou na zes maanden een telefonisch consult plaatsvinden. Er is een ernstige fout gemaakt aldus cliënte.

De zorgaanbieder bagatelliseert het gevoel van de cliënte bij het verstrekken van de informatie. De cliënte heeft een progressieve spierziekte en is afhankelijk van artsen. Zij vraagt zich af hoe zij nu nog eerlijk kan en durft te zeggen waar zij last van heeft als een arts zomaar informatie deelt met wie hij maar wil. Het psychische herstel van de cliënte wordt door de gebeurtenis ernstig belemmerd. Haar vertrouwen is geheel kapot gemaakt. De vaste hulpverlening ontvangt daarom geen informatie meer van de cliënte.

De cliënte verlangt dat de zorgaanbieder schuld erkent. Daarnaast verlangt zij een schadevergoeding van € 15.000,– omdat haar vertrouwen in artsen compleet is vernield.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Op 20 oktober 2020, na het ontslag van het zoontje uit het ziekenhuis, heeft de jeugdarts van de zorgaanbieder contact gehad met de cliënte in het kader van het drie weken consult. Tijdens dat contact heeft de cliënte aangegeven dat zij het, gelet op haar geschiedenis, fijn vindt als andere specialisten hiervan op de hoogte zijn.

De harde ontlasting van het zoontje was nog niet opgelost en in overleg met de cliënte is afgesproken dat de jeugdarts van de zorgaanbieder de arts in het ziekenhuis zou bellen om na te vragen of er nog andere inzet gepleegd kan worden naast het aanpassen van de voeding. De jeugdarts heeft vervolgens contact gehad met de arts uit het ziekenhuis.

In dit gesprek is gesproken over de opname en is de zwangerschap ook ter sprake gekomen. Uit onderzoek blijkt dat stress en psychische klachten tijdens de zwangerschap veel impact kan hebben op de eerste 1000 dagen van een baby. Kinderen worden met een achterstand geboren doordat door de stress de organen en/of het stressnetwerk ontregeld worden. Zo kan het voorkomen dat pasgeborenen een laag geboortegewicht hebben, nog niet de kracht hebben om voldoende te drinken of een ontregelde ontlasting hebben. Dit onderzoek is de basis geweest voor het landelijke programma [naam landelijk programma], waarbij de nadruk ligt op het samen optrekken van de verschillende zorgverleners in het gezin. Om die reden achtte de jeugdarts het noodzakelijk om deze informatie te delen met de arts van het ziekenhuis. Door deze informatie te delen kan de juiste behandeling afgestemd worden en kunnen problemen voorkomen worden. Dat is de taak van de zorgaanbieder in de jeugdgezondheidszorg.

Omdat de cliënte meerdere malen heeft aangegeven dat informatie delen toegestaan was, heeft de jeugdarts overwogen dat dit mocht van de cliënte en dat dit ook kon in het kader van het medisch beroepsgeheim omdat de informatie zodanig cruciaal was dat een eventuele doorbreking, bij geen toestemming, ook gegrond zou zijn.

De zorgaanbieder betreurt het dat het gesprek tussen de jeugdarts en de moeder onjuist is geïnterpreteerd en dat de context van het delen van informatie niet beperkt is.

Hoewel de zorgaanbieder begrijpt dat de cliënte geraakt is doordat de zorgaanbieder noodzakelijke informatie heeft gedeeld, is onduidelijk welke impact dit heeft op de cliënte. Om die reden is een bedrag van € 15.000,– disproportioneel.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënte dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.

Het zoontje van de cliënte is dysmatuur geboren als gevolg waarvan hij moeite had met drinken. Hij is twee weken opgenomen geweest op de afdeling neonatologie van het ziekenhuis.

De cliënte bezocht vervolgens met haar zoontje het consultatiebureau van de zorgaanbieder op de locatie [naam locatie]. Met de arts van het consultatiebureau heeft de cliënte besproken dat er veel is gebeurd. Ook is erover gesproken dat de harde ontlasting van het zoontje nog niet was opgelost. Deze arts heeft aan de cliënte toestemming gevraagd en gekregen om over het zoontje contact op te nemen met de kinderarts in het ziekenhuis.

Vervolgens is gebleken dat deze arts niet alleen informatie over het zoontje heeft verstrekt maar ook informatie over de cliënte heeft gedeeld met de kinderarts in het ziekenhuis. Uit de stukken blijkt dat de arts ervanuit is gegaan dat de cliënte ook met het delen van die informatie over haarzelf heeft ingestemd. Die veronderstelling is onjuist. De arts had de cliënte expliciet toestemming moeten vragen om informatie over haarzelf te delen met de kinderarts van het ziekenhuis. Dat heeft de arts niet gedaan.

De door de zorgaanbieder gestelde noodzaak om de informatie met de kinderarts te delen is voor de commissie onvoldoende gebleken. Bovendien moet ook in het geval dat sprake is van noodzaak tot delen van informatie, eerst toestemming worden gevraagd aan de cliënte. Pas daarna kan bij zo’n noodzaak ook zonder toestemming van de cliënte informatie over haar worden gedeeld. In de onderhavige zaak is hiervan echter geen sprake.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. De commissie ziet echter geen aanleiding om een schadevergoeding aan de cliënte toe te kennen omdat de door de cliënte gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en tevens is door de cliënte geen direct verband tussen de gestelde schade en de ten onrechte verstrekte informatie aangetoond (causaliteit).

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

verklaart de klacht van de cliënte gegrond.

bovendien dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Betaling dient binnen één maand na verzenddatum van deze uitspraak te geschieden.

wijst het meer of anders verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 11 april 2022.