Andere diagnose dan gewenst niet aan zorgaanbieder te wijten

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: Diagnose    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 123865/134397

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt klaagt erover dat zijn zorgvraag niet afdoende werd onderzocht door de zorgaanbieder. De cliënt wenste nader onderzoek. Over het algemeen wordt er geklaagd over de kwaliteit van de zorg en dat de behandeling vroegtijdig is beëindigd. De cliënt verlangt schadevergoeding. De zorgaanbieder stelt dat er meerdere onderzoeken zijn uitgevoerd. De zorgaanbieder geeft aan dat de behandelrelatie met cliënt is beëindigd wegens agressief gedrag van cliënt. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder voldoende onderzoeken heeft uitgevoerd en dat niet van de zorgaanbieder kon worden verwacht om de behandelrelatie in stand te houden. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [woonplaats]

en

Parnassia Groep B.V., gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2022 te Den Haag.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam], psychiater en [naam], jurist. Beide partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht.

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de kwaliteit van zorg voor de cliënt. De cliënt verwijt de zorgaanbieder onzorgvuldig handelen door eenzijdig de behandelrelatie te beëindigen zonder de cliënt een alternatief te bieden of door te verwijzen.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt heeft zich in 2017 bij de zorgaanbieder gemeld en werd gediagnosticeerd met ADHD. Tijdens de behandeling ontstonden meerdere zorgvragen. De cliënt is hier niet goed mee geholpen; zijn zorgvraag werd niet onderzocht. De zorgaanbieder heeft de behandeling zonder instemming van de cliënt beëindigd. De cliënt had willen worden getoetst op hoogbegaafdheid maar zijn behandelaar heeft zonder onderzoek geconcludeerd dat daar geen sprake van was. Wel werden er zonder specifiek doel allerlei testen en onderzoeken bij de cliënt uitgevoerd. De cliënt had de indruk dat hij werd gebruikt als proefkonijn; hij werd niet geïnformeerd over de aard en het doel van de onderzoeken. Die onderzoeken hebben tot niets geleid. De cliënt had door de zorgaanbieder moeten worden doorverwezen naar een andere zorginstelling zodat zijn problemen verder hadden kunnen worden onderzocht. De zorgaanbieder heeft de cliënt ten onrechte agressief gedrag verweten; de cliënt heeft zich slechts beklaagd over de kwaliteit van de door de zorgaanbieder geleverde zorg. De cliënt heeft altijd al zijn medewerking verleend; er werd hem nimmer voorgehouden dat de behandelrelatie zou worden beëindigd.

De cliënt verwijt de zorgaanbieder onzorgvuldig handelen. Er is geen redelijke termijn in acht genomen voor het beëindigen van de behandelingsovereenkomst en er is hem geen alternatief of verwijzing geboden. De cliënt is door de zorgaanbieder aan zijn lot overgelaten. De cliënt is vrijwel volledig arbeidsongeschikt en kan nog niet deelnemen aan de maatschappij. De cliënt houdt de zorgaanbieder hiervoor verantwoordelijk en verlangt een schadevergoeding voor het leed dat hem is aangedaan. Aangezien de schade immaterieel is, is die voor de cliënt moeilijk uit te drukken in geld.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In 2017 is de cliënt bij de afdeling ADHD van de zorgaanbieder aangemeld. Na een conflict wilde de cliënt daar niet langer begeleid worden. Vanwege mogelijke persoonlijkheidsproblematiek werd de cliënt verwezen naar een andere afdeling van de zorgaanbieder. Naast het afstemmen van medicatie voor de ADHD-klachten werd een psychodiagnostisch onderzoek gestart, uitgebreid met een persoonlijkheidsonderzoek. De zorgaanbieder heeft uitgebreid onderzocht wat hij de cliënt kon bieden; de cliënt had op dat moment geen hulpvraag. Omdat de cliënt het niet eens was met de uitslagen van de onderzoeken en de rapportages kon het rapport niet definitief worden gemaakt. De cliënt verlangde vervolgens een behandeling voor hoogbegaafdheid van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft twee intelligentietesten uitgevoerd waaruit geen hoogbegaafdheid bleek zodat de zorgaanbieder niet tegemoet kon komen aan de wens van de cliënt. De cliënt was hier zeer verbolgen over waarna hij een traumabehandeling verlangde vanwege een posttraumatische stress-stoornis, die hem zou zijn aangedaan door de medewerkers van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven; uit eerdere onderzoeken waren geen aanwijzingen voor PTSS gezien. Ieder contact met de cliënt leidde inmiddels tot verdere conflicten en verbaal agressieve uitingen door de cliënt die door de zorgaanbieder als zeer bedreigend werden ervaren. De zorgaanbieder heeft zich dan ook genoodzaakt gezien de behandelrelatie met de cliënt te beëindigen.

De zorgaanbieder heeft de cliënt uitgebreid psychodiagnostisch getest. Dat het niet gelukt is een diagnose te stellen kan de zorgaanbieder niet verweten worden gelet op de afwijzende en vijandige houding van de cliënt. Voor de door de cliënt zelf gesuggereerde diagnoses heeft de zorgaanbieder geen aanknopingspunt gevonden. Omdat het de zorgaanbieder niet gelukt is overeenstemming te bereiken over de behandelingsovereenkomst heeft de zorgaanbieder de behandeling moeten beëindigen.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De cliënt werd in 2017 bij de zorgaanbieder aangemeld vanwege ADHD gerelateerde klachten. Vanwege onvrede aan de zijde van de cliënt over de ADHD-afdeling van de zorgaanbieder werd de cliënt intern doorverwezen naar een andere afdeling waar naast de ADHD-problematiek ook eventuele andere problemen konden worden onderzocht. Er bestond een behandelingsovereenkomst maar nog geen behandelplan; hiervoor diende eerst een diagnose te worden gesteld.

De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder gedurende een periode van vijf jaar hiertoe vele gesprekken heeft gevoerd en psychodiagnostische onderzoeken heeft uitgevoerd of heeft getracht uit te voeren maar de cliënt telkens de door de zorgaanbieder voorgestelde weg heeft afgewezen.

De cliënt vermoedde dat zijn problemen samenhingen met hoogbegaafdheid en PTSS, maar die vermoedens werden niet door onderzoeken aangetoond of bevestigd. Een andere hulpvraag had de cliënt niet, zo begrijpt de commissie.

De commissie is dan ook van oordeel dat van de zorgaanbieder niet kon worden verlangd de behandelrelatie nog langer in stand te houden; de cliënt heeft er zelf voor gekozen de door de zorgaanbieder aangereikte behandelmogelijkheden niet te accepteren. Daar komt bij dat de relatie tussen partijen zeer conflictueus was en de houding van de cliënt ten opzichte van de zorgaanbieder als zeer bedreigend werd ervaren.

De commissie kan zich voorstellen dat de cliënt zich onbegrepen voelt maar heeft niet kunnen vaststellen dat de zorgaanbieder hiervan een verwijt kan worden gemaakt.

De zorgaanbieder heeft zich gedurende vijf jaar lang voor de cliënt ingespannen om met hem te onderzoeken waar zijn hulpvraag lag en welk vervolgtraject het meest passend voor hem was. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder op juiste gronden de behandelrelatie heeft beëindigd en zich als een redelijk zorgverlener voor de cliënt heeft gedragen.

De commissie verklaart de klacht dan ook ongegrond en wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af.

Beslissing
De commissie:

verklaart de klacht ongegrond;

wijst af het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen, psychiater en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 24 maart 2022.