Ambulancepersoneel heeft zorgvuldig gehandeld door cliënt ter plaatste te onderzoeken en door te verwijzen naar huisartsenpost

  • Home >>
  • Ambulancezorg >>
De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ambulancezorg    Categorie: bejegeningZorgvuldigheid    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 194230/209095

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt was als bijrijder betrokken bij een ongeluk met de auto. De cliënt werd door het ambulancepersoneel aangeraden om op eigen kracht naar de huisartsenpost te gaan. De cliënt klaagt over de handelwijze van het ambulancepersoneel. Volgens de zorgaanbieder zit er een verschil tussen hetgeen het ambulancepersoneel heeft bedoeld en hoe de cliënt dit heeft ervaren. Het onderzoek ter plaatse gaf onvoldoende aanleiding om de cliënt met de ambulance mee te nemen naar de spoedeisende eerste hulp. De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld jegens de cliënt. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

RAV Haaglanden – Ambulancezorg GGD Haaglanden, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ambulancezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2023 te Den Haag.

Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt toegelicht. De cliënt werd daarbij bijgestaan door zijn echtgenote. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd [naam], teammanager en [naam], medisch manager.

Van de zijde van de commissie hebben twee toehoorders de zitting bijgewoond, nadat hen bijzondere toegang was verleend.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de wijze waarop de zorgaanbieder is omgegaan met de hulpvraag van de cliënt. Na een aanrijding had de cliënt veel pijn en kon hij niet op zijn been staan. Hij werd niet serieus genomen en niet geholpen. De cliënt verwijt de zorgaanbieder onzorgvuldig handelen en een onheuse bejegening.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

Op 21 juli 2021 was de cliënt als bijrijder betrokken bij een aanrijding. De auto waarin hij passagier was werd van achteren aangereden. De cliënt deed zijn best om na de aanrijding uit de auto te stappen maar door zijn halfzijdige verlamming lukte dit niet goed en viel de cliënt op de grond van de pijn. Toen het ambulancepersoneel arriveerde hoopte de cliënt op hulp maar hem werd gezegd dat hij op moest staan. Dat dat niet ging werd niet geloofd. De cliënt had de indruk dat de ambulancehulpverlener vond dat hij zich aanstelde en de pijn overdreef. De cliënt werd aangeraden op eigen kracht naar de huisartsenpost te gaan maar de cliënt was hiertoe niet in staat. Hij hoopte in de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd te worden. Familieleden hebben de cliënt uiteindelijk in een auto en naar de huisartsenpost geholpen.

De cliënt heeft veel last van het voorval. Hij heeft een posttraumatische stress-stoornis ontwikkeld waarvoor hij onder behandeling is. Sinds de botsing is zijn lichamelijke situatie erg achteruit gegaan. Het bezorgt de cliënt dagelijks nog veel stress dat hij van de zorgaanbieder niet de hulp heeft ontvangen die hij op dat moment hard nodig had en dat hij niet geloofd werd. De cliënt voelde zich zeer gediscrimineerd.

De cliënt verlangt een erkenning van zijn klacht en ook een schadevergoeding van € 9.000,– ter verzachting van het leed (de PTSS en de revalidatie) dat hem door toedoen van de zorgaanbieder is aangedaan.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De ambulancehulpverlener heeft nooit de bedoeling gehad de cliënt te beledigen of te discrimineren. Er zit een discrepantie tussen hetgeen de hulpverlener heeft bedoeld en de wijze waarop de cliënt dit heeft ervaren. Dit kan gelegen zijn in het feit dat een jonge, weinig ervaren hulpverlener ter plaatse was. De zorgaanbieder is met de hulpverlener een individueel begeleidingstraject gestart om hem te leren zich te uiten op een wijze die maar voor één uitleg vatbaar is en door iedereen op dezelfde wijze wordt begrepen zodat misverstanden kunnen worden voorkomen.

Voor wat betreft de medisch inhoudelijke kant heeft de zorgaanbieder toegelicht dat door een andere melding in de buurt de hulpverleners al na vijf minuten ter plaatse waren. De melding kwam op 21 juli 2021 binnen om 18.19 uur en de ambulancehulpverleners waren om 18.24 uur bij de cliënt. De cliënt gaf aan dat hij naar het ziekenhuis gebracht wilde worden; hij kon zijn linkerbeen niet belasten en had pijn aan zijn nek. De hulpverleners hebben de cliënt nagekeken en onderzocht. Dat eerste onderzoek gaf geen verdenking van acute of levensbedreigende problematiek. Aan de cliënt werd uitgelegd dat hij verder onderzocht moest worden en dat er nog meer controles uitgevoerd dienden te worden. Op dat moment verschenen echter familieleden van de cliënt die geagiteerd leken en de cliënt in een auto tilden en meenamen. De hulpverlener heeft nog snel een afspraak gemaakt bij de huisartsenpost waar de cliënt 20 minuten later terecht kon.

De zorgaanbieder betwist op geen enkele manier de gevolgen die de cliënt heeft ervaren van het ongeval en de impact daarvan op zijn leven en welzijn maar vraagt zich af of en in welke mate het handelen van de ambulancehulpverlener hieraan negatief heeft bijgedragen. De ambulancehulpverlener en de ambulancechauffeur kunnen zich niet herinneren dat iets onoorbaars is voorgevallen. Zij waren verrast door de plotselinge aanwezigheid van de familie van de cliënt waardoor de hulpverlening niet goed kon worden afgerond.

Beoordeling van het geschil
Onzorgvuldig medisch handelen
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de commissie gebleken dat de hulpverleners van de zorgaanbieder zeer snel ter plaatse waren na de melding van het ongeval waar de cliënt bij betrokken was. Uit het “overdracht verslag” blijkt dat de cliënt lichamelijk is onderzocht (top tot teen onderzoek) en dat alle functies zijn gecheckt. In dit verslag is onder meer genoteerd:
“Dhr is invalide en heeft een moeilijke loopgang. Geeft aan linkerbeen niet te kunnen belasten en onderzocht te willen worden. Daarnaast myalgene pijn aan li zijde van de nek. Na opstaan geeft dhr. aan een verdoofd gevoel te hebben in linkerbeen, maar gebruikt het been wel met goede tonus”….. “geen verdenking op acute problematiek”

Uit het verslag heeft de commissie dan ook niet kunnen afleiden dat de klachten van de cliënt niet serieus zijn genomen. Vaststaat dat de cliënt tijdens het onderzoek van de hulpverleners door familieleden is opgetild en in de auto is meegenomen. De cliënt heeft gesteld dat de hulpverleners weigerden hem te helpen en dat hij om die reden aangewezen was op hulp van zijn familie. De zorgaanbieder heeft gesteld dat het eerste onderzoek van de cliënt geen aanleiding gaf om hem mee te nemen naar de spoedeisende hulp maar dat het onderzoek nog niet was afgerond.

De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de zorgaanbieder onzorgvuldig of nalatig ten opzichte van de cliënt heeft gehandeld. Dat de cliënt niet meteen werd meegenomen in de ambulance wil niet zeggen dat zijn klachten niet serieus zijn genomen of de hulpverlening onder de maat is geweest. Het uitvoeren van (lichamelijk) onderzoek en testen ter plaatse behoort tot de primaire taak van hulpverlening van het ambulancepersoneel. Dat onderzoek gaf geen verdenking van levensbedreigende problematiek. Met de doorverwijzing naar de huisartsenpost voor nader onderzoek heeft de hulpverlener als een goed zorgverlener voor de cliënt gehandeld. De commissie verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

Bejegening
De cliënt heeft gesteld dat de ambulancehulpverlener hem onheus heeft bejegend en hem niet serieus heeft genomen; de cliënt voelde zich gediscrimineerd. De ambulancehulpverlener heeft te kennen gegeven dat hij het betreurt dat de cliënt de zorgverlening als kwetsend heeft ervaren en zijn uitlatingen wellicht anders heeft geïnterpreteerd dan bedoeld. De hulpverlener heeft de cliënt hiervoor zijn excuses aangeboden.
De commissie twijfelt niet aan de oprechtheid van de verklaringen van de cliënt op dit punt, noch aan die van de hulpverlener. Wat er al dan niet is gezegd of voorgevallen heeft de commissie echter niet kunnen toetsen of vaststellen. Voor zover de uitlatingen van de hulpverlener als onheus kunnen worden aangemerkt is daar door de zorgaanbieder adequaat op gereageerd door de hulpverlener een individueel begeleidingstraject aan te bieden om hem te leren zich zorgvuldiger uit te laten zodat misverstanden voor de toekomst kunnen worden voorkomen. Ook wat dit betreft verklaart de commissie de klacht ongegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënt in alle onderdelen ongegrond en wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ambulancezorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer P. Haasbeek en de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 12 juni 2023.