Afwijzen verzoek tot her-aanmelding cliënte niet onzorgvuldig

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: bejegeningzorg    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 64258/116884

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënte klaagt over de behandeling die zij in 2016 en 2017 heeft ontvangen. Signalen zijn onvoldoende opgepakt, waardoor de cliënte in een depressie is beland. Ook klaagt de cliënte over de afspraak die met haar is gemaakt over her-aanmelding die niet wordt nagekomen en de manier waarop zij in 2020 over haar verzoek om her-aanmelding is geïnformeerd.

Volgens de zorgaanbieder is het her-aanmeldingsbeleid sinds 2017 veranderd. Her-aanmelding betekent niet automatisch dat de cliënt ook opnieuw in behandeling komt. Dit is telefonisch uitgebreid uitgelegd aan de cliënt.

Naar het oordeel van de commissie is uit de rapportages niet gebleken dat de cliënte ontevreden was over de behandeling. Ook blijkt niet dat duidelijke signalen door de zorgaanbieder zijn genegeerd. De commissie is verder van oordeel dat de zorgaanbieder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door het verzoek van cliënte tot her-aanmelding na 3,5 jaar voor behandeling voor het uitsluitend verstrekken van medicatie af te wijzen. De zorgaanbieder heeft het verzoek tot her-aanmelding opnieuw beoordeeld op basis van het huidige behandelingsbeleid. Uit het dossier is de commissie gebleken dat de zorgaanbieder dit ook heeft uitgelegd. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats]

(hierna te noemen: de cliënte)

en

Lentis, gevestigd te Zuidlaren, zorgondernemer, vestiging PsyQ Arnhem ( PsyQ is een landelijk opererend netwerk en samenwerkingsverband van een aantal GGZ-instellingen, waaronder Lentis) (hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 juli 2022 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting werd cliënte bijgestaan door haar echtgenoot. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam], vestigingsmanager algemene zaken bij PsyQ Arnhem en [naam] klinisch psycholoog en behandelcoördinator bij PsyQ Arnhem.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de behandeling van cliënte in 2016/2017 en het niet nakomen van de toezegging dat de behandeling op termijn hervat zou kunnen worden.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte beklaagt zich in algemene zin over de behandeling die zij destijds bij de zorgaanbieder heeft gehad, de afspraak die met haar is gemaakt over her-aanmelding die niet wordt nagekomen en de manier waarop zij in 2020 over haar verzoek om her-aanmelding is geïnformeerd.

Vanwege de emotionele schade die zij hierdoor heeft geleden, vordert cliënte een schadevergoeding van € 25.000,– van de zorgaanbieder.

Ter zitting heeft zij haar klacht nader toegelicht.

Cliënte heeft in de periode 2016/2017 een behandeling ondergaan bij de zorgaanbieder. De behandelend psychiater heeft tijdens deze behandeling en bij de afronding van deze behandeling haar klachten en signalen onvoldoende opgepakt. Cliënte is hierdoor in een zware depressie beland. Zij heeft een formulier ingevuld met een beoordeling over haar behandeling, maar de vragen heeft zij niet echt kunnen lezen vanwege haar depressieve toestand. Haar antwoorden over cliënttevredenheid zijn dan ook niet juist.

De betreffende psychiater heeft cliënte in het afrondende gesprek toegezegd dat cliënte de mogelijkheid had om terug te komen. Toen cliënte in 2020 met een verwijzing van haar huisarts opnieuw contact opnam met de zorgaanbieder voor een vervolgbehandeling, kreeg zij te horen dat zij niet kon worden aangenomen voor een behandeling. De zorgaanbieder heeft aan cliënte niet duidelijk gemaakt waarom zij niet meer in behandeling kon komen. Zij heeft het gesprek met de zorgaanbieder als intimiderend ervaren. Cliënte vraagt zich af of de zorgaanbieder niet meer had kunnen doen om de gemaakte afspraak over een vervolgbehandeling na te komen.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Uit de door cliënte ingevulde vragenlijsten blijkt dat cliënte positief was over de behandelaar en het resultaat dat de behandeling. Bij afsluiting van de behandeling op 21 april 2017 is een ROM-meting afgenomen. Hieruit bleek geen hoog niveau van klachten en ook geen onvrede over het behandeltraject of de behandelaar.

Bij het afsluiten van de behandeling op 21 april 2017 is met cliënte afgesproken dat zij weer kon worden aangemeld wanneer zij in de toekomst de wens zou hebben om opnieuw atomoxetine of guanfacine te proberen. De psychiater heeft deze afspraak gemaakt, rekening houdend met de toen geldende afspraken. Tussen de afsluiting van de behandeling en de her-aanmelding eind oktober/begin november 2020 zit een periode van ruim 3,5 jaar. In deze periode is het beleid veranderd. In het algemeen kan gesteld worden dat wanneer een patiënt opnieuw wordt aangemeld bij de zorgaanbieder, dit niet automatisch betekent dat de patiënt ook opnieuw in behandeling komt. Een nieuwe aanmelding zal altijd eerst worden beoordeeld.

In een telefoongesprek op 30 november 2020 hebben de vestigingsmanager en de klinisch psycholoog/behandel coördinator uitgebreid de tijd genomen om aan cliënte uit te leggen waarom zij niet opnieuw in behandeling kon komen bij de zorgaanbieder.

Het zou niet zorgvuldig zijn geweest om cliënte opnieuw in behandeling te nemen in de wetenschap dat zij op een lange wachtlijst van 48 weken terecht zou komen, terwijl zij elders naar alle waarschijnlijkheid sneller geholpen zou kunnen worden. De voor haar bekende behandelaar was niet meer werkzaam bij de zorgaanbieder en cliënte was, achteraf bezien, ook niet tevreden over de behandeling. Ook het beleid ten aanzien van behandeling bij ADHD is gewijzigd. Behandelingen die uitsluitend zijn gericht op het verstrekken van medicatie, in het geval van cliënte atomoxetine, worden niet meer gegeven.

De betrokken medewerkers hebben er alles aan gedaan om aan cliënte uit te leggen waarom zij niet opnieuw in behandeling kon komen. Ook hebben zij alternatieven aangeboden en ook om voor een zorgvuldige overdracht naar de volgende behandelaar te zorgen.

De zorgaanbieder verzoekt de klachten ongegrond te verklaren en de vordering tot schadevergoeding af te wijzen.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.

Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst met cliënte.

De cliënte heeft de volgende klachten aan de commissie voorgelegd.

Klacht 1 betreft de behandeling in de periode 2016/2017 door psychiater;

Klacht 2 betreft het niet nakomen van de toezegging door de zorgaanbieder van her-aanmelding;

Klacht 1:
Met betrekking tot de signalen die de psychiater volgens cliënte had kunnen en moeten oppakken, heeft de klachtencommissie overwogen dat het dossier dit beeld niet bevestigt. De rapportages geven geen blijk van dergelijke signalen en de vragenlijst die cliënte bij de afronding van haar behandeling heeft ingevuld, geeft een heel ander beeld. De behandeling zag blijkens het dossier alleen op ADHD. De klachtencommissie heeft op basis van de informatie uit het dossier niet de overtuiging dat er duidelijk kenbare signalen waren die door de psychiater zijn genegeerd.

De commissie sluit zich aan bij het oordeel van de klachtencommissie. Ook ter zitting heeft cliënte naar het oordeel van de commissie niet duidelijk kunnen maken waarom de behandelend psychiater in haar behandeling, die uitsluitend gericht was op ADHD klachten, tekortgeschoten zou zijn. De commissie zal deze klacht ongegrond verklaren.

Klacht 2: Cliënte stelt dat de zorgaanbieder haar toezegging met betrekking tot her-aanmelding en vervolgbehandeling niet is nagekomen.

De klachtencommissie heeft op basis van het dossier vastgesteld dat de psychiater op 21 april 2017 met cliënte de afspraak heeft gemaakt dat wanneer zij in de toekomst de wens had om opnieuw atomoxetine of guanfacine te proberen, zij kon worden her-aangemeld. Uit het dossier blijkt niet of er al dan niet gesproken is over de voorwaarden die gelden voor een her-aanmelding en vervolgbehandeling bij de zorgaanbieder. Cliënte is in het najaar van 2020, ruim 3,5 jaar na de beëindiging van de eerste behandeling, door haar huisarts opnieuw doorverwezen naar de zorgaanbieder voor een vervolgbehandeling van ADHD met uitsluitend medicatie (atomoxetine).

Ter zitting is door de zorgaanbieder aangegeven dat inmiddels het beleid is aangepast. Cliënte ’s verzoek om behandeling door middel van verstrekking van het medicijn atomoxetine is op basis van het huidige beleid afgewezen. Daar waar voorheen nog wel eens alleen een behandeling met medicatie werd aangeboden, biedt de zorgaanbieder op basis van het huidige beleid voor ADHD alleen nog een gecombineerde behandeling van psychologische behandeling en farmacotherapie aan. Indien een cliënt binnen drie maanden na afronding van een behandeltraject weer wordt aangemeld, wordt die cliënt bovenaan de wachtlijst geplaatst.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door het verzoek van cliënte om behandeling voor het uitsluitend verstrekken van medicatie af te wijzen. Daarbij overweegt de commissie dat een verzoek om her-aanmelding niet betekent dat het ook daadwerkelijk komt tot een vervolgbehandeling bij de zorgaanbieder.

De zorgaanbieder heeft de her-aanmelding opnieuw beoordeeld op basis van het thans gevoerde behandelingsbeleid. Daarbij heeft zij tevens in aanmerking genomen dat inmiddels 3,5 jaar was verstreken na de eerste behandeling, dat de psychiater die cliënte destijds onder behandeling had, niet meer werkzaam is bij de zorgaanbieder en dat, gezien de opgelopen wachtlijst, cliënte bij een vrijgevestigde praktijk sneller zou kunnen worden behandeld met farmacotherapie.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen.

De commissie begrijpt dat de telefonische gesprekken met de vestigingsmanager en de klinisch psycholoog door cliënte als teleurstellend zijn ervaren vanwege de mededeling dat zij niet onder behandeling kon worden genomen. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is voor de commissie voldoende aannemelijk geworden dat de zorgaanbieder op meerdere momenten aan cliënte haar beslissing heeft uitgelegd. Niet kan worden gesteld dat de zorgaanbieder heeft verzuimd om cliënte de reden van de afwijzing te geven.

De commissie zal ook deze klacht ongegrond verklaren.

In zijn verweerschrift heeft de zorgaanbieder aangegeven dat hij alternatieven heeft aangeboden aan cliënte en haar heeft aangeboden om voor een zorgvuldige overdracht naar de volgende behandelaar te zorgen. Ter zitting is de commissie niet duidelijk geworden in hoeverre de zorgaanbieder dit ook daadwerkelijk heeft gedaan. Wellicht was cliënte, mede gelet op haar psychische toestand, gebaat geweest bij een meer pro-actieve opstelling van de zorgaanbieder bij het vinden van een andere behandelaar die op korte termijn cliënte farmacotherapie kan geven. Deze overweging ten overvloede leidt echter niet tot de gegrondheid van de klacht.

Gezien al het vorenstaande komt de commissie tot het oordeel dat dat de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals een redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld. Van een tekortschieten in de zorgverplichting van de zorgaanbieder is geen sprake.

Voor aanspraak op immateriële schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Van een toerekenbare tekortkoming is hier echter geen sprake, zodat de vordering tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klachten ongegrond en wijst de door cliënte verlangde schadevergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 14 juli 2022.