Cliënt dient klacht te laat in bij De Geschillencommissie, pas na 25 maanden (ipv 12 maanden). Client kan niet aannemelijk maken, dat hem hiervoor geen verwijt treft. Daarom zijn klachten niet ontvankelijk.

  • Home >>
  • Geestelijke Gezondheidszorg >>
De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 110585

De uitspraak:

In het geschil tussen

Cliënt en Stichting Iriszorg, gevestigd te Arnhem (verder te noemen: de zorginstelling)

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke gezondheidszorg (verder ook te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 24 juli 2017 te Apeldoorn.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De zorginstelling werd ter zitting vertegenwoordigd door [lid van de raad van bestuur van de zorginstelling] en door [advocaat].

Onmiddellijk na het sluiten van de mondelinge behandeling hebben partijen aan de commissie gevraagd om de behandeling van de zaak aan te houden tot 15 september 2017, omdat zij wilden proberen met elkaar in gesprek te raken en tot een minnelijke regeling te komen. Op 4 september 2017 heeft de cliënt de commissie bericht dat hij wenst dat de behandeling wordt voortgezet en dat uitspraak wordt gedaan. De cliënt heeft nog een stuk overgelegd op 6 september 2017, maar de commissie laat dit stuk buiten beschouwing, nu de mondelinge behandeling reeds heeft plaatsgevonden en voor indiening van nieuwe stukken geen plaats meer is.

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de dienstverlening van de zorginstelling aan de cliënt.

Standpunt van de cliënt

De klacht is door de cliënt zeer summierlijk uiteengezet in het klachtenformulier.
Daar staat vermeld:
“- Niet voldaan WGBO/KWZ
– Geen zorgovereenkomst / noch begeleidingsplan
– Geen zorgplan dat getekend is en geëvalueerd
– Pas in november 2014 (19/11/2014) huurovereenkomst + VW
– Niet voldaan aan zorgovereenkomst en reglement met privacy, info, beelden, opnames e.d. Niet nageleefd afspraken (begon in Apeldoorn)
– Zorgplan later eenzijdig geformuleerd
– Moeilijk doen over verstrekken dossier ook bij advocaat die ik moest machtigen
– Eerst wel positieve huurdersverklaring met verschillende data na 1/9/’16 opeens niet
– Geen verstand van Ass, wel voorgewend te kunnen d.m.v. intake verder beloop ‘begeleiding’
– In verkeerde woning gezet, wetende dat ik prikkelgevoelig was en ben
– Raar dat Iriszorg ook in Bzt zit (Bijzondere ZorgTeam), info verkrijgen en tegenwerken. Geen zorg op maat steeds ‘verbloemen’ en ‘uitbesteden’
– Hoger beroep tegen aangifte, loopt al > 1,7 jaar”

De commissie heeft de cliënt ter zitting meerdere malen in de gelegenheid willen stellen de klachtpunten te verduidelijken door hierover gerichte vragen te stellen, maar de cliënt reageerde hierop door verwijten te uiten, niet alleen aan het adres van de zorginstelling, maar ook aan het adres van de commissie zelf. De cliënt sprak hierbij met stemverheffing en verstoorde de orde van de zitting. Hierop is de zitting gesloten. De commissie maakt voor zover nodig voor de beantwoording van de vraag wat nu precies de klacht en het standpunt van cliënt is, gebruik van de overgelegde stukken en het verweerschrift van de zorginstelling.

In de kern komt het standpunt van de cliënt – voor zover thans van belang – kennelijk op het volgende neer.

De cliënt is een huur- en zorgovereenkomst aangegaan met de zorginstelling, waarbij de zorginstelling optreedt als verhuurder en tevens hulpverlening biedt. De cliënt is niet tevreden geweest met de gehuurde woning. De woning is volgens de cliënt te gehorig. De zorginstelling wilde aanpassingen doen aan de woning, maar stelde daarbij als voorwaarde dat de cliënte zich zou laten behandelen door het FACT-team. De cliënt wilde niet aan deze voorwaarde voldoen. De cliënt heeft naar aanleiding hiervan een klacht ingediend bij klachtencommissie van de zorginstelling.  De klachtencommissie heeft de klacht ongegrond verklaard op 15 september 2015. De aan deze klachtencommissie voorgelegde klachten worden nu door de cliënt voorgelegd aan de geschillencommissie. De huur- en zorgovereenkomst is later opgezegd door de zorginstelling. Ook hiertegen richten zich kennelijk de klachten. De cliënt verlangt dat de commissie een schadevergoeding vaststelt ten laste van de zorginstelling van € 10.000,– in verband met kosten gemaakt als gevolg van de gedwongen verhuizing, bestaande in opslag, verhuizingskosten en kosten ven het zoeken naar een nieuwe woning.

Standpunt van de zorginstelling

In de kern komt het standpunt van de zorginstelling – voor zover thans van belang – op het volgende neer.

De klachten van de cliënt vloeien voort uit het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel van 28 januari 2016. De cliënt dient niet ontvankelijk verklaard te worden als de rechter, zoals in dit geval, een uitspraak heeft gedaan over de inhoud van het geschil.
Subsidiair heeft de cliënt zijn klachten te laat ingediend, namelijk na het verstrijken van de termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf het moment van beslissen van de klachtencommissie van de zorginstelling. Op deze grond dient de cliënt eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Meer subsidiair geldt het volgende. Voor zover de klachten niet geheel overeenkomen met de aan de klachtencommissie van de zorginstelling voorgelegde klachten, zijn deze klachten ten onrechte niet eerst ingediend bij deze klachtencommissie, reden waarom (opnieuw) cliënt in zijn klachten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Voor zover de klachten zijn gericht op de ontbinding van de huur- en zorgovereenkomst geldt dat de rechter op 28 januari 2016 reeds een uitspraak heeft gedaan over de inhoud van het geschil dat aan de klachten ten grondslag ligt. In zoverre dient de cliënt dan ook op grond van artikel 5 onder aanhef en onder b van het Reglement Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: het reglement) niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Volgens artikel 6, eerste lid, onder aanhef en onder b van het reglement dient de commissie een cliënt voorts niet-ontvankelijk te verklaren op verzoek van de zorginstelling – gedaan bij eerste gelegenheid – indien de cliënt zijn geschil na indiening van de klacht bij de zorginstelling niet binnen twaalf maanden bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Ingevolge artikel 6, tweede lid van het reglement geldt hierop een uitzondering indien de cliënt redelijkerwijs geen verwijt treft. In dit geval heeft de zorginstelling bij de eerste gelegenheid een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid vanwege te laten indiening. De cliënt stelt dat hem geen verwijt treft, omdat hij het reglement niet kende. Het feit dat hij niet tijdig wist dat zij de klachtenprocedure van de geschillencommissie kon volgen maakt echter niet dat hem geen verwijt treft van het te laat aanhangig maken van de klachten. Hij had redelijkerwijs reeds op een eerder moment op het internet of langs andere weg van deze mogelijkheid op de hoogte kunnen geraken. De cliënt stelt verder dat hem geen verwijt kan worden gemaakt omdat hij in de periode van februari 2016 tot eind september 2016 opgenomen is geweest. De initiële klachten zijn op 9 april 2015 ingediend bij de klachtencommissie van de zorginstelling. De klachten zijn pas op 15 mei 2017 bij de geschillencommissie ingediend, derhalve (ruim) 25 maanden na indiening van de initiële klachten. Zelfs al zou moeten worden aangenomen dat de cliënt in de periode van de opname redelijkerwijs niet in staat is geweest om de klachten in te dienen, dan resteerde hem nog voldoende tijd om de klacht tijdig bij de geschillencommissie in te dienen. Nog daargelaten dat de cliënt de gestelde opname niet met stukken heeft onderbouwd, is de commissie dan ook van oordeel dat de cliënt niet aannemelijk heeft gemaakt dat hem vanwege de opname geen verwijt treft voor de (fors) te late indiening. Van andere feiten of omstandigheden die zouden meebrengen dat er geen sprake is van verwijtbaarheid aan de zijde van de cliënt is niet gebleken. Het voorgaande brengt mee dat ook voor zover de klachten niet in het kort geding aan de orde zijn geweest, maar deze wel zijn voorgelegd aan de klachtencommissie van dezorginstelling, de cliënt niet-ontvankelijk is.

Volgens artikel 6, eerste lid, onder aanhef en onder a van het reglement dient de commissie een cliënt niet-ontvankelijk te verklaren op verzoek van de zorginstelling – gedaan bij eerste gelegenheid – indien de cliënt zijn klacht niet eerst volgens de wet bij de zorgaanbieder heeft ingediend. Hierop gelden twee uitzonderingen, namelijk indien van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht eerst bij de zorgaanbieder indient en indien de cliënt ter zake van de niet naleving ervan redelijkerwijs geen verwijt treft. In dit geval heeft de zorginstelling bij de eerste gelegenheid een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid vanwege te late indiening. Niet gesteld of gebleken is dat van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij zijn klachten eerst bij de zorgaanbieder indient. Eveneens is niet gebleken dat de cliënt ter zake hiervan geen verwijt treft.
Het voorgaande brengt mee dat voor zover de klachten niet aan de orde zijn geweest in de kortgedingprocedure en ook niet zijn voorgelegd aan de klachtencommissie, de cliënt ten slotte eveneens niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De geschillencommissie verklaart de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klachten.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke gezondheidszorg op 27 september 2017.